Eco 2.4 en 4.1 Flashcards

1
Q

2 manieren om naar de verdeling van de inkomens van een land te kijken:

A
  • categoriale inkomensverdeling, de verdeling over de primaire inkomens, loon, rente, huis, pacht en winst
  • personele inkomensverdeling, de verdeling van de primaire inkomens over personen of huishoudens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De lorenzcurve

A

Een grafische weergave van inkomensverdeling in een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stap 1 voor het tekenen van de lorenzcurve

A

Zet de personen in de juiste volgorde van laag naar hoog inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stap 2 bij het maken van de lorenzcurve

A

Verdeel de personen in gelijke groepen van laag naar hoog inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stap 3 bij het maken van de lorenzcurve

A

Bereken voor elke groep procentuele aandelen:
Procentuele aandelen personen: stel je hebt 5 gelijke groepen gemaakt uit alle personen is elke groep zijn procentuele aandeel personen 20%.
Procentueel aandeel inkomen: het inkomen van de groep als percentage van het totale inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stap 4 bij het tekenen van de lorenzcurve

A

Maak de procentuele aandelen cumulatief, bij elkaar optellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stap 5 bij het maken van de lorenzcurve

A

Teken de lorenzcurve mbv de cumulatieve percentages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als % van het totaal 2e kolom

A

Deel : geheel x 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cumulatief als % in het totaal (3e kolom)

A

Percentages van 2e kolom bij elkaar optellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nivelleren

A

Het beleid van de overheid die en voor probeert te zorgen dat het verschil tussen de inkomensverschillen kleiner wordt. Dit doen ze door het secundaire inkomen -> primair inkomen - belastingen en premies (via progressief belastingstelsel) + sociale uitkeringen en toeslagen (voor vooral lagere inkomensgroepen) = secundair inkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Factoren voor de vraag naar een product

A
  • de prijs van het product
  • de prijs van andere producten
  • de behoeften van de consument
  • het inkomen van de consument
  • het aantal consumenten (bepaalt de vraag van alle consumenten, de collectieve vraag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een collectieve vraaglijn

A

Een collectieve vraaglijn geeft het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Collectief

A

Bekijk de vraag naar het product van alle consumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ceteris paribus

A

Voor de vraaglijn worden alle andere factoren dan de prijs van het product constant verondersteld (zoals bijvoorbeeld de prijs van andere producten en het inkomen van de consument).
In een formule en een grafiek ziet het model er bijvoorbeeld als volgt uit:
Qv = –3 P + 18
P is de prijs in euro’s.
Q is de gevraagde hoeveelheid per stuk.
De betalingsbereidheid is de maximale prijs die de consument wil uitgeven aan een product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 veranderingen van de vraaglijn

A
  • verschuiving op/langs de vraaglijn: als de prijs van het product veranderd veranderd de vraag, maar de vraaglijn veranderd niet.
  • verschuiving van de vraaglijn: de vraaglijn verschuift in zijn geheel als iets anders dan de prijs van het product veranderd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Factoren voor het aanbod van een product

A
  • de prijs van het product
  • de prijzen van de productiefactoren, kapitaal, arbeid, natuur
  • de kwaliteit van de productiefactoren, arbeid en kapitaal
  • natuurlijke omstandigheden
  • het aanbod producenten
17
Q

De collectieve aanbodlijn

A

Geeft het verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid
Collectief: Het aanbod van het product van alle producenten.
Ceteris paribus: Voor de aanbodlijn van alle andere factoren dan de prijs van het product constant verondersteld (zoals de prijzen van de productiefactoren.)
In een formule ziet dat er zo uit:
Qa = 3 P – 6
P is de prijs in euro’s.
Qa is de aangeboden hoeveelheid in stuks.
De leveringsbereidheid is de prijs die de producent minimaal voor het product wil hebben.

18
Q

2 varianten van een collectieve aanbodlijn:

A

De standaard aanbodlijn: er bestaat een positief verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid van een normale goed. Een hoge verkoopprijs = een hogere winst = meer aanbod. Het snijpunt met de y-as geeft de minimale leveringsbereidheid weer.
De verticale aanbodlijn: de aangeboden hoeveelheid staat vast en is onafhankelijk van de prijs.

19
Q

Marktevenwicht

A

Als je een vraag en aanbod lijn samen in de grafiek zet, is het punt waar de lijnen zich snijden het marktevenwicht, er is geen overschot of tekort in de markt.

20
Q

2 situatie sin een vraag en aanbod grafiek:

A

Situatie 1: De prijs ligt boven het marktevenwicht.
• Aanbod > vraag, er is een aanbodoverschot
• Producenten verlagen de prijs om het overschot te verkopen
• Door de lagere prijs
Gaan sommige producenten failliet
Neemt de vraag toe
• Er is weer marktevenwicht

Situatie 2: De prijs ligt onder het marktevenwicht.
• Vraag > aanbod, er is een vraagoverschot
• Omdat er sprake is van schaarste, verhogen producenten de prijs
• De hogere prijs trekt nieuwe producenten aan, een aantal consumenten haakt af
• Er is weer marktevenwicht

21
Q

Een markt van volkomen concurrentie bestaat uit 4 kenmerken:

A

1: Veel vragers en aanbieders, vragers en aanbieders hebben geen invloed op prijs, de prijs is voor een ondernemer gegeven.
2: Homogene goederen, consumenten ervaren geen verschil tussen goederen en hebben daardoor geen voorkeur.
3: Transparantie Markt, vragers en aanbieders zijn op de hoogte van prijzen en verhandelde hoeveelheden.
4: Vrije toe- en uittreding, iedereen kan de markt betreden, er zijn geen toetredingsbarrières.

22
Q

Surplus

A

Om de gevolgen van overheidsingrijpen te bepalen, maken economen een surplus

23
Q

Consumenten surplus

A

Het consumenten surplus is gelijk aan het verschil tussen de belasting bereidheid en de te betalen prijs. De belastingbereidheid is de prijs die de consument maximaal bereid is te betalen

24
Q

Producenten surplus

A

Het producenten surplus is gelijk aan het verschil tussen de te ontvangen prijs en de leveringsbereidheid. De leveringsdatumbereidheid is de prijs die de producent minimaal wil ontvangen (dat kan de kostprijs zijn, maar hoeft niet)

25
Q

Het totale surplus

A

de som van het consumenten- en producentensurplus en wordt (door sommige economen) gebruikt als beperkte maatstaf voor welvaart.

26
Q

Consumenten surplus berekenen:

A

De oppervlakte van een driehoek is gelijk aan 1/2 x basis x hoogte

27
Q

Producentensurplus bereken je zo:

A

Qua = p - …
P= prijs in euro’s
Qua = aantal stuks