GK les 2; Farmacologie Flashcards

1
Q

klaring

A

snelheid waarmee een stof door het lichaam uit het bloed wordt verwijderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gevolgen veroudering bij medicijn opname

A

lichaamswater en spiermassa neemt af -> toename lichaamsvet -> verlengde halfwaardetijd -> verhoogd bloedspiegels -> soms stapeling geneesmiddel in lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nierfunctie ouderen

A

nierfunctie bij ouderen is verlaagd

oudere heeft een nierinsufficiëntie tot het tegendeel is aangetoond

hierdoor moeten dosering van aantal medicamenten worden verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

farmacokinetiek

A

opname en verdeling door het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gevolgen veroudering op de farmacokinetiek

A
  • minder goede verwerking -> veranderde resorptie, minder renale of hepatische klaring
  • achteruitgang nierfunctie
  • absorptie gaat achteruit door afgenomen capaciteit dunne darm
  • geneesmiddel blijft langere tijd in hogere doseringen aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

farmacodynamiek

A

effect van geneesmiddel op het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verandering farmacodynamiek ouderen

A

reactie van het lichaam op geneesmiddelen kan versterkt zijn
agonist -> versterkend
antagonist -> gaat werking tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

polyfarmacie

A

gebruik van 2 of meer voorgeschreven geneesmiddelen
definitie in praktijk : 5 of meer medicijnen tegelijkertijd chronisch gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolgen polyfarmacie

A

5,6% van acute ziekenhuisopnamen is medicatiegerelateerd
dit kan voorkomen worden door na starten met nieuwe medicatie de bijwerkingen goed te monitoren

gaat vaak gepaard met onderbehandeling vanwege kans op bijwerkingen word medicatie niet gestart en word er gestopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarom reageren ouderen anders op medicatie dan jongeren

A

verminderde werking van lichaamsprocessen
receptoren op celniveau zijn verminderd waardoor medicatie minder goed werkti

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

interactie

A

farmacologische of klinische respons bij een combinatie van 2 of meer geneesmiddelen die verschilt van de verwachte respons bij afzonderlijke toediening van de geneesmidellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

drug-drug-disease interaction

A

interacties tussen geneesmiddel en aanwezige aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

drug-drug interactions

A

interacties tussen geneesmiddelen onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

renale klaring

A

snelheid waarmee bepaalde stof door het lichaam uit het bloed word verwijderd

deze is verlaagd met een niet goed functionerende nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hepatische klaring

A

de mate waarin het klarende orgaan geneesmiddelen uit het bloed kan verwijderen

deze is laag bij een niet goed functionerende lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

6 stappen om kans op geneesmiddelen gerelateerde probleem te verkleinen

A

stap1; probleemstelling-> diagnose vaststellen en bestaande therapieën evalueren
stap2: behandeldoel -> doel behandeling vaststellen, curatief, symptomatisch, preventief of palliatief

stap 3 behandelopties; (niet)medicamenteuze behandelopties (EBP)
stap4 controleren of keuze geschikt is voor patiënt -> contra-indicaties, interacties met andere geneesmiddelen, voedsel, bijwerkingen
stap5; recept en patiënten informatie -> recept schrijven, informeren niet medicamenteuze en medicamenteuze therapie
stap 6: follow up -> plan controle, bij(werking), therapietrouw + controle parameters

17
Q

medicatiebeoordeling STRIP-methode

A
  • farmaceutische anamnese
  • farmacotherapeutische analyse
  • opstellen conceptbehandelplan
  • vaststellen behandelplan
  • follow up en monitoring
18
Q

via welke ader worden vanuit de darm opgenomen medicijnen naar de lever getransporteerd

A

vena portae (poortader)

19
Q

Wat gebeurt er met de halfwaardetijd en de bloedspiegels van een vet oplosbare medicijn
(diazepam, een benzodiazepine) bij een relatieve toename van lichaamsvet?

A

de
halfwaardetijd en de bloedspiegel stijgen beide

20
Q

Wat is het doel van de medicamenteuze behandeling bij ouderen?

A

curatief -> genezen
symptomatisch, = symptoombestrijding en comfort
preventief, = voorkomemn
palliatief = kwaliteit van leven nastreven
(alle antwoorden juist)