Geneeskunde 3A1 HC week 6 Flashcards

1
Q

Wat zijn de verschillende redenen voor abortus mondiaal?

A
  • Strikt verboden
  • Voor levensbedreigende situaties
  • Bedreigend voor fysieke gezondheid
  • Bedreigend voor mentale gezondheid
  • Verkrachting of incest
  • Foetale afwijkingen
  • Economische of sociale redenen
  • Op verzoek-> NL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn resultaten van de legalisering van abortus?

A
  • Abortuscijfer daalt
  • Abortus wordt veiliger
  • Abortusproblematiek wordt transparant
  • Goede nazorg
  • Anticonceptie bespreekbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is late zwangerschapsafbreking mogelijk (na 24 weken)?

A
  • Na 24 weken ernstige foetale afwijkingen beoogd gevolg overlijden van de ongeborene
  • Zwangere geeft aan uitdragen niet te kunnen opbrengen en vraagt om afbreking
  • Doorslaggevend criterium voor strafbaarheid ligt in overlevingsmogelijkheden voor de pasgeborene
  • Melden niet-natuurlijke dood bij gemeentelijke lijkschouwer
  • Melden OM, toestemming tot begraven of cremeren?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een overtijdbehandeling?

A

benaming van een vroege abortus die wordt verricht binnen max 44 dagen na de eerste dag van de laatste menstruatie (16 dagen overtijd). Variabele bedenktijd, hoeft geen 5 dagen te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt er besproken op een intake gesprek bij abortuskliniek?

A
  • Verzoek tot afbreking moet door de vrouw worden gedaan, vrijwillig en na zorgvuldige overweging
  • Informatie behandeling, methoden, risico’s
  • Alternatieven bespreken, zoals adoptie
  • Begeleiding aanbieden, nazorg aanbieden
  • Anticonceptie bespreken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de medicamenteuze behandeling?

A

Tweestaps behandeling:
- 200-600 mg mifepristone (dag 0)
- 400-800 mcg misoprostol (dag 1, 2 of 3)
-> 75-85% aborteert binnen 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt een curettage?

A
  • Eerst wordt speculum ingebracht
  • Dilatatie van de cervix
  • Inbrengen suction -> foetus valt uit elkaar en wordt opgezogen
  • Om te voorkomen dat er resten van de baby of placenta achterblijven wordt curret ingebracht en de uterus leeg geschraapt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tot wanneer kan je gebruikmaken van de abortuspil die voorgeschreven wordt door de huisarts?

A

9 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke soorten vormen van hypertensie zijn er in de zwangerschap?

A
  • Chronische hypertensie: essentiële hypertensie, secundaire hypertensie
  • Zwangerschapshypertensie: zonder proteïnurie, met proteïnurie/orgaanfalen/IUGR
  • Gesupponeerde pre-eclampsie: bestaande hypertensie met de novo proteïnurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het beleid bij chronische hypertensie en zwangerschapshypertensie?

A
  • Zwangerschapscontroles (risico op preeclampsie en IUGR)
  • Proteinurie controles
  • Behandeling bloeddruk
  • Inleiding 37-39 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is pre-eclampsie?

A

Zwangerschapsvergiftiging
- Hypertensie
- Proteinurie: 300 mg/24h, EKR > 30, orgaanfalen: nier/lever/neuro/bloed, IUGR, S-Flt1/PIGF, oedeem (handen, voeten en gelaat), onvoorspelbaar, uniek voor zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat pre-eclampsie?

A

Gestoorde cardiovasculaire adaptatie -> gestoorde trofoblastinvasie -> intervilleuze hypoxie -> oxidatieve stress -> endotheeldysfunctie -> vaatspasme -> preeclampsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan er bij pre-eclampsie gebeuren op cardiovasculair niveau?

A
  • Hypertensieve crisis
  • Oedeem
  • Longoedeem: capillair lek, diastolische cardiale dysfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan er bij pre-eclampsie gebeuren op cerebraal niveau?

A
  • Hoofdpijn: visusstoornissen, hyperreflexie
  • Eclampsie: tonisch-clonisch insult
  • CVA: ischemisch, hemorrhagisch, systolische hypertensie > 160 mmhg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan er bij pre-eclampsie gebeuren op renaal niveau?

A
  • Proteinurie
  • Oligurie
  • Cola urine
  • Nierfuncitestoornissen: prerenaal, renaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan er gebeuren bij pre-eclampsie op lever niveau?

A

HELLP:
- Hemolyse
- Elevated liverenzymes
- Low platelets
- Epigastische pijn, bandgevoel
- Leverruptuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is IUGR?

A

Intra-uteriene groei retardatie -> groeiachterstand van foetus in relatie tot zwangerschapsduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn ernstige kenmerken bij pre-eclampsie?

A
  • RR diastolisch > 110 mmHg en/of systolisch >160 mmHg
  • Proteinurie
  • Oligurie van minder dan 50 ml in 24 uur
  • Cerebrale of visuele stoornissen
  • Longoedeem of cyanose
  • Pijn in epigastrio of recht bovenbuik
  • Gestoorde leverfuncties
  • Trombocytopenie
  • Foetale groeivertraging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wie komt in aanmerking voor preventie voor pre-eclampsie?

A
  • Pre-eclampsie/IUGR in VG
  • HT
  • DM
  • BMI>30
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaat de preventie van pre-eclampsie?

A
  • ASA
  • Calcium
  • Life-style: beweging
  • Correctie hemodynamische aanpassing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de behandeling van pre-eclampsie?

A
  • Opname
  • Behandeling bloeddruk (AHT)
  • Preventie eclampsie (MgSO4)
  • Longrijping < 34 weken (steroiden)
  • Enige behandeling = partus
  • Na 37 weken: bevalling
  • Bij ernstige na 34 weken bevalling
  • Expectatief beleid met maternale en foetale monitoring kan bij respectievelijk PE en ernstige PE enkel overwogen worden < 37 en < 34 weken als moeder en kind stabiel zijn in klinische omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waaruit bestaat antihypertensieve therapie?

A
  • Preventie hypertensieve complicatie (cerebraal)
  • Voldoende placentaire perfusie
  • Oraal: methyldopa, nifedipine, labetalol, enalapril
  • IV: nicardipine, labetalol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werkt magnesiumsulfaat in de behandeling van pre-eclampsie?

A
  • Cerebrale protectie + preventie eclamptisch insult
  • Behandeling eclamptisch insult
  • Positief uitkomst premature foetus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke medicijnen kunnen gegeven worden voor de longrijping < 34 weken?

A
  • Betamethasone IM, dexamethasone IM
  • Gefluoreerde steroiden
  • Longrijping, bescherming foetale hersenen, darm, infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is belangrijk in de behandeling van pre-eclampsie in het kraambed?

A
  • Meestal treedt snel herstel op na geboorte van placenta
  • Soms kan preeclampsie zich toch pas voor eerste postpartum manifesteren of kan postpartum nog even verergering optreden
  • Na initiële daling in eerste dagen postpartum stijgt de bloeddruk vaak nadien weer even
  • Minder aandacht/zorg
  • CAVE tensiecontrole
  • Regelmatig complicaties
  • Voldoende zorg: controle tensie, aandacht voor symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat wordt er getest bij de APGAR score?

A

Test die wordt gedaan bij pasgeboren kind.
- Ademhaling
- Reflex
- Huidskleur
- Spierspanning
- Hartslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de definitie van een miskraam?

A
  • Als zwangerschap eindigt voor 16e week (vroeg/laat)
  • Verlies van een gewenste zwangerschap onder 24 weken zwangerschapsduur
28
Q

Wat is een spontane miskraam?

A

zwangerschapsproduct is spontaan uitgedreven

29
Q

Wat zijn complicaties van een miskraam?

A
  • Ernstig bloedverlies (shock) Bij incomplete miskraam -> fluxus
  • Depressie -> psychologische problemen
  • Sepsis
30
Q

Wat is de DD bij een patiënt met zwangerschap, bloedverlies en menstruatieachtige klachten?

A
  • Zwangerschap:
  • lokalisatie intra-uterien: vitaal vs niet-vitaal
    -> niet-specifiek vaginaal bloedverlies: innestelingsbloeding vs miskraam
  • lokalisatie extra-uterien: vitaal vs niet-vitaal
  • Gynaecologische oorzaken: cervix afwijkingen, infecties – chlamydia
31
Q

Welke diagnostiek verricht je bij zwangere met bloedverlies en menstruatieachtige klachten?

A
  • Vitale kenmerken: hartfrequentie, bloeddruk
  • Onderzoek: vaginaal toucher, speculum
  • Echoscopie
  • Lab: Hb, Ht, bloedgroep rhesus, hCG: urine/serum
32
Q

Wat zijn de kenmerken van lichamelijk onderzoek bij intacte/vitale zwangerschap?

A
  • Vaginaal toucher: gesloten stugge portio
  • Niet pijnlijk tenzij andere oorzaak
  • Echo: intra-uterien: embryo met crown-rump length conform 8 weken
  • Hartactie + kloppend hartje
  • hCG serum is niet nodig (detectie zwangerschap)
33
Q

Wat zijn de kenmerken van lichamelijk onderzoek bij een niet-intacte/niet-vitale zwangerschap?

A
  • vaginaal toucher: portio kan week aanvoelen en voor > 1 vinger geopend zijn
  • echo: intra-uterien: vruchtzak met/zonder kleine embryonale pool, geen hartactie
  • hCG serum: niet bepalen: kan te laag voor 8 weken (afhankelijk van activiteit trofoblast)
  • lege vruchtzak
34
Q

Wat is het beleid bij een miskraam?

A

Expectatief:
* kan lang duren, onzekerheid
* veel pijn/bloedverlies
* kans op incomplete miskraam
* kans op infectie
* meest natuurlijk
* geen operatieve complicaties
Curretage:
* invasief
* kans op perforatie uterus
* kans op cervix laceratie
* kans op syndroom van Asherman
* geplande ingreep
* minder kans op incomplete miskraam
Medicamenteus:
* meer kans op incomplete miskraam
* mogelijk meer kans op infectie
* langer durend bloedverlies
* niet invasief
* meer in eigen hand
* lijkt natuurlijk

  • anti-D immuunglobuline
  • emotionele opvang -> evt psychologische begeleiding
35
Q

Wat is naïef chromatine?

A

staartjes van histonen kunnen gemodificeerd worden

36
Q

Wat is inactief chromatine?

A

staartjes gaan covalente bindingen aan met chemische groepen die ervoor zorgen dat de genen niet meer aan kunnen

37
Q

Wat is actief chromatine?

A

negatief geladen deeltjes binden aan staarten -> DNA gaat verder af van nucleosomen -> transcriptiefactoren kunnen er makkelijker bij -> genen kunnen aangezet worden.

38
Q

Waar zorgen chromatine remodellerings complexen en chromatine lezers voor?

A

Chromatine remodellerings complexen zorgen ervoor dat chromatine van naïef naar inactief naar actief kan en chromatine lezers zorgen ervoor dat tijdens celdeling de chromatine de juist vorm blijft.

39
Q

Wat bestudeert epigenetica?

A

Epigenetica is de studie van omkeerbare erfelijke veranderingen in genfunctie die optreden zonder wijzigingen in de sequentie van het DNA

40
Q

Wat gebeurt er tijdens de twee resets na de bevruchting?

A

Alle epigenetische informatie wordt verwijderd.

41
Q

Hoe werkt klonen?

A
  • Je pakt een eicel -> verwijderd de eigen informatie en plaatst een somatische cel -> eicel bevruchten -> draagmoeder
  • Epigenetisch materiaal wordt dan doorgegeven
42
Q

Waarvoor wordt genomic imprinting gebruikt?

A
  • Groeieffecten
  • Transport voedingsstoffen
  • Interacties feto-maternale oppervlakte
43
Q

Wat gebeurt er bij Prader Willy?

A

Uniparentale disomie -> 2x maternaal
- Taal, motor en ontwikkeling achterstand
- Obesitas

44
Q

Wat gebeurt er bij Angelman syndroom?

A

Uniparentale disomie -> 2x paternaal
- Mentale retardatie
- Ongecontroleerd lachen
- Non verbaal

45
Q

Wat zijn 3 groepen van maternale ziekten?

A
  1. Pre-existente ziekte -> zwangerschap
  2. Zwangerschap -> pre-existente ziekte
  3. Zwangerschap -> leidt tot nieuwe ziekte
46
Q

Wat zijn de endocriene functies van de placenta?

A
  • Oestradiol
  • Progesteron
  • hCG
  • prolactine
  • PAPP-A
  • Groeihormoon
  • Cortisol
  • Vasopressine
  • PTHrp
  • HPL
47
Q

Wat verandert er in de behandeling van vrouwen met pre-existentieel hypothyreoïdie?

A

Rond 12 weken om het TSH gelijk te houden -> 25% extra geven
Rond 20 weken -> 50%
-> er is toegenomen behoefte aan TSH tijdens zwangerschap

48
Q

Wat zijn de kenmerken van subklinische hypothyreoïdie?

A

verhoogd TSH, normaal FT4 (gedreven door TSH)

49
Q

Wat is de behandeling van hypothyreoïdie in de zwangerschap?

A
  • Subklinische hypothyreoïdie kan je overwegen te behandelen, maar er is weinig goed bewijs voor een positief effect
  • Hypothyreoïdie komt weinig voor (0,3%) maar behandel je altijd (levothyroxine)
  • Hoger risico op miskraam, preeclampsie, vroeggeboorte en suboptimale hersenontwikkeling
50
Q

Wat is van belang rondom foetale hersenontwikkeling en schildklierhormoon?

A
  • Schildklierhormoon reguleert ontwikkeling van het brein
  • Timing en hoeveelheid zijn belangrijk
    Vanaf week 5 neurogenese, foetaal functionele thyroid bij 18-20 weken. Dus een deel van de tijd moet worden overlapt met maternaal thyroid hormoon.
51
Q

Wat zijn de verschillende schildklier antistoffen en kenmerken?

A

Thyreoperoxidase antistoffen (TPOAbs)
* Niet functioneel, marker voor hypothyreoidie, risicofactor postpartum thyreoïditis
* Pathognomisch voor Hashimoto’s thyreoïditis (95% of hypothyroidism)
Thyreoglobuline antistoffen (TgAbs)
* Niet functioneel, aspecifiek
* Alternatieve marker Hashimoto, maar ook hoog bij Graves
TSH receptor antistoffen
* Functionele antistoffen, passeren de placenta, kunnen stimuleren of blokkeren
* Pathognomisch voor Morbus Graves, heel soms oorzaak hypothyreoïdie

52
Q

Wat is het effect van hCG op het FT4?

A

Stijging. Als je TPOAb positief is heeft het hCG geen effect op de FT4

53
Q

Wat moet er worden gemonitord bij foetus en moeder als moeder hyperthyreoïdie heeft?

A
  • Foetaal: hartslag, groei, grootte schildklier
  • Maternaal: TSH en FT4, TRAb
54
Q

Hoe wordt zwangerschapsdiabetes gediagnosticeerd?

A

OGTT (oral glucose tolerance test)

55
Q

Wat gebeurt er als de moeder hyperglykemisch is?

A

Hoge glucosewaarden kunnen via placenta naar foetus -> foetus wordt hyperglykemisch -> foetale alvleesklier gaat meer insuline aanmaken -> meer vetweefsel aanmaken.
Bij geboorte van kind -> hypoglykemie, want niet meer de suiker van de moeder

56
Q

Wat zijn de risico’s van zwangerschapsdiabetes?

A
  • Risico op vaatschade (preeclampsie, vroeggeboorte), macrosomie, diabetes na de zwangerschap, schouder dystocie, neonale hypoglykemie
57
Q

Wat is de behandeling van zwangerschapsdiabetes?

A
  • Dieet: altijd, focus op minder koolhydraatinname
  • Insuline: veilig, risico op hypo’s, meer gewichtstoename (3-4 kg)
  • Metformine: veilig, passeert placenta, mogelijk nadelig effect op metabool profiel kind
  • Sulfonylurea: veilig, passeert placenta, meer macrosomie en neonatale hypoglykemie
58
Q

Hoe kan maternale sterfte worden ingedeeld?

A

Directe:
- Pre-eclampsie
- Trombo-embolie
- Fluxus
- Sepsis
Indirect:
- Cardiovasculair
- Cerebrovasculair
- Diversen
Toevallig:
- Trauma
- Carcinoom
- Diversen

59
Q

Wat zijn risicofactoren voor maternale sterfte?

A
  • Hogere leeftijd van moeder
  • Allochtone herkomst van de moeder
  • Keizersneden
  • Obesitas
  • Chronische aandoening zoals hart- en vaatziekten of diabetes
60
Q

Wat zijn belangrijke structuren in de aanleg van cranio-caudale as?

A
  • Primitiefknoop (knoop v Hensen)
  • De AVE (anterior visceral endoderm)
    Hox-gnene definiëren de AP identiteit van lichaamssegmenten:
  • Hox genen definiëren de positionele identiteit van de wervels
61
Q

Wat gebeurt er in het embryo van dag 12-17?

A

12-14 dagen: 2-lagige kiemschijf zonder duidelijke hoofd en staartzijde
15-17 dagen: primitiefstreek met primitiefknoop ontstaat aan caudale zijde van embryo

62
Q

Wat zijn belangrijke remmers in AVE (anterior viscerale endoderm)?

A
  • Dkk1 (Dickkopf-related protein) remt Wnt
  • Remmen van Wnt is belangrijk voor de vorming van de hersenen.
    WNT-eiwitten zijn groeifactoren die celdeling bevorderen door te binden aan Frizzled-receptoren.
63
Q

Hoe ontstaan somieten?

A

Somieten worden van craniaal naar caudaal aangelegd vanaf week 4.
Somieten ontstaan in voorste deel van primitief en transformeren van pre-somitisch mesoderm naar epitheliale somieten tot post-somitisch stadium.

Occipitaal -> 1-4
Eerste hals somiet -> 5e -12
Eerste thorocale somiet -> 13-24
Lumbaal -> 25-29
Sacraal -> 30-34
Mens: iedere 6-7 uur een nieuw somietenpaar.

Somieten weten al voor hun vorming wat ze gaan worden.

64
Q

Wat zegt de Hox code over de somieten?

A

‘lage’ Hox genen komen eerder tot expressie dan ‘hoge’ Hox genen
De acitvatie van Hox-genen hangt samen met veranderingen in de verpakking van DNA door nucleosomen: van een compacte (ontoegankelijke) organisatie naar een lossere organisatie.
Er gaan steeds meer Hox-genen aan in later stadium.
Uitpakken van Hox-genen hangt samen met modificaties in de staart van histonen regelen het opvouwen van chromatine en regelen daarmee gen expressie.

Vroege somieten = craniaal = lage Hox code
Late somieten = caudaal = hoge code

65
Q

Wat zijn HOX mutaties bij mensen?

A
  • HOXA2: microtia
  • HOXA13: hand-foot-genital syndrome -> abnormale vingers, hypospady
  • HOXB1: facial abnormalities
  • HOXD13: abnormal hand and foot
     Plaats van defect bepaald door cranio-caudale expressie van betreffende Hox-gen
    Lage getallen -> craniaal -> gezicht
    Hoge getallen -> caudaal -> ledematen