geschiedenis examens pasen Flashcards

1
Q

reconstrueren

A

iets in de oorspronkelijke staat proberen te hesrtellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

archeologen

A

wetenschappers die resten uit het verleden opgraven en onderzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hypothese

A

een veronderstelling een vermoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lucy behoorde tot…….

A

de Australopeticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer leefde Lucy ongeveer?

A

4à3 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waar leefde Lucy?

A

in Oost-Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe kwam het dat zij zo lang bleef leven?

A

ze liep op haar achterste poten bij het verzamelen van voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kunnen wetenschappers met zekerheid zeggen aan de hand van een skelet?

A

de gestalte en de hersenvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de voordelen van rechtop lopen?

A

-kunnen uitkijken
-minder energie verbruiken
-verder weg lopen
-wapens of werktuigen in de handen dragen
-hun hersenen kunnen groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tot welke soort behoorde Turkana Boy?

A

tot de Homo Erectus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer leefde de Homo Erectus?

A

ongeveer 2 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar leefde de homo erectus?

A

in Oost-Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de verschillen met de Australopeticus?

A

-dunnere armen
-langere benen
-grotere hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke nieuwe hulpmiddelen maakten de homo erectus?

A

werktuigen en wapens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de voordelen van die werktuigen en wapens

A

meer voedsel en makkelijker overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de Homo erectus vond vuur wat zijn de voordelen daarvan?

A

licht: is voor de dieren weg-of op te jagen
warmte: is voor hun voedsel te garen(dat is beter verteerbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de vier verschillen vann de huidige mens en onze voorouders

A

-de mens loopt rechtop
-de mens maakt wapens en werktuigen
-de mens gebruikt vuur
-de mens gebruikt taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

is het makkelijk om de stamboom te reconstrueren?

A

nee, we weten niet alles met zekerheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn fossielen?

A

Fossielen zijn versteende resten van lang geleden uitgestorven soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn fossielen?

A

Fossielen zijn versteende resten van lang geleden uitgestorven soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tot wie behoren wij?

A

wij behoren tot Homo Sapiens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wie migreerde als eerst uit Afrika?

A

De Homo Erectus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoeveel jaar geleden bereikten de Homo Sapiens Europa?

A

40.000 jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

door wat heeft mens zich verspreid?

A

door te migreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

in Afrika hebben ze………….. zonlicht

A

hevige zon en is hun huidskleur donker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

in Azië hebben ze een…………………sneeuwklimaat

A

guur sneeuwklimaat en ze hebben spleetoogjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

In Europa hebben ze ………………..zonlicht

A

weinig zonlicht en hebben we een lichte huidskleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Australopeticus bv Lucy wanneer ontstaan

A

4à3 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

waar is de Australopeticus ontstaan?

A

IN Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de Evolutie van de Australopeticus?

A

rechtop lopen maar ook nog klimmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat is het uiterlijk van de Australopeticus?

A

-klein
- lange armen en vingers
-behaard
-kleine hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Homo Erectus bv Turkana Boy wanneer ontstaan?

A

ongeveer 2 miljoen jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar is de Homo Erectus ontstaan?

A

in Afrika

33
Q

Wat is de evolutie ven de Homo Erectus?

A

-rechtop lopen en niet meer klimmen
-werktuigen, wapens en vuur gebruiken

34
Q

wat is het Uiterlijk van de Homo Erectus?

A

-groter
-dunne armen
-behaard
-grotere hersenen

35
Q

wanneer zijn De Homo Sapiens( bv wij) ontstaan

A

ongeveer 350.00 jaar geleden

36
Q

waar zijn de Homo Sapiens ontstaan?

A

in Afrika

37
Q

wat is de evolutie van de Homo Sapiens?

A

-rechtop lopen en niet meer klimmen
-werktuigen, wapens en vuur gebruiken
-taal gebruiken

38
Q

wat is het uiterlijk van de Homo Sapiens

A

-grootst
-minder behaard
-grootste hersenen

39
Q

wat waren de apen die op de savanne uitstierven

A

ze liepen nog op hun voor en achter poten

40
Q

aapachtigen die wat deden stierven niet uit?

A

apen die op twee benen liepen

41
Q

wat zijn voedsel verzamelaars

A

ze verzamelen voedsel uit de natuur

42
Q

een aaseter

A

sommige dieren kon hij vangen , maar meer vlees vonden ze bij dode dieren

43
Q

de voedselverzamelaar at plantaardig voedsel

A

wortels, noten, bessen, zaden, knollen,….

44
Q

de voedselverzamelaar at ook dierlijk voedsel

A

slakken, insecten, aas, larven, wormen,….

45
Q

alles wat van dieren komt is……

A

dierlijk voedsel

46
Q

alles wat van planten komt is ……..

A

plantaardig voedsel

47
Q

om eten te vinden moest de voedselverzamelaar rondtrekken en leven als………….

A

nomaden

48
Q

stok is om….

A

uit te graven

49
Q

kei is om……………..

A

dingen open te breken

50
Q

kei is om……………………………………………

A

beenderen open te breken

51
Q

ijstijd

A

de gemiddelde jaartemperatuur ligt onder de 0°c

52
Q

toendra landschap

A

landschap waar de homo sapiens in terechtkwamen

53
Q

een jager alleen is machteloos…………………

A

in groep zijn ze veel sterker

54
Q

er waren weinig planten……..

A

bessen en geen noten

55
Q

hulpmiddelen om te jagen

A

camoufleren, vuur gebruiken, valkuilen graven

56
Q

wat was geschikt voor het koude klimaat?

A

extra voeding

57
Q

grondstoffen voor ……………………….

A

voeding, kleding, werktuigen ,woning,…………….;

58
Q

een vuistbijl van……………….

A

vuursteen of silex

59
Q

benen harpoenen is om te …………..

A

vissen

60
Q

benen naalden is om te……………

A

naaien

61
Q

klingen zijn?

A

afgeslagen stukken vuursteen

62
Q

stenen pijlpunten

A

……………….

63
Q

wat zijn natuurvolkeren?

A

ze verzamelen voedsel, ze jagen, ze gebruiken stenen werktuigen

64
Q

wat laten wij veel achter?

A

onverteerbare afval

65
Q

door wat krijgt een steen en scherpere rand?

A

door stukken ervan af te slaan

66
Q

de oudste werktuigen zijn van…………….

A

steen

67
Q

de werking evolueert heel……………

A

langzaam

68
Q

wat is het verschil tussen de 1e en de 2e fase?

A

er is veel meer variatie, veel fijner, meer materialen

69
Q

de natuurvolkeren komen overeen met de …………………….?

A

voedselverzamelaar-jager

70
Q

natuurvolkeren

A

inuit, dajaks, san,pygmeeën

71
Q

economisch domein

A

voedsel, kleding, woning, werk, handel en transport

72
Q

cultureel domein

A

communicatie, onderwijs, godsdiensten, kunst, levensbeschouwingen,wetenschap

73
Q

politiek domein

A

afspraken, organisatie, regels, wetten, plichten, rechten

74
Q

sociaal domein

A

individu, groep, verhouding tussen mensen, rollenpatronen, opvoeding

75
Q

de prehistorie

A

3 miljoen jaar geleden tot 3500 v.C

76
Q

het oude Nabije Oosten

A

3500 v.C tot 800 v.C

77
Q

de klassieke oudheid

A

800 v.C tot 500 n.C

78
Q

de middeleeuwen

A

500 tot 1450

79
Q

de vroegmoderne tijd

A

1450 tot 1750

80
Q

de moderne tijd

A

1750 tot 1945

81
Q

de hedendaagse tijd

A

1945 tot nu