Geneeskunde 1B3 HC week 14 Flashcards
Wat is creatinine en hoe ontstaat het en verdwijnt het weer in/uit het lichaam?
Afvalproduct van creatine –> creatine wordt gemaakt in de nieren: aminotransferase zorgt voor guanidinoacetaat vorming, wat naar de lever gaat en daar wordt omgezet in creatine
Creatine kan met fosfaat samen ATP genereren door de creatine-kinase reactie –> hierbij ontstaat creatinine wat volledig renaal weer wordt uitgescheiden
Wanneer en met welke methodes kan de creatinine waarde bepaald worden bij patiënten?
Kan de hele dag door, elke dag van het jaar
Methodes:
- Jaffé methode
- Enzymatische methode (wordt het liefst gebruikt)
- Referentie methode: LCMSMS (minder vaak gebruikt)
Hoe wordt volgens de Jaffé methode de creatininewaarde gemeten en wat is het nadeel?
Picrinezuur en NaOH zetten creatinine om, waardoor een kleurvorming in de tijd ontstaat, deze is een rood-oranje complex bij een golflengte van 520 nm –> snelheid waarmee de kleur wordt gevormd is een maat voor de creatinine concentratie.
Echter interfereert het met meer dan 50 chromogenen
- Positieve interferentie (uitslag foutief verhoogd): door ketonen en cefoxitine (antibioticum) die met picrinezuur reageren en ook een hoog totaal eiwit of hyperglycemie
- Negatieve interferentie (uitslag foutief verlaagd): bij bilirubine (icterus) patiënten
Hoe wordt volgens de enzymatische methode de creatininewaarde gemeten?
Er vinden een aantal reacties (zie afbeelding) plaats waarbij uiteindelijk een chromogeen ontstaat waarmee de creatininebepaling wordt gedaan, hier wordt weer een oranje kleur bij 550 nm bij gemeten
De laatste stap is de Trinder reactie (peroxidase)
Waarom wordt er eerder de enzymatische methode gebruikt om de creatininewaarde te meten dan de Jaffé methode?
- Hij is beter geschikt voor diabetes mellitus type 1 patiënten (ernstige hyperglycemie)
- Betere specificiteit (minder fout-positieven): geen interferentie door ketonzuren, hoog total eiwit of hyperglycemie
- Betere sensitiviteit (minder fout-negatieven): minder interferentie door bilirubine
Waardoor kan een verlaagd/verhoogd serum creatinine ook komen en moet je dus rekening mee houden bij het interpreteren van de creatinine uitslagen?
- Verlaagd creatinine: door een lage spiermassa, malnutritie (slechte voeding), interferentie door bilirubine of het gebruik van bepaalde antibioticum
- Verhoogd creatinine: bij nierinsufficiëntie (hiervoor meet je uiteraard), maar ook bij een hoge spiermassa, een dieet met veel vlees, gebruik van creatine supplementen (anabole sterïoden), spierafbraak of bij hoge koorts
Wat zijn de nadelen van het gebruik van creatinine als parameter voor de nierfunctie?
- Creatininewaarde afhankelijk van leeftijd (jongere mensen kleinere spiermassa), geslacht (mannen meer spiermassa), spiermassa en etniciteit
- Naast glomerulaire filtratie vindt er ook een heel klein beetje tubulaire secretie voor creatinine plaats waardoor de nierfunctie een beetje overschat wordt bij sterk afgenomen glomerulaire filtratie
Op welke 4 manieren is urine te analyseren?
- Visualiseren –> precipitatie bij zouten (KT of 4C)
- Macroscopisch –> kleur of geur
- Chemische beoordeling –> dipstick of chemieapparaat
- Microscopische beoordeling –> kristallen, cellen of cylinders
Hoe gebeurt urineonderzoek d.m.v. een dipstick?
Semi-kwantitatieve analyse
Machine kijkt naar de kleurverandering, deze kan gaan over de volgende dingen in de urine: urobilinogeen (afbraakproduct van bilirubine), glucose, bilirubine, ketonen (bij type 1 diabetes), soortelijk gewicht (geconcentreerd of verdunt), pH (zuurgraad), eiwit (proteïnurie), nitriet (bacteriële infecties) of leukocyten (combinatie met nitriet is vaak een urineweginfectie)
Wat is proteïnurie en hoe wordt dit waargenomen d.m.v. een dipstick?
Lekkage van eiwitten in de urine (dit hoort normaal niet)
Het stripje is geïmpregneerd met een pH indicator en bij aanwezigheid van eiwitten verandert deze van kleur en de kleurintensiteit correleert met de concentratie eiwitten (hoe groener hoe meer eiwitten)
In welke 3 soorten wordt proteïnurie geclassificeerd?
- Tubulaire proteïnurie
- Glomerulaire proteïnurie (meest voorkomende en significante vorm)
- Overflow proteïnurie
Wat gebeurt er bij een tubulaire proteïnurie?
Laagmoleculaire eiwitten (MW < 25 kDa) worden wel gefilterd door de glomeruli, maar er is geen reabsorptie door de proximale tubuli –> hierdoor komt er eiwit in de urine terecht
Dit gaat om eiwitten als a1-microglobuline (belangrijkste), b2-microglobuline, lysozyme, vrij lichte ketens of aminozuren
Wat gebeurt er bij een overflow proteïnurie?
Massale aanvoer van laagmoleculaire-eiwitten door de glomerulus waarbij tubulaire reabsorptie tekort schiet en ze het lichaam verlaten –> komt door de aanwezigheid van een ziekteproces en hierdoor krijg je een tubulo-toxische nefropathie
Dit ontstaat bij ziektes als:
- Multiple myeloom (heel veel vrije lichte ketens aanmaak (Bence-Jones eiwitten))
- Acute myeloïde leukemie (heel veel lysozyme door neutrofiele granulocyten)
- Massale in vivo hemolyse (hemoglobine in de urine)
- Rhabdomyolyses (spierafbraak waardoor myoglobine in de urine komt)
Wat gebeurt er bij een glomerulaire proteïnurie?
Glomeruli zijn zeer efficiënt om hoogmoleculair eiwitverlies te voorkomen (grootteselectiviteit en ladingsselectiviteit), maar als dit niet meer goed gaat komt albumine in de urine terecht
- Normaal 0,0008% van de albumine in de urine, normaalwaarde is <30 mg/dag, bij >3500 mg/dag sprake van een nefrotisch syndroom
Wanneer krijg je fout-positieven en fout-negatieven bij een dipsticktest voor proteïnurie?
- Fout-positieven: als de pH > 7 is, sprake van ernstige hematurie, een hoog soortelijk gewicht (>1030 kg/l), aanwezige oxiderende stoffen of bij fenazopyridine (pijnbestrijding urinewegen)
- Fout-negatieven: bij een sterk verdunde urine of eiwitverlies anders dan albumine
Hoe wordt met een sedimentanalyse naar urine gekeken?
Goed gemengde urine wordt gecentrifugeerd en op een objectglaasje gedaan –> hierna bekeken met 10x10 (overzicht) en 10x40 (detail) vergroting, we kijken dan naar:
- Cellen: ery’s, leuko’s, epitheel, bacteriën, gist, parasieten en spermatozoa
- Cilinders: eiwitafgietsels van tubuli, Tamm-Horsfall-eiwit
- Gevulde cilinders: pathologisch, gevuld met ery’s, leuko’s, bacteriën of korrels, vet, bilirubine
- Lege cilinders: niet-pathologisch, hyaline of was
Zie afbeelding van erytrocyten onder de microscoop met een isomorfe vorm (normaal –> uit blaas of ureter) of dysmorf (niet normaal –> uit de nieren)
Hoe ontstaan cylinders in de urine?
Het zijn ‘afgietsels’ van tubuli (vooral lis van Henle)
Bestaan uit Tom Horsfall eiwitten (uromoduline)
- Hyaline cilinders: niet-pathologische cilinders: zijn niet gevuld
- Gevulde cilinders: pathologische cilinders: zijn gevuld met cellulaire structuren (met name erytrocyten) en om glomerulonefritis vast te stellen of bij een korrelcilinder parenchymziekte of dehydratie
Wat zijn normale bloedwaardes voor de onderstaande eigenschappen:
- Creatinine waarde
- Ureum waarde
- Kalium waarde ?
En wat zijn de normale urinewaardes voor onderstaande eigenschappen:
- Eiwit in de urine
- Creatinine ?
Bloedwaardes:
- Creatinine: < 110 umol/L
- Ureum: < 10 mmol/L
- Kalium: < 5,5 mmol/L
Urinewaardes:
- Eiwitten: < 3,5 g/dag
- Creatinine: 10 mmol/dag
Hoe kan de GFR d.m.v. de creatinineklaring bepaald worden?
GFR = (U x V ) / P
- U = urineconcentratie van creatinine
- V = urinevolume per 24 uur
- P = plasmaconcentratie creatinine
GFR x P (totale hoeveelheid gefiltreerde stof) = U X V (totale hoeveelheid uitgescheiden stof)
UxV = constant bij een steady state ([creatinine]gister = [creatinine]vandaag) en dit is ongeveer 10 mmol/dag
Hoe kunnen we de GFR schatten?
Doe je d.m.v. de eGFR (estimated GFR), wij gebruiken de CKD-EPI en deze houdt rekening met serum creatinine, leeftijd en geslacht (corrigeren enigszins voor de spiermassa) –> het blijft wel een schatting dus het kan dat de persoon afwijkt van de ‘normale’ groep en dus een hele andere GFR zal hebben + je kunt dit alleen berekenen bij een steady state
Daarnaast heb je ook de Cockcroft-Gault (houdt rekening met gewicht en bepaald creatinineklaring i.p.v. GFR) en MDRD (schat wel GFR) manieren maar die zitten er vaker naast
Wat is cystatine C?
Een nieuwe nierfunctie parameter
- Niet afhankelijk leeftijd, geslacht, lichaamssamenstelling en spiermassa
- Wordt alleen gefiltreerd door de nier, dus geen tubulaire secretie en de concentratie is afhankelijk van het aantal kernhoudende cellen (wordt hierdoor geproduceerd)
- Normaal weinig/geen cystatine C in de urine door volledige reabsorptie door de tubuli
Waardoor kan hematurie ontstaan?
- Tumoren (nier, ureter, blaas, prostaat en urethra)
- Aangeboren afwijkingen
- Trauma
- Ontstekingen
- Stenen
- Systeem oorzaken (bijv. stollingsstoornis)
Welke 2 soorten hematurie heb je?
Microscopische hematurie: niet-zichtbare hoeveelheid bloed in de urine (40 erytrocyten per gezichtsveld) wat door een toevalsbevinding (bijv. keuring) wordt gevonden en vaak zonder oorzaak, het is asymptomatisch en zo’n 10-50% van de populatie heeft het. Meestal een nefrologische oorzaak: hoge bloeddruk, proteïnurie en nierfunctiestoornis –> anders vaak urologische oorzaak
Macroscopische hematurie: zichtbaar bloed in de urine –> meestal urologisch en sprake van een tumor
Welke manieren voor diagnostiek zijn er bij urologisch onderzoek naar hematurie?
- Lichamelijk onderzoek: beperkt informatief omdat de blaas onder en de nier achter de buikholte ligt
- Echografie: vorm van de nier, parenchym even donker als de lever, centraal een witte zonde –> als deze zwart is hydronefrose (urine stuwing), achter een niersteen zal een schaduwzone ontstaan
- BOZ (buikoverzichtsfoto): alleen urinezuurstenen niet te zien, stenen in de nier wel
- CT-scan: alle stenen goed zichtbaar, alleen bij te brede plakjes kunnen nierstenen gemist worden
- MRI-scan
- Urine cytologie
- Urethrocystoscopie: flexibele cystoscoop waarmee in de urethra en blaas wordt gekeken en gebeurt op de poli onder lokale anesthesie
Wanneer gebruik je welke diagnostiek bij hematurie?
Microscopische hematurie: vaak geen oorzaak aanwijsbaar, maar wel analyse doen!
–> Uitgebreidheid hangt af van risicofactoren (leeftijd, roken, zwangerschap)
–> Minst uitgebreide is lichamelijk onderzoek of een echo (bij mensen zonder (veel) risicofactoren)
–> Meest uitgebreide is urethrocystoscopie, CT-scan en urine cytologie
Macroscopische hematurie: uitgebreide analyse aangewezen
Hoe vindt een nierbiopt plaats?
Wordt met een zeer grote spuit gedaan en er wordt dan een heel klein stukje nier weggenomen (zie rood cirkeltje in de afbeelding), de spuit is geautomatiseerd in het wegnemen van het stukje nier, dit biedt voordelen als:
- Je hebt meer tijd voor de echo precies goed richten voor een goed stukje biopt
- Het vervelende moment voor de patiënt is veel korter
Je prikt altijd in de onder-/bovenpool van de nier, want je wilt niet in de arteriën prikken (1/4 van je hartvolume gaat hierlangs)
Wat is een immunofluorescence-onderzoek?
Je maakt een coupe van het nierbiopt en daarom spuit je antistoffen die gericht zijn tegen bijv. IgA met een lichtgroen ‘lantaarntje’, deze zullen het IgA weergeven waardoor je bepaalde afwijkingen (IgA nefropathie in dit geval) kunt aantonen
Waaruit bestaat de differentiaaldiagnose bij glomerulaire hematurie?
- IgA nefropathie
- Syndroom van Alport
- Thin membrane nephropathy
Wat is IgA nefropathie en wat zijn de kenmerken ervan?
IgA is een antistof en zit voornamelijk in de slijmvliezen en kan bacteriën doden –> soms een aangeboren neiging om IgA op een andere manier af te breken en anders te glucuronideren (suikermolecuul aanplakken zodat je lever er iets mee kan), hierdoor lopen de IgA moleculen vast in de glomerulus en slaan ze neer tussen de mesangiale cellen –> deze zorgt lokaal voor een ontstekingsreactie waardoor mesangium proliferatie plaatsvindt en hierdoor kan macroscopische hematurie ontstaan bij bijv. een keelontsteking
- Daarnaast zal ook de glomerulaire filtratie barrière niet helemaal goed zijn en kan er proteïnurie zijn
- Het kan secundair voorkomen (o.a. aan leverziekten)
- Het komt vaker voor bij Aziatische landen
- Vaak een sluipend beloop, lang niet altijd met nierfunctiestoornissen
- Behandeling alleen nodig bij forse proteïnurie of snelle achteruitgang nierfunctie –> anders volstaat ACE-remmer ook
Waar is COL4A nefropathie?
Een variatie in dit gen, dat kan zorgen voor een nierziekte –> hier vallen het syndroom van Alport en thin membrane nephropathy onder
Belangrijk zijn COL4A3, COL4A4 en COL4A5 waarbij de eerste twee autosomaal dominant en recessief voorkomen en de laatste X-gebonden recessief
Wat is het syndroom van Alport?
Een erfelijke ziekte waarbij het collageen in het basaalmembraan niet goed is aangelegd (normaal complex netwerk waarin collageenvezels de structuur geven). Hierdoor een verdikt en hobbelig basaalmembraan dat meer doorlaatbaar voor eiwitten en rode bloedcellen is
Kenmerken:
- Het komt door het missen van een COL4A gen
- Collageen zit ook in de oren, waardoor (geleidings)doofheid ontstaat
- Vaak presentatie op jonge leeftijd met hematurie en proteïnurie
- Jongens voor de puberteit al aan de dialyse (door X-gebonden gen vaak minder erg bij meiden)
- Kan met een huidbiopt worden vastgesteld
Wat is thin membrane nephropathy/dissease?
Komt voor als de patiënt een COL4A gen op 1 chromosoom mist en dus heterozygoot is en ook een collageenstoornis heeft, bij zo’n 2-3% van de bevolking
Het is meestal niet heel erg, maar op lange termijn kunnen de patiënten toch problemen krijgen. Hun basaalmembraan is namelijk heel erg dun waardoor het erg gevoelig is en gemakkelijk erytrocyten doorlaat (hematurie) –> hierdoor soms ontwikkeling van FSGS (focaal segmentaal glomerulaire sclerose)
Wat zijn de klinische presentaties van glomerulonefritis (glomerulaire nierziekte)?
- Microscopische hematurie
- Macroscopische hematurie
- Nefrotisch syndroom
- Nefritisch syndroom
- ‘Rapidly progressive’ glomerulonefritis
- Chronische glomerulonefritis
Wat is een nefrotisch syndroom en wat is een nefritisch syndroom?
Nefrotisch: er is een lekkage van de glomerulaire filtratie barrière –> hierdoor komen er >3,5 g/dag eiwitten in de urine terecht. Daarnaast vaak last van oedeem, hypalbuminemie en hyperlipaemie (hoog cholesterol)
Nefritisch: er is een actieve ontsteking in de nieren zelf. Dit heeft minder proteïnurie, heeft een actief sediment (rode- en witte bloedcellen, cilinders) en een progressieve achteruitgang van de nierfunctie (in weken/maanden i.p.v. jaren)
Uit welke verschillende cellen bestaat de glomerulus?
- Endotheelcel: bekleedt de capillair, grote fenestrae waar kleine cellen door kunnen, negatief geladen (–> negatief geladen deeltjes kunnen moeilijker door basaalmembraan)
- Glomulaire basaalmembraan: onder het endotheel, bestaat uit collageen IV en lamine (–> zorgen samen voor fysieke barrière) en proteoglycanen (–> hierdoor negatieve lading basaalmembraan), alleen moleculen < 10 nm of 70 kDa kunnen passeren
- Podocyten: endotheelcellen, aan de buitenzijde van het basaalmembraan, bekleedt glomerulaire basaalmembraan met tentakels –> begrensde capillairen, het slit diaframa zorgt dat geen grote eiwitten in de urine terecht komen
- Mesangiale cellen: centrale cellen, geven stevigheid aan de glomerulus, reguleren hydrostatische druk door contractie (reageert op angiotensine), kan endotheline maken (–> verkleint afferente/efferente arteriolen), fagocytose van immunoglobuline complexen en regulatie van cytokines tijdens ontstekingsprocessen
Hoe werkt de glomerulaire filtratie barrière?
Zit op het niveau van de filtratie slit (van nefrine eiwitten) tussen de podocyten voetjes (niet bij het glomerulaire basaalmembraan). Tussen de voetjes van de podocyten gebeurt de grootteselectiviteit waardoor alleen kleine partikels erdoorheen kunnen. Op de endotheelcellen zitten negatief geladen glycoproteïnen die andere negatief geladen deeltjes tegenhouden en zo zorgen voor de ladingsselectiviteit.
Er kan proteïnurie zijn op basis van grootteselectiviteit of ladingsselectiviteit –> heeft te maken met het ziektebeeld
Hoe weet je of de proteïnurie door een probleem in de tubulus of in de glomerulus komt?
Maximale reabsorptiecapaciteit van de tubulus functie is zo’n 2-3 gram/dag voor eiwitten
Daarom een grens van 3,5 gram tussen glomerulaire en tubulaire proteïnurie –> 1 gram kan dus door een kapotte tubulus komen, maar bij 5 gram moet het komen door een glomerulaire disfunctie
Hoe meldt een patiënt met nefrotisch syndroom zich bij de arts?
Met een oedeem van de benen
–> komt altijd door natriumretentie, hierdoor is het extracellulaire volume toegenomen
Wat zijn de 3 belangrijkste vormen van een nefrotisch syndroom?
- Minimal change nefropathie/disease (MCD)
- Focale segmentale glomerulosclerose (FSGS)
- Membraneuze glomerulopathie
Wat is een minimal change disease/nefropathie?
Je ziet geen verschillen tussen een lichtmicroscopie van een gezonde glomerulus en een MCD-patiënt (zie afbeelding)(wel op een elektronenmicroscoop bij podocyten)
Wel plassen ze zo’n 15-20 gram/dag eiwitten uit –> komt omdat de ladingsselectiviteit is gestoord en dat is waarschijnlijk omdat de negatief geladen glycoproteïnen gestoord worden door positief geladen cytokine die na een immunologische balans erop gaat zitten
- Vaak bij kinderen (80%)
- Grootte selectiviteit werkt nog –> selectieve proteïnurie (vooral albumine uitplassen)
- Vaak behandeling met prednison (kans op groeistoornissen)
- Goede prognose betreft afname nierfunctie –> wel soms een terugkerend nefrotisch syndroom waarvoor bijv. prednison nodig is
Wat is een focale segmentale glomerulosclerose (FSGS)?
Sclerose (fibrosering) in sommige delen van de nier (segmentaal) waardoor contact tussen de capillairlissen en de ruimte van Bowman is ontstaan –> hier geen nierfunctie meer (grootteselectiviteit en ladingsselectiviteit gestoord)
- Kan primair (idiopathisch) of secundair aan een andere aandoening voorkomen
- Oorzaken: genetisch (eiwit te maken met integriteit van podocyt of verankering van nefrine –> of bij COL4A mutaties), obesitas en veel eiwitten eten, langdurige hypertensie, hyperfiltratie, ect.
- Diagnose eerst vaak gemist door focaal voorkomen
- Renale prognose veel slechter dan MCD
- Zowel bij kinderen als volwassenen
Wat is een membraneuze glomerulopathie?
Er worden antistoffen (IgG) gemaakt die binden met antigenen van podocyten en samen een immuuncomplex vormt –> dit zorgt voor een influx van ontstekingscellen, activiteit van het complementsysteem (d.m.v. een cascade waarbij na iedere stap een versnelling is) C5b-9 en deze boort als het ware gaatjes in het celmembraan, hier slaan eiwitten in neer (immuundepositie) en omdat het basaalmembraan (eerst dikker en onregelmatig) kapot gaat worden de eiwitten uitgeplast
Boosdoener is PLA2-receptor (fosfolipase A2) aan de onderkant van de podocyt –> in het bloed anti-PLA2R meten en zo de diagnose stellen (70-80% van patiënten met idiopatische membraneuze glomerulopathie heeft deze antistoffen)
- Vooral bij volwassenen
- Aselectieve proteïnurie (auto-immuunziekte anti-PLA2R)
- Sterk wisselend beloop (20% nierinsufficiënt)
- Secundair bij een groot aantal aandoeningen (maligniteiten)
Hoe kun je een nefrotisch syndroom behandelen?
Met afweerremmende middelen (werken immunosuppressief en remmen auto-immuunziektes): prednison (synthetische vorm cortisol), cyclofosfamide, azathioprine, cyclosporine en rituximab
–> Bij een secundair nefrotisch syndroom geen specifieke behandeling, maar met ACE-remmers en NSAID’s de glomerulaire filtratiedruk verminderen (vermindering proteïnurie) (effect op efferente arteriole)
Wat zijn kenmerken van een nefritisch syndroom?
- Ontsteking gekarakteriseerd door leukocyten, macrofagen en granulocyten
- Oligurie (minder plassen), hematurie, proteïnurie (meestal < 3 gram/dag) en nierinsufficiëntie (afname GFR)
- Oedeem en/of hypertensie (Vaak beide)
Anders dan nefrotisch syndroom door hematurie (cilindervormige erytrocyten –> gevormd in lis van Henle, dus lumen moest vol staan met erytrocyten, dus oorzaak hematurie in de nieren i.p.v. blaas) en snelheid achteruitgang GFR (veel hoger)
Hoe ontstaat proteïnurie bij een nefritisch syndroom?
Goed zichtbare beschadiging van de filtratie barrière, hierdoor rechtstreekse verbinding tussen bloedbaan en tubulus-lumen
Door auto-immuun gemedieerde ontstekingen: antistof (immunoglobuline) herkent een antigeen, gaat naar de lymfeklier en presenteert het aan geheugencellen die hierdoor extra IgG gaan maken –> na ong. 2 weken IgG productie op gang (doordat antistofvorming tijd kost) en immuuncomplexvorming –> ontstaan van nefritisch syndroom als immuuncomplexen neerslaan in glomerulaire basaalmembraan (hoe dichter bij het bloed hoe meer kans)
Waar kunnen immunoglobulines voor zorgen?
Immunoglobulines hebben een specificiteit en kunnen een precies eiwit herkennen door hun vele configuratie. Ze zullen bij binding aan een antigeen het complementsysteem activeren en een influx van andere hulptroepen zoals de cellulaire immuniteit: T-cellen (zelf op jacht), B-cellen (maken immunoglobines) en granulocyten en macrofagen (zelf bacteriën opruimen)
Waarom zorgt de plek van het antigeen voor de ernst van het nefritisch syndroom?
De plek van het antigeen (+ de lading en grootte van het immuuncomplex) bepaald waar het immuuncomplex neerslaat
De neerslag plaats bepaald de ernst van de schade:
- Vlak onder de podocyt: afweercellen kunnen er moeilijk bij en zwemmen rustig door de capillair weg –> langzame achteruitgang door depositie van complementen
- Dichterbij het bloed: granulocyt uit het bloed treedt de bloedbaan uit en zorgt voor ontsteking in de nier