Geneeskunde 1B3 HC week 16 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van dyspnoe en wat is het moeilijke aan de klacht?

A

Definitie: disbalans tussen de hoeveelheid zuurstof die het lichaam vraagt en hoeveel het krijgt

Iedereen interpreteert het anders: sommige vinden het meer snel buiten adem, anderen benauwd, druk op de borst, gebrek aan lucht, stoomtekort of hijgen –> het best lijkt het op zo lang mogelijk je adem inhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er in je lichaam bij dyspnoe?

A

Receptoren (mechanoreceptoren in hals, intercostaal pieren en diaphragma, chemoreceptoren in aortaboog) en fysiologische receptoren (pO2, pCO2, pH) vertellen aan de hersenen dat er meer/minder moet worden geademd –> hersenen verwerken deze prikkels –> hersenen sturen prikkels naar de ademhalingsspieren –> hierdoor ga je bijv. onbewust hijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is stuwing, hoe ontstaat het en welke mensen hebben er geen last van?

A

Bij stuwing treedt er vocht uit de bloedvaten in bijv. de longen dat in de interstitiële ruimte gaat zitten (tussen capillairen en alveoli) –> hierdoor een verdikte alveolo-capillaire wand en een afname van de diffusiecapaciteit

Ontstaat als de linkerharthelft niet goed pompt waardoor bloed achterblijft in de longen –> verhoogde druk in de longvaten –> vocht wordt uit de capillairen geduwd

Geen last: als je langdurig een verhoogde bloeddruk hebt gaat het alveolo-capillaire membraan verdikken en krijg je geen stuwingsbeeld –> hierdoor wel moeilijkere zuurstofuitwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de belangrijkste meting van een longfunctieonderzoek/inspanningsonderzoek en waardoor kan deze een verlaagde uitslag hebben?

A

Maximale zuurstofopname (V’O2max) meten: een maat voor het prestatievermogen

Wordt verlaagd door alles wat inspanning beperkt:
- Ventilatoir
- Circulair
- Gaswisseling
- Musculair
- Neurologisch/psychisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de belangrijkste parameters van een longfunctieonderzoek/inspanningsonderzoek?

A
  1. Cardiovasculaire: omdat de gezonde mensen hierdoor beperkt worden, parameters als; zuurstofopname (bij minder dan lineair toenemen bij oplopende belasting een pompprobleem), maximale hartfrequentie (bepaald maximale prestatie), bloeddrukverloop, zuurstofpuls, ect.
  2. Ventilatoire: grotere reserves dus pas bij grote longproblemen put je dit uit, parameters als: maximale ventilatie, ademreserve, teugvolume, ventilatie als functie van CO2-productie, dode ruimte ventilatie en -fractie (Vd/Vt) en beloop van de ademfrequentie
  3. Gaswisseling: onderzoek doen naar pCO2 (daalt na AT), pO2 (blijft normaal), zuurstofsaturatie (blijft normaal) en AaDO2 (blijft normaal of lichte stijging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor welke ziektebeelden kan een aortastenose nog meer zorgen?

A

Vaak beperkt een aortaklepstenose zich niet alleen tot de klep en daarom is het belangrijk om de rest van de aorta ook te bekijken, hier zoek je naar:
(- Valvulaire aortastenose: probleem met de klep)
- Subvalvulaire aortastenose: problemen net onder de klep
- Supravalvulaire aortastenose: problemen net na de klep
- Coarctatie van de aorta: verderop in de aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is pulmonale hypertensie?

A

Als de gemiddelde PAP (druk) > 20 mmHg

Er is een verhoogde weerstand in de longen (hoge afterload op RV) –> dit zorgt ervoor dat RV harder moet werken (compenseren) –> RV overbelasting (decompenseren en perfusie afname –> vaak hier pas klachten) –> uiteindelijk RV falen en vroegtijdige dood

RV decompensatie wordt gedaan door hypertrofie en daarna dilatatie (–> afname systolische functie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met het hart bij pulmonale hypertensie?

A

Er ontstaat een vicieuze cirkel (zie ook afbeelding):
1. RV heeft een te hoge afterload en wordt hierdoor dikker en wijder
2. RV systolische en diastolische functie daalt
3. Rechts beïnvloed links waardoor links ook minder goed gaat werken = Septumbuiging (RV beïnvloed diastole LV)
4. Preload en output LV neem af
5. Perfusie van het lichaam en hart daalt
6. RV krijgt ook minder goed zuurstof en gaat nog minder goed functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke 5 groepen wordt pulmonale hypertensie ingedeeld?

A
  • Pulmonale arteriële hypertensie –> meeste onderzoek naar gedaan (goed te behandelen), heeft veel oorzaken (genetisch of bijv. reuma) maar is zeldzaam
  • Linkszijdige hartziekten (hart): LV disfunctie en kleplijden –> komt vaker voor maar moeilijker te behandelen
  • Longziekten en/of chronische hypoxemie: eindstadium longziekten (COPD, ILD, ect.) en dus een hogere druk –> moeilijk te behandelen
  • Chronische trombo-embolische ziekten (CTEPH): niet goed opgeloste longembolieën –> veel aan te doen (operatie, dotteren, medicijnen)
  • Overig: sarcoïdose, metabole ziekten, etc. niet goed weten waarom dit PH veroorzaakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op basis van wat doen we bij pulmonale hypertensie een indeling in precapillair en post-capillair en welke ziektes vallen waaronder?

A
  • Precapillair: probleem in bloedvaten naar de longen: pulmonale arteriële hypertensie, longziekten, CTEPH of de overige groep
  • Post-capillair: probleem door stuwing vanuit links: linkszijdige hartziekten (75% van de gevallen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doe je bij een rechts-catheterisatie en wat zijn normaalwaardes voor dingen die je meet?

A

Katheter (soms met opgeblazen ballon) gaat via de grote bloedvaten, door RA, door RV naar de longslagader: hierdoor de druk, pompfunctie hart en functie links meten

PAP (druk a. pulmonalis) < 20 mmHg
PAWP (instroom links) < 15 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 2 typen respiratoire insufficiëntie heb je?

A

Type 1: pO2 is te laag
Type 2: pO2 is te laag en pCO2 is te hoog –> hypoventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de normaalwaarden voor de volgende stoffen in het bloed:
- Kalium
- Natrium
- pH
- Bicarbonaat
- pCO2
- pO2
- Calcium
- Fosfaat
- Chloor ?

A
  • Kalium: 3,5-5,1 mmol/L
  • Natrium: 135-145 mmol/L
  • pH: 7,35-7,45
  • Bicarbonaat: 22-26 mmol/L
  • pCO2: 35-45 mmHg
  • pO2: 75-100 mmHg
  • Calcium: 2,2-2,6 mmol/L
  • Fosfaat: 0,8-1,5 mmol/L
  • Chloor: 96-107 mmol/L
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn oorzaken van longoedeem?

A

Belangrijkste: hartfalen –> hierdoor verstoring van drukken waardoor vochtuittreding in de longen plaatsvindt

Andere: kan ook door schade aan alveoli of neurogene oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom kan een patiënt een piepende ademhaling hebben?

A
  • Astma of COPD

Belangrijk om daarnaast ook te denken aan acuut hartfalen:
- Peribronchiaal oedeem: vocht gaat rond je luchtwegen zitten en hierdoor belemmering
- Compressie van luchtwegen door wijde en dikke vaten
- Door verminderde bloedtoevoer aan de luchtwegen hebben ze een reflex om samen te gaan knijpen
- Oedeem/secreet in de luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van IPF en wat zijn die van chronische EAA?

A

IPF:
- Oudere mannen
- Voorgeschiedenis met roken/beroepsexpositie
- Fibrose basaal/subpleuraal (onderste longvelden)

EAA:
- Reactie tegen geïnhaleerd antigeen
- Roken beschermt ertegen
- Fibrose en airtrapping zichtbaar

17
Q

Wat zijn de kenmerken van metabole/respiratoire acidose/alkalose op de pH, pCO2 en [HCO3-]?

A

Zie afbeelding

Met de normaalwaarden:
pH tussen 7,35-7,45
pCO2 tussen 35-45 mmHg
[HCO3-] tussen 22-26 mmol/L

18
Q

Wat is er bij een verhoogde anion gap aan de hand en waardoor kan dit komen?

A

Bij een verhoogde anion gap: altijd ook metabole acidose

Oorzaken: productie van een (nieuw) organisch zuur: lactaat of ketonen

19
Q

Wat is plasmaferese?

A

Een filter met gaatjes en aan de andere kant zitten drukken (dus geen diffusie) –> hierdoor pers je plasmawater door de filter (met plasmaeiwitten) –> hierdoor verwijder je de immunoglobulines van de patiënt

Echter moet je dan wel wat teruggeven: plasma van donoren (die geen GPA hebben) of albuminevloeistoffen of iets dergelijks (in ieder geval iets waar geen immunoglobulines inzitten)

20
Q

Wat zijn de gevolgen van een niet goed werkend hart?

A

Hart werkt niet goed door groot hartinfarct
–> volume expansie, natriumretentie en slechte nierfunctie
–> stijging drukken
–> BNP afgifte om bloeddruk te laten dalen en sympathicus te remmen
–> afname afterload en hartfalen tegenwerken
–> nier door lagere bloeddruk gestimuleerd tot natriumretentie
–> volume expansie
–> nier spant met AngII de efferente tonus aan zodat ondanks de lage bloeddruk de GFR op peil blijft
–> angiotensie probeert GFR op peil te houden, lukt niet zo goed dus creatininewaarde hoger dan normaal