geschiedenis Flashcards

1
Q

propaganda

A

Politieke reclame om mensen te overtuigen van en te laten gehoorzamen aan de ideeën van een bepaalde persoon of partij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beurskrach

A

Massale en plotselinge ineenstorting van de koersen op een aandelenbeurs; in het bijzonder het inzakken van de beurs van New York in 1929, waardoor een wereldwijde economische crisis ontstond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

machtigingswet

A

Een wet waarbij het parlement (een deel van) zijn bevoegdheden overdraagt aan de regering, zodat die zonder democratische controle een crisissituatie kan oplossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dawesplan

A

Plan (uit 1924) van een internationale commissie onder leiding van de Amerikaan Charles Dawes dat gericht was op verlichting van de Duitse herstelbetalingen aan de geallieerden. Volgens dit plan mocht Duitsland ook buitenlands geld lenen om zijn economische crisis te bestrijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

parlementaire democratie

A

Politiek stelsel waarin een democratisch gekozen parlement de hoogste macht heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rijksdagbrand

A

De brand die (in 1933) het Duitse parlementsgebouw in Berlijn verwoestte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nazificatie

A

Het streven van de nationaalsocialisten om een vrije samenleving om te vormen tot een maatschappij die is gebaseerd op nationaalsocialistische beginselen, onder meer met behulp van propaganda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De gedwongen tewerkstelling van arbeiders uit de bezette gebieden in de Duitse oorlogsindustrie.

A

arbeidsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

appeasementpolitiek

A

De buitenlandse politiek van Groot-Brittannië en Frankrijk in de jaren 1930, die erop was gericht een oorlog met Duitsland te voorkomen door steeds toe te geven aan de wensen en eisen van Hitler. Letterlijk: ‘verzoeningspolitiek’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Volksgemeinschaft

A

Onder nationaalsocialisten populaire aanduiding voor een ideale, harmonieuze en ‘raszuivere’ samenleving. Letterlijk: ‘volksgemeenschap’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

herstelbetaling

A

Een vergoeding (in geld of in goederen) voor geleden oorlogsschade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

totalitair regime

A

Een regering die bijna de volledige controle heeft over het dagelijks leven van mensen in politiek, cultureel, godsdienstig, sociaal en economisch opzicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rechtsstaat

A

rechtsstaatEen staat waarin wetten de staatsmacht inperken en burgers verzekerd zijn van eerlijke rechtspraak, vrijheid van meningsuiting, vakbondsvrijheid en dergelijke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

antisemitisme

A

Haat tegen en/of discriminatie van Joden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geallieerden

A

In de Eerste en Tweede Wereldoorlog: bondgenoten tegen Duitsland, vooral Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland/de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Republiek van Weimar (ook: Weimarrepubliek)

A

De Duitse republiek die begon met de nieuwe grondwet (van 1919) en eindigde met de machtsovername door Adolf Hitler in 1933.

17
Q

NSDAP

A

Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij: Duitse nationalistische en racistische politieke partij die (van 1920 tot 1945) streefde naar verbetering van de toestand van het Duitse volk door middel van sterk politiek leiderschap, afschaffing van de vrijheid van meningsuiting en de democratie, een sterk door de staat gestuurde economie en maatschappelijke uitsluiting van bepaalde groepen, onder wie Joden.

18
Q

communisme

A

Stroming binnen het socialisme die het lot van de arbeidersklasse wil verbeteren door middel van een revolutie, die moet leiden tot een klasseloze samenleving en gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen.

19
Q

Verdrag van Versailles

A

Vredesverdrag van de Eerste Wereldoorlog, in 1919 afgesloten tussen de geallieerden en Duitsland. In het verdrag werd onder meer bepaald welke delen van het grondgebied Duitsland moest afstaan en herstelbetalingen aan de geallieerden moest doen.

20
Q

dolkstootlegende

A

Complottheorie die de schuld voor het verlies van de Eerste Wereldoorlog bij de regering van de Republiek van Weimar neerlegde.