geschiedenis Flashcards

1
Q

senaat wie?
2

A

-patres familias van de families uit het patriciaat
- ex magistraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

senaat hoeveel
2

A
  • aanvankelijk 300
    -later 600 en meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

senaat termijn
1

A

voor het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

senaat taken?
4

A
  • adviezen aan magistraten
    -voorstellen nieuwe wetten
    -controle van de rijksfinanciën=schatkist
  • controle va de magistraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

senaat macht?
1

A

wetgevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

volksvergadering wie?
1

A

alle burgers (Patriciërs + Plebejers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

volksvergadering hoeveel?
1

A

duizenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

volksvergadering termijn?
1

A

voor het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

volksvergadering taken?
3

A

-magistraten verkiezen
- wetten stemmen
- beslissen over oorlog en vrede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

volksvergadering macht?
1

A

wetgevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

consul wei?
1

A

verkozen burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

consul hoeveel?
1

A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

consul termijn?
1

A

1 jaar (pas hernieuwbaar na 10 jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

consul taken?
4

A
  • recht spreken
  • republiek leiden
    -leger aanvoeren
    -senaat en volksvergadering voorzitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

consul macht?
2

A

uitvoerend en rechterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lagere magistraten wie?
1

A

verkozen burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lagere magistraten termijn?
1

A

1 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

lagere magistraten macht?
2

A

uitvoerend en rechterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wanneer was de Romeinse republiek

A

509 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de senaat was een elitaire vergadering

A

een klein groepje rijke mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

nieuwe wetten in Rome werden uitgevaardigd in naam van de senaat en het volk

A

wetten worden voorgesteld in de senaat en gestemd in de volksvergadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de troeven om een politieke carrière uit te bouwen in de Romeinse republiek
8

A
  • afkomst
    -geslacht
    -omkoperij
    -populariteit
    -redenaarstalent
    -rijkdom
    -succes in de oorlog
    -vrijgevigheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

consuls waren altijd met 2

A

Elke consul was elk 6 maanden aan de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

machtsmisbruik in de republiek voorkomen ze door

A

maximaal 6 maanden aan de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
de magistraten vormden een hiërarchie
om een rangorde te maken en zo verder op te klimmen
26
koninkrijk
staatsvorm met als staatshoofd een erfelijke koning, levenslang aan de macht
26
consuls waren alleen maar ervaren mannen
ze oefenen elke stap een aantal jaren uit
27
de senaat benoemde een dictator
die kreeg alle macht in handen, maar kan maximaal 6 maanden aanblijven
28
republiek
staatsvorm met als staatshoofd een persoon of een groep van personen, door het volk gekozen en meestal beperkt in tijd
28
veel kleine boeren profiteerden niet van de overwinningen in de oorlog
betalen oorlogsbelasting bij terugkeer en kopen van vernielde boerderijen
28
hedendaagse dictator
alle macht
28
vandaag wordt de benaming dictator nog gebruikt voor sommige staatshoofden
Hitler, Kim jong-un, Loekasjenko
29
vetorecht
beslissingen ongedaan maken
30
grootgrondbezitters profiteerden wel van de oorlogssituaties
slaven kopen, boerderijen, arme boeren omkopen
31
Tiberius Gracchus
heeft akkerwet voorgesteld
32
Gaius Marius
heeft een beroepsleger opgericht
33
Julius Caesar
was de laatste consul
34
August/ Octavianus
was de eerste keizer
35
het conflict werd beeïndigd door
politiek geweld
36
oorlog
Romeinen <--> niet-Romeinen
37
burgeroorlog
Romeinen <--> Romeinen
38
het beroepsleger leidde tot burgeroorlog
legioenen volgden trouw hun generaal ook tegen Rome
39
populariteit Julius Caesar 3
- een goede redenaar -zijn moed als soldaat -mensen helpen
40
Regels van de republiek die Julius Caesar overtrad 3
-driemanschap -dictator/ eerst kort, dan voor 10 jaar, dan voor het leven -hij plundert de schatkist van de republiek
41
keizercultus
verering van de keizer als een god
42
waarom werd Caesar vermoord?
Patriciërs met heimwee naar de republiek vonden dat Caesar te veel macht had. Dit is tegen de regels van de republiek en hij wordt vermoord door de senaat = politiek geweld
43
vanaf 27 v.C. was de republiek definitief voorbij
er komt iemand aan de macht die alle macht had gekregen
44
autocratie
alle publieke gezag zonder beperking lag bij 1 heerser
45
machtsmisbruik
onstabiel systeem
46
landbouweconomie
akkerbouw en veeteelt. ze waren in staat om voor de lokale bevolking genoeg voedsel te voorzien
47
basisproducten
werden gemaakt door handelaars vb graan
48
uitbuitingseconomie
de Romeinen profiteerden van de natuurlijke rijkdommen en goedkoop geproduceerde grondstoffen uit de veroverde gebieden
49
luxeproducten
werden gemaakt door rijke burgers vb specerijen
50
import
invoeren
51
export
uitvoeren
52
producent
iemand die producten zelf produceert
53
consument
iemand die producten gebruikt die door iemand anders werden geproduceerd
54
handelaar
iemand die producten zelf koopt en verkoopt
55
slaveneconomie
veel werk ( landbouw, mijnwerker, comfort voor meester,..) werd uitgevoerd door slaven
56
monotheïsme
1 god
57
polytheïsme
2 goden
58
waarom offerden de Romeinen voor de goden
om van hen iets gedaan te krijgen
59
de romeinse godsdienst stond open voor invloeden van buitenaf
goden uit veroverde gebieden worden vaak opnieuw vereerd in Rome
60
geef 3 oosterse cultussen van in de keizertijd
-Cybele -Mithras -Isis
61
keizercultus
verering van de keizer als een god
62
de Romeinen hadden het moeilijk met de Christenen 2 reden
- ze ontstemden de Romeinse goden door offers te weigeren -ze namen afstand van de keizer door hem geen offers te geven
63
de Romeinen waren doorgaans heel tolerant
tegenover de nieuwe religies
64
christenen vervolging 2 redenen
- de christenen weigerden om offers te brengen aan de Romeinse goden en deel te nemen aan de keizercultus -ze waren monotheïstisch
65
waar ontwikkelde de keltische levenswijze zich
in Centraal-Europa
66
waarom mogen we kelten niet omschrijven als ee1 volk?
het zijn aparte stammen die zich verenigen bij oorlog
67
vanaf wanneer komen de kelten in conflict met de romeinen
5de eeuw v.C.
68
waarom jagen de kelten de romeinen schrik? 3
- afgeschilderd als drinken barbaren die zich vol moed in de strijd gooien -uitstekende wapens dankzij de edelmeedkunst -ervaren krijgers die niet stopten met vechten. terwijl de romeinen nog niet ervaren en georganiseerd waren in oorlog voeren
69
landbouwnederzettingen
veefokkers en teelden gewassen (= linzen, tarwe en gerst
70
handel
varkensvlees en keltische stoffen waren enorm trek bij de romeinen
71
de kelten waren de eersten in europa die ...
staal konden bewerken
72
de ambachtslieden maakten van staal...
gereedschap, wapens en sieraden
73
de keltische samenleving was een open landbouwsamenleving
er was dus contact met andere gebieden
74
de kelten hadden een natuurgodsdienst. ze hadden verschillende goden
rivieren, heuveltoppen en bomen werden vereerd
75
ze bouwden geen tempels, maar offerden in de natuur zelf...
door de toenemde contacten namen keltische stammen stillaan ook elementen uit de grieks- romeinse cultuur over
76
verschillen tussen de keltische en de grieks- romeinse religie 2
- de kelten bouwden geen tempels zoals de romeinen maar offerden in de natuur -de kelten hebben een natuurgodsdienst en de romeienen stellen de goden voor als mensen
77
wat is een mengcultuur
een mengcultuur ontstaat wanneer samenlevingen met elkaar in contact komen en deels elkaar cultuur overnemen
78
religie 3
- voorstelling van goden als mensen -versmelting met romeinse goden -tempels geïnspireerd op de romeinse voorbeelden
79
kunst 2
- voorstelling van mensen -overname van mediterrane vormen en motieven
80
wetenschap en schrift
- grieks en latijns schrift voor praktische toepassingen
81
keltische samenleving
- standensamenleving -ongelijkheid onder de bevolking -matriarchaal (erfopvolging langs de vrouwelijke kant) -vrouwen veel meer aanzien en rechten
82
grieks- romeinse samenleving
- standensamenleving -ongelijkheid onder de bevolking -patriarchaal ( erfopvolging langs mannelijke kant) - vrouwen weinig aanzien en rechten
83
wie zorgde voor het einde van de keltische beschaving?
Julius Caesar
84
wie was het laatste keltische stamhoofd?
vercingetorix
85
uitvindingen 9
- graansilo - hoefijzer -houten vat met ijzeren band -houten wiel met ijzeren band - kar met 2 assen -maaimachine -maliënkolder -zeep -mergel ( kalk+klei)
86
elite
-koning /stamhoofd - druïden= rechters, geestelijken -priesters -barden -krijgers
87
gewone vrijen
-ambachtslui -handelaars -vrije akkerbouwers en veetelers
88
onvrijen
- onvrije boeren -slaven
89
cultussen in de ...... tijd
keizertijd
90
herkomst
het oosten van het rijk
91
thema
dood en eeuwig leven
92
deelnemers
enkel ingewijden
93
het romeinse grootrijk economisch ca 200 3
- open economie -stedelijke economie -geldeconomie
94
het westen van het voormalige rijk economisch ca 600 3
- gesloten economie - plattelandseconomie -ruilhandel
95
het romeinse grootrijke ca 200 sociaal 1
- slavernij
96
het westen van voormalige rijk ca 600 sociaal 1
- onvrije boeren
97
het romeins grootrijk ca 200 cultureel 4
- polytheïsme -christenen vervolgd -kunst van hoge kwaliteit -hoge geletterdheid
98
het westen van het voormalige rijke 600 cultureel 4
- monotheïsme -christenen dominant -kunst van lage kwaliteit -lage geletterdheid
99
het romeinse grootrijk ca 200 politiek 3
- keizer -territoriale eenheid - vrede
100
het westen van het voormalige rijk ca 600 politiek 3
- koningen - territoriale verdeeldheid - oorlogen
101
oorzaken van veranderingen 11
- slecht klimaat -minder landbouwopbrengsten -meer ziektes -grootschalige migratie -onrust -onveiligheid onhoudbare onbetaalbaar verdediging -politieke chaos -verbrokkeling van het rijk
102
gevolge van de oorzaken
het einde van het romeinse grootrijk
103
dit jaartal was slecht symbolisch
het was een lange evolutie en ze nemen 476 (einde WRR) als einddatum
104
de prehistorie
3 miljoen jaar geleden tot 3500 v.C.
105
het oude nabije oosten
3500 v.C. tot 800v.C.
106
de klassieke oudheid
800 v.C. tot 500
107
de middeleeuwen
500 tot 1450
108
de vroegmoderne tijd
1450 tot 1750
109
de moderne tijd
1750 -1945
110
de hedendaagse tijd
1945 - nu