Biologie H7 Flashcards
De ecologie
De ecologie bestudeerd alle relaties tussen een organisme en Stijn omgeving
Biotische factoren
Alle invloeden op een organisme vanuit de levende natuur
Abiotische factoren
Alle invloeden op een organisme vanuit de niet levende natuur
Populatie
Een groep organisme van dezelfde soort
Levensgemeenschap
Meerdere verschillende populaties die samen in een gebied leven heet een levensgemeenschap
Het ecosysteem
Een levensgemeenschap + alle abiotische factoren in een gebied
Biotoop
Allemaal verschillende abiotische factoren samen
Soortensamenstelling
De verschillende soorten die samenleven in een gebied. De samenstelling word uitgekozen door de abiotische factoren
Zand bodems
Zijn grote korrels, water verdwijnt dus snel maar er blijft wel veel zuurstof in de grond zitten
Klei bodem
Kleine korrels, water gaat minder snel uit de bodem maar er is minder zuurstof
Humus
Is een voedingsrijk bodem van bacteriële afbraak producten dit laagje zorgt voor de juiste zuurstof en water concentratie
Licht
Is belangrijk voor de fotosynthese van planten. Maar het is ook voor dieren belangrijk in de vorm van de dagindeling
Water
Belangrijk voor de planten, planten in een vocht rijke omgeving hebben grote bladeren, korte wortels en en klein laagje cuticula. Planten in een vocht arme omgeving hebben veel kleine bladeren, een lange wortel en een dikke laag cuticula. Ook is het belangrijk voor waterorganismen is water belangrijk. De samenstelling van mineralen en zouten die in het water zitten hebben veel invloed op welke dieren er in het water leven
De temperatuur
Enzymen zijn belangrijk in vrijwel alle cel processen. De temperatuur is van invloed op de werking van de enzym. Meestal is het hoe lager de temperatuur hoe lager de activiteit. De enzym heeft het meeste effect tussen de 0 en 45 graden, dit is vooral bij planten zo. Bij dieren heb je koud en warmbloedige dieren. Warmbloedige dieren kunnen beter tegen de kou.
Versprijdinggebied
De verschillende gebieden waar een soort voorkomt
Tolerantie
Hoe goed organismen zich kunnen aanpassen aan wisselende omstandigheden en abiotische factoren in hun omgeving
Optimaal milieu
De meest genuttigde omstandigheden voor een soort
Hoge/lage tolerantie
Kan een soort grote verschillen van abiotische factoren aan heeft het een hoge tolerantie. Kunnen onder meerdere omstandigheden goed overleven (generalisten) Kan een soort dat niet heeft het een lage tolerantie, zoals als een dier maar in een bepaald ding goed is (specialisten)
Optimumkromme
Tussen deze waarden kan een soort overleven
Tolerantiegrens
De uiterste waarde waarin een soort kan overleven.
Biologisch evenwicht
Een ecosysteem heeft een biologisch evenwicht, soms zijn er iets meer van deze soort, soms iets meer van de andere soort, maar het schommelt tussen optimale waardes, het word beïnvloed door de abiotische factoren, maar ook door relaties tussen individuele organisme binnen een populatie en tussen verschillende populaties.
Coöperatie
De samenwerking tussen individuen van dezelfde soort.
Symbiose + de 3 soorten
De samenwerking tussen verschillende soorten in een ecosysteem, er zijn 3 soorten symbiose:
1: mutualisme: beide soorten hebben een voordeel van de samenleving
2: commensalisme: 1 van de 2 soorten heeft een voordeel bij het samenleven, voor de ander levert het geen voordeel/nadeel
3: parasitisme: 1 van de 2 soorten is in het nadeel van de samenleving. 1 soort maakt gebruik van de andere soort die daar uiteindelijk slechter van word
Concurrentie + de 2 soorten concurrentie
Wanneer meerdere individuen iets willen dat slechts beperkt voorradig is. Soms kan concurrentie moordend zijn.
1: intraspeciafieke concurrentie, concurrentie tussen dezelfde soort op gebied van voortplanting
2: insterspeciafieke concurrentie, concurrentie tussen verschillende soorten op gebied van voedsel/leefgebied
Predator-prooi cyclus
De hoeveelheid van de populaire jagers en de populatie proost is afhankelijk van elkaar. Veel prooi -> veel jagers -> eet prooi grotendeels op -> weinig prooi -> weinig te eten voor jager -> meer prooien blijven over want worden niet opgegeten en het begint weer opnieuw
De populatie dichtheid (factor dynamisch evenwicht in soort)
Hoeveel individuen er in een soort leven. Dit hangt af van hoe goed/slecht de optimale omstandigheden zijn.
Dichtheids(on)afhankelijke factoren
Dichtheidsafhankelijke factoren, invloed op populatiedichtheid veroorzaakt door de grootte van de populatie: voetselrelaties (wie eet wat), parasitisme, intraspeciafieke concurrentie
Dichtheidsonafhankelijke factoren: invloed op dichtheid vanuit abiotische factoren
Migratie
Inheemse soort: een soort die al langere tijd in een ecosysteem aanwezig is
Uitheemse soort/exoot: een soort die nieuw is in een ecosysteem
Invasive export: een nieuwe soort die het voortbestaan van inheemse soorten bedreigt door concurrentie