Gezegdes Flashcards
1
Q
lästern über?
A
achter iemands rug om praten
2
Q
Tratschen über
A
roddelen
3
Q
Jemand ausgrenzen
A
Iemand buitensluiten
4
Q
jemand die Stirn bieten
A
voor zichzelf opkomen
5
Q
Den Mund vollnehmen
A
opscheppen
6
Q
sprachlos sein
A
met de mond vol tanden/geen woorden voor iets hebben
7
Q
Unverschämt sein/die Unverschämheit
A
onbeleefd zijn
8
Q
schlagfertig sein/die Schlagfertigkeit
A
goed en snel op negatief commentaar reageren
9
Q
nicht auf den Mund gefallen sein
A
Niet op de mond gevallen