Geriatrie 2 Flashcards
Noem 10 oorzaken van omkeerbare dementie en leg dit uit.
- subduraal hematoom (druk op de hersencapillairen),
- meningeoom (druk),
- toenemende zintuiglijke stoornissen: visus en gehoorverlies,
- nierinsufficiëntie (uremie),
- leverinsufficiëntie (ammoniak),
- dehydratie (kleine hersencellen) en
elektrolytenstoornissen (dysfunctie van de hersencelstofwisseling), - AIDS-dementie,
- vitamine B12-deficiëntie (dysfunctie van de hersencelstofwisseling),
- hypothyreoïdie (verlaagde hersencelstofwisseling),
- hydrocefalus (verwijding van de hersenvochtruimtes) en
- sederende versuffende medicijnen.
Noem naast M.S. en Parkinson nog 6 oorzaken van dementie.
Alzheimer, vasculaire dementie, frontaalkwab-dementie, Lewy-body-dementie, ziekte van Huntington en ziekte van Creutzfeldt-Jacob.
Leg uit het verschil tussen dementie en niet aangeboren hersenletsels.
Niet-aangeboren hersenletsel houdt in hersenletsel met uitvalsverschijnselen die wel blijvend zijn maar niet progressief.
Noem 5 vormen van dementie die vaak niet beginnen met geheugenstoornissen en noem bij elk enkele belangrijke kenmerken.
- Frontaalkwabdementie (in de voorhoofdskwabben en slaapkwabben, dit begint met achteruitgang van sociale omgangs vormen en persoonlijkheid),
- Lewy-body-dementie (begint met hallucinaties, aandachtsstoornissen en het verwerken van visuele prikkels, Parkinsonverschijnselen als bewegingsarmoede en stramheid, wisselend beeld),
3, Huntington-dementie (begint meestal tussen 35-45 jaar, soms zelfs voor het 20e, in het begin rusteloos aandoende bewegingen, stemmingsstoornissen en andere psychiatrische stoornissen, is erfelijk, spierstijfheid, onduidelijke spraak en slikstoornissen; de agressie, prikkelbaarheid en achterdocht. - MS-dementie (begint met de lichamelijke MS-verschijnselen),
- Parkinson-dementie (begint met de lichamelijke Parkinson-verschijnselen).
Met welke kenmerken begint de frontaalkwabdementie en hoe verloopt het verder.
Het zit in de het begint met achteruitgang van sociale omgangs vormen. De patiënt gaat op een eigenaardige manier zijn eigen gang, verwaarloost zichzelf, wordt star in zijn denken, rigide en kan het leven niet meer organiseren.
Noem de betekenis van confabuleren en decorumverlies.
Confabuleren is onbewuste verzinsels vertellen om geheugendefecten op te vullen.
Decorumverlies is verlies van gevoel van fatsoen, dingen doen die de persoon vroeger zeker niet zou doen zoals ergens gaan zitten plassen en zichzelf zomaar uitkleden.
Noem de vorm van desoriëntatie die in het verloop van dementie het laatst optreedt.
Desoriëntatie in persoon met uiteindelijk niet meer weten wie je zelf als persoon bent.
Noem met welke leeftijd de ziekte van Alzheimer begint en wat er op den duur daarbij met de hersenschors gebeurt.
De symptomen ontstaan ergens tussen het 40 - 90 jaar. De hersenschors en hippocampus atrofiëren (wegkwijnen). In een later stadium zie je de atrofie van de hersenschors op de scans.
Het absolute bewijs voor Alzheimer stelt men pas na de dood.
Wat is tongapraxie?
Slikstoornissen
Leg uit wat er op weefselniveau gebeurt bij de ziekte van Alzheimer.
Amyloïd (gestapelde eiwitten) wordt niet snel genoeg afgebroken, slaat neer en beschadigt/vergiftigt de zenuwcellen en veroorzaakt dan een ontstekingsreactie.
Noem 3 ziekten die een verhoogd risico veroorzaken op de ziekte van Alzheimer.
Diabetes, hypertensie en atherosclerose.
Noem 3 ziekten die een verhoogd risico veroorzaken op vasculaire dementie.
Trombose/embolie, hypertensie en atherosclerose.
Leg de betekenis uit van een delier.
Een uren tot maanden durende onregelmatige verwardheid en aandachtsstoornis door een hersencelstofwisselingsstoornis.
Noem 7 kenmerken van een delier en leg uit de betekenis van deze symptomen.
- het bewustzijn is niet helder
- de patiënt kan de aandacht niet genoeg richten, verplaatsen en vasthouden
- cognitieve symptomen, zoals desoriëntatie in tijd, plaats en persoon,
- de symptomen ontstaan in een paar uren tot dagen,
- de symptomen zoals aandachtsstoornissen en stemmingsstoornissen wisselen gedurende de dag,
- hallucineren en wanen
- psychomotore hyper- en/of hypo-activiteit (“stil delier”).
Noem de 4 aspecten van hersencelstofwisseling.
- omzetting van de ene stof in de andere
- de uitwisseling van stoffen tussen de hersencel en de omgeving
- de productie van neurotransmitters
- reactie op neurotransmitters.
Noem de 2 symptomen welke volgens DSM (Diagnostic Statistical Manual of mental disorders) minstens gedurende 2 weken aanwezig moet zijn voor de diagnose depressie.
- pathogene somberheid
2. anhedonie, geen plezier meer beleven aan dingen die tot voor kort wel plezierig waren.
Noem de 8 verschijnselen, waarvan er volgens DSM elke dag minstens 5 aanwezig moeten zijn voor de diagnose depressie.
1. Opvallende gewichtsafname of toename
2. slapeloosheid of juist overmatige slaapbehoefte
3. Psychometrische remming
4. gevoelens van uitputting,
5. concentratieproblemen met daarbij niets kunnen onthouden,
6. schuldgevoelens en zelfverwijt,
7. aan de dood moeten denken met suïcidale gedachten
8. bij ernstige depressies treden lichamelijke functiestoornissen zoals pijn, droge mond, droge ogen, obstipatie, het gevoel dat er een steen in de maag zit en seksuele functiestoornissen.
Wat zijn de oorzaken van depressie?
- neurologische aandoeningen zoals MS, Parkinson, CVA en dementie
2, vitamine B-tekorten - infectieziekten zoals hepatitis, influenza, Pfeiffer of hiv
- hyper-of hypothyreoïdie,
- bijwerking van sommige medicijnen,
- overmatig alcohol en drugs of onthouding daarvan,
- chaotisch leven met te weinig perspectief bij jongeren,
- chronische stress,
- een psychotrauma,
- erfelijke en groei-en ontwikkelings-factoren zoals bij neuroticisme,
11 kraambedomstandigheden, - winter invloed.
Noem 4 bijwerkingen van SSRI’s (antidepressiva)
maagdarmklachten, gewichtsproblemen, seksuele stoornissen en rusteloosheid.
Noem de bijwerkingen van tricyclische antidepressiva.
maagdarmklachten, gewichtsproblemen, seksuele stoornissen, glaucoom en dodelijke hartritmestoornissen bij overdosering.
Leg uit waarom het advies is een kuur antidepressiva minstens 6 maanden tot een jaar na het herstel te blijven gebruiken.
Niet te snel stoppen omdat je een verhoogde kans op terugval hebt.
Waardoor hebben veel patiënten in het begin de neiging om te stoppen met de medicatie?
De werking laat 2 tot 4 weken op zich wachten, terwijl een aantal voorbijgaande bijwerkingen zoals bv. angst en onrust juist in het begin optreden.
Bij welke 3 aandoeningen naast de depressie worden antidepressiva nog meer gebruikt?
Bij paniekstoornissen, obsessief-compulsieve stoornissen (steeds terugkerende gedachten) en bij neuropathische pijn.