Grenzen en identiteit Flashcards

1
Q

Exclave

A

Stuk grondgebied in een ander land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nationale identiteit

A

Wat voor alle inwoners van het land een gedeelde identiteit is (taal bijvoorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

EEZ

A

Exclusieve Economische Zone (zone op zee wat bij een land hoort)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Economische regio

A

Regio waar gewerkt en verdient wordt (de Randstad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Landschappelijke regio

A

Regio waar natuur is (de Veluwe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bestuurlijke regio

A

Regio waar bestuur is (Den Haag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oblast

A

Provincie (In Rusland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wallonië

A

Frans Gedeelte in België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vlaanderen

A

Vlaams Gedeelte in België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Federatie

A

Staat waarvan de provincies heel onafhankelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Russificatie

A

Het Russisch maken van gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Autonomie

A

Zelfbestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Soevereiniteit

A

Wanneer andere je recht op zelfbestuur accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ontkerkelijking

A

Het verdwijnen van kerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pluriformiteit

A

Het bestaan van meerdere culturen in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tolerantie

A

De acceptatie van andere culturen

17
Q

Lokale identiteit

A

Je stad of dorp

18
Q

Regionale identiteit

A

Je provincie

19
Q

Exclusiviteit

A

Alleenrecht op een gebied

20
Q

Territorium

A

Gebied

21
Q

Ontgrenzing

A

Het verdwijnen van grenzen

22
Q

Zachte grens

A

Grens waar je makkelijk overheen komtH

23
Q

Harde grens

A

Grens waar je niet zomaar overheen komt

24
Q

Natuurlijke grens

A

Grens gevormd door de natuur (bergen - zee)

25
Q

Kunstmatige grens

A

Grens gemaakt door mensen (tussen Belgie en Nederland bijvoorbeeld)

26
Q

Separatisme

A

Je willen afscheiden van een land

27
Q

Euregio

A

Samenwerking tussen landen in Europa

28
Q

Territorialiteitsbeginsel

A

Het territorium bepaalt welke taal er gesproken wordt, niet een meerderheid.

29
Q

Meerderheidsbeginsel

A

Een meerderheid bepaalt welke taal er gesproken wordt, niet het territorium