Golven Flashcards

1
Q

Amplitude

A

De maximale uitwijking van een trilling ten opzichte van zijn evenwichtsstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Boventoon

A

Een toon die hoger klinkt dan de grondtoon en een veelvoud is van de grondtoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Buik

A

Plaatsen in een staande golf waar de amplitude maximaal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eigenfrequentie

A

De frequentie waarmee een voorwerp gaat trillen wanneer het vanuit een evenwichtspositie wordt bewogen en vervolgens wordt losgelaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fase

A

Het aantal periodes (trillingstijden) dat doorlopen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Faseverschil

A

Het verschil in fase (hoeveel periodes voor of achter lopen) tussen twee trillingen of golven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Frequentie

A

Het aantal trillingen per seconde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geluid

A

Een drukgolf die zich voortplant door een medium, zoals lucht (gas), water (vloeistof) of glas (vaste stof).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geluidssnelheid

A

De snelheid waarmee het geluid door een stof beweegt (voortplantingssnelheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gereduceerde fase

A

Het deel van één periode van een trilling, dat al is uitgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Golf

A

Een trilling die zich voortplant door de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Golflengte

A

De afstand die een golf in één trillingstijd aflegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Grondtoon

A

De laagste toon die een instrument kan produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Harmonische trilling

A

Een trilling waarvan het (uitwijking,tijd)-diagram sinusvormig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Knoop

A

Plaatsen in een staande golf waar de amplitude 0 is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Licht

A

Elektromagnetische golven waarvan de golflengten door het menselijk oog waargenomen kunnen worden.

17
Q

Lichtsnelheid

A

De snelheid waarmee licht zich voortbeweegt.

18
Q

Longitudinale golf

A

Een golf waarvan de deeltjes trillen in de bewegingsrichting van de golf, zoals bij geluid.

19
Q

Lopende golf

A

Een trilling die zich voortplant en als golf van de bron af beweegt.

20
Q

Periode

A

De tijdsduur voor één herhaling van een trilling, ook wel de trillingstijd genoemd.

21
Q

Resonantie

A

Gedwongen trilling waarbij de frequentie dicht bij de eigenfrequentie ligt, waardoor er grote uitwijkingen ontstaan.

22
Q

Staande golf

A

Een stabiel golfpatroon dat zich niet lijkt te verplaatsen.

23
Q

Transversale golf

A

Een golf waarvan de deeltjes loodrecht op de bewegingsrichting trillen.

24
Q

Trilling

A

De periodieke beweging van een voorwerp rondom een evenwichtsstand.

25
Q

Uitwijking

A

De afstand tot de evenwichtsstand op een zeker moment.