Duits Flashcards

1
Q

Wanneer gebruik je wat, werden/gehen/fahren

A

Werden: als je het over de toekomst hebt en er een tweede werkwoord in de zin staat
Fahren: als je onderweg bent, behalve bij lopen
Bij de rest
(Gehen en fahren mag vaak allebei)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer gebruiken, nach/zu

A

Nach gebruik je bij topografische plekken en in de uitdrukking naar huis gaan
Zu gebruik je bij de rest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanner gebruik je für en wanneer vor

A

Für: vaak voor iemand of iets
Vor: gebruik je als het gaat om het voorzetsel voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Werkwoorden hanen/sein/werden

A

Ich habe bin werde
Du hast bist wrist
Er/sie/es hat ist wird
Wir haben sind werden
Uhr habit seit werdet
Sie/sie haben sind werden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werkwoorden gewoon, d/t en s klank

A

Hele werkwoord - en
Gewoon: e, st, t, en, t, en
D/t op eind: e, est, et, en, et, en
S klank: e, t, t, en, t, en

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Modale werkwoorden

A

Bij ich niks achter werkwoord - en doen
Du: + st
Bij er/sie/es alleen hele werkwoord - en
Wir/ihr/sie/Sie is hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aanhef brief man en vrouw:

A

Man: Sehr geehrter Herr, naam/achternaam
Vrouw: Sehr geehrte Frau, naam/achternaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eerste zin regel:

A

Bij de eerste zin na de aanhef GEEN hoofdletter, want na de aanhef komt een komma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Alinea’s

A

Strat bij elk echt nieuw onderwerp een nieuwe alinea, het mag geen hele lap tekst zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Slotzin:

A

Ich hoffe auf eine baldige Antwort!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Groet:

A

MIT freundlichen Grüßen GEEN KOMMA
Naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer Uhr/Stund

A

Uhr voor kloktijden
Stunde voor de rest, bijv de duur van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly