Elektrische systemen Flashcards
Aardlekschakelaar
Schakelaar die de stroom automatisch uitschakelt als er stroom weglekt door een mankement in een apparaat of de stroomdraden.
Accu
Oplaadbare batterij, waar bij het opladen elektrische energie wordt omgezet in chemische energie.
Batterij
Voorwerp dat als spanningsbron elektrische energie (en dus stroom) levert vanuit de chemische energie die is opgeslagen in de batterij.
Diode
Een elektrisch component die stroom alleen in één richting doorlaat.
Elementaire lading
De kleinste elektrische ladingseenheid; de lading van een proton of een elektron.
Ionisatie-energie
De energie die nodig is om een elektron vrij te maken van het atoom.
Kortsluiting
De storing die ontstaat als twee draden elkaar raken en daardoor de stroom direct terug gaat naar de spanningsbron.
kWh-meter
Een apparaat dat de verbruikte elektrische energie meet in kWh.
Lading
Een eigenschap van protonen (positieve lading) of elektronen (negatieve lading).
Lamp
Voorwerp dat gemaakt is om licht te geven.
LDR (light dependent resistor)
Lichtgevoelige weerstand, waarbij de weerstand afneemt als er meer licht op valt.
Motor
Een apparaat dat bepaalde soorten energie omzet in bewegingsenergie om een vervoermiddel voort te bewegen of een werktuig aan te drijven.
NTC (negatieve temperatuurcoëfficiënt)
Weerstand die afneemt als de temperatuur stijgt.
Ohmse weerstand
Een weerstand waarbij er een lineair verband is tussen de spanning over de weerstand en de stroomsterkte door de weerstand.
Parallelschakelingen
Schakelingen waarbij elk apparaat een eigen aansluiting heeft op de spanningsbron, de spanning op elk apparaat even groot is, de stroom zich vertakt over elk apparaat en de stroomsterkte afhangt van de weerstand.
PTC (positieve temperatuurcoëfficiënt)
Weerstand die toeneemt als de temperatuur stijgt.
Serieschakelingen
Schakelingen waarbij de stroomsterkte achtereenvolgens door elk apparaat gaat en dus overal even groot is, en de spanning wordt verdeeld over de onderdelen.
Soortelijke weerstand
De mate waarin een materiaal stroom geleidt of weerstaat.
Spanning
De hoeveelheid elektrische energie die nodig is om een bepaalde stroom door de stroomkring te duwen.
Spanningsbron
Een bron voor elektrische spanning, zoals een batterij, accu, dynamo of zonnecel.
Spanningsdeler
Een schakeling die de spanning in delen verdeelt.
Spanningsmeter
Instrument om de spanning te meten (Voltmeter).
Stroom
Elektrische lading die zich verplaatst of rondgaat in een stroomkring.
Stroomkring
Een gesloten elektrisch circuit waarin de stroom rond kan gaan.
Stroommeter
Instrument om de stroomsterkte te meten (Ampèremeter).
Stroomsterkte
De hoeveelheid lading die per seconde door een stroomkring gaat.
Verwarmingselement
Een elektrische weerstand in een elektrische verwarming die elektrische stroom omzet in warmte.
Vrije elektronen
De ladingdragers van elektrische stroom.
Weerstand
Een eigenschap van een voorwerp dat ervoor zorgt dat de stroom (elektronen) wordt tegengewerkt.
Wetten van Kirchhoff
Een tweetal wetten (de stroomwet en de spanningswet) bedacht door de natuurkundige Kirchhoff.
Zekering
Voorwerp in de meterkast dat de stroom onderbreekt als de stroom te groot wordt.