Geschiedenis H9, H10 en staatsinrichting Flashcards

1
Q

Ideologie

A

Stelsel van ideeën over de manier waarop een samenleving zou moeten worden ingericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

totaliotairisme

A

Een staat heeft bijna volledige controle over het dagelijks leven van mensen in politiek, cultureel, sociaal, godsdienstig en economisch opzicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

massaorganisatie

A

Organisatie waarvan een grote groep mensen deel uitmaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Consumptie maatschappij

A

Een samenleving met een hoog percentage middenklasse huishoudens die voldoende inkomen hebben om naast onderdak, ook voeding, kleding en andere luxeproducten aan te schaffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wereldkapitalisme

A

De wereldwijde verwevenheid van de markteconomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Economische crisis

A

Periode van economische achteruitgang, waarbij sprake is van grote werkloosheid en een verslechterde levensstandaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

accommodatie

A

Het zich aanpassen aan een nieuwe situatie; men spreekt van accommodatie als de bevolking van een bezet land het gewone leven zo veel mogelijk probeert voort te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

antisemitisme

A

Haat tegen en/of discriminatie van Joden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

appeasementpolitiek

A

Letterlijk ‘verzoeningspolitiek’: de buitenlandse politiek van Groot-Brittannië en Frankrijk in de jaren 30, die erop was gericht een oorlog met Duitsland te voorkomen door steeds toe te geven aan de wensen en eisen van Hitler.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bezetting

A

De toestand waarin een land door een ander land is veroverd en het bestuur door dat andere land wordt gecontroleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

collaboratie

A

Samenwerking met de vijand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

discriminatie

A

Het apart beoordelen en behandelen van een bepaalde groep of persoon vanwege bijvoorbeeld ras, geloof, uiterlijk, geslacht of seksuele voorkeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fascisme

A

Een ideologie die in de jaren twintig onder leiding van Benito Mussolini opkwam in Italië; streeft een sterke staat na onder leiding van een sterke man en is gericht tegen democratie, kapitalisme en communisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

genocide

A

Stelselmatige uitroeiing van een volk of bevolkingsgroep, ook wel ‘volkenmoord’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Holocaust

A

De systematische vernietiging van zes miljoen Europese Joden door de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog. Afgeleid van het Griekse woord voor ‘brandoffer’; ook wel aangeduid als ‘Shoah’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

massavernietigingswapens

A

Een wapen dat in één keer (tien)duizenden mensen van het leven berooft.

17
Q

nationaalsocialisme

A

Een ideologie die in de jaren twintig onder leiding van Adolf Hitler opkwam in Duitsland en die wordt gezien als een variant op het fascisme, maar dan aangevuld met racisme en antisemitisme.

18
Q

nazificatie

A

Het streven van de nationaalsocialisten om een vrije samenleving om te vormen tot een maatschappij die is gebaseerd op nationaalsocialistische beginselen, onder meer met behulp van propaganda.

19
Q

racisme

A

Het op grond van fysieke (vaak uiterlijke) kenmerken indelen van de mensheid in rassen, uitgaande van de gedachte dat die een verschillende oorsprong hebben. Gaat meestal gepaard met discriminatie.

20
Q

Shoah

A

Hebreeuws voor ‘catastrofe’: zie Holocaust.

21
Q
A