Geneeskunde 1B2 HC week 6 Flashcards
Wat is de voornaamste functie van de longen en uit welke 3 processen bestaat dit?
Gaswisseling faciliteren: O2 opname en CO2 afgifte
- Ventilatie: lucht in alveoli verversen, hoeveelheid lucht belangrijk
- Diffusie: O2 en CO2 uitwisselen met capillairen, passief proces door verschil in partiële druk
- Perfusie: grootste deel O2 dat bindt aan hemoglobine en zo naar weefsels wordt vervoerd, goede doorbloeding long belangrijk
(voorbeeld koffiefilter: koffie moet door de filter heen)
Wat is het verschil tussen dynamische en statische longvolume?
Statisch: je weet precies hoeveel het is = totale longcapaciteit
Dynamisch: kijken naar hoe snel het het bepaalde object kan verlaten
–> Je wil dus weten hoe groot de longen zijn en hoe functioneel deze zijn
Wat zijn de verschillende onderdelen van de statische longcapaciteit
- IVC
- RV
- VT
- TLC
- IRV
- ERV
- FRC ?
- IVC - Vitale capaciteit: nuttige longinhoud (bereik van maximaal inademen tot maximaal uitademen)
- RV - Residueel volume: deel wat altijd in de longen achterblijft (kan je niet uitademen)
- VT - Teugvolume: gemiddelde ademdiepte bij rustige ademhaling
- TLC - Totale longcapaciteit: volume bij maximaal vullen
- IRV - Inspiratoire reservevolume: hoeveelheid lucht tussen normaal inademingsniveau en maximaal inademen
- ERV - Expiratoire reservevolume: hoeveelheid lucht beneden tussen normaal uitademingsniveau en maximaal uitblazen
- FRC - Functionele residuele capaciteit: ERV + RV, volume onder normaal uitademingsniveau tot niveau 0
Wat zijn de verschillende onderdelen van de dynamische longcapaciteit
- FEV1
- FVC
- FIV1 ?
- FEV1 - forced expiratory volume 1: hoeveel liter de patiënt met maximale inspanning de eerste seconde kan expireren (informatie over mate van obstructie) –> afgeleide van FVC
- FVC - geforceerde maximale capaciteit: hoeveelheid liter van maximaal in tot maximaal uitademen
- FIV1 - forced inspiratory volume 1: hoeveel liter patiënt, beginnend bij maximale uitademing, met maximale inspanning de eerste seconde kan inspireren
Wat is een spirometer?
Waterbad met een omgekeerde lichte plastic kolk/emmer om longvolumes te meten
- Patiënt via dikke stofzuigerslagen en driewegkraan aangesloten op de spirometerkolk
- Kolk omlaag als patiënt inademt en omhoog bij uitblazen
- Schrijfpen gekoppeld aan de kolk –> kolk omhoog = schrijvertje omlaag –> expiratie naar beneden geregistreerd en inspiratie omhoog
- Diepere ademhaling = grotere uitslag –> hiermee aantal liters te berekenen (meestal 3 cm = 1 L lucht)
Wat kun je met een helium verdunning?
Met een spirometer zijn het RV, FRC en TLC niet te meten, daarom sluit de de patiënt aan op een buis met een bekend volume met 5% helium, het helium verdeelt zich over het grotere volume (buis + longen) bij een tijdje inademen (diffusie), na 4-9 minuten wordt een evenwicht bereikt en kan de heliumpercentage gemeten worden (zie ook afbeelding)
Hoe kun je met een helium verdunning de RV, FRC en TLC berekenen?
Er geldt C1 x V1 = C2 * (V1 + V2)
- C1 = beginconcentratie helium (5% –> 0,05) en V1 = volume buis (bijv. 3 L)
- C2 = eindconcentratie helium (gemeten, bijv. 3% –> 0,03) en V2 = onbekend = FRC
–> 0,05 * 3 = 0,03 * (3 + FRC) –> FRC = 2L
Dan geldt RV = FRC - ERV
–> RV = 2 - ERV (= bijv. 0,5) = 1,5 L
Dan geldt TLC = IVC + RV
–> TLC = IVC (= bijv. 4) + 1,5 = 5,5 L
Hoe zijn de dynamische longvolumes bij gezonde mensen en bij zieke mensen (obstructie en restrictie)?
- Normaal: FVC = IVC en FEV, ook is FEV erg groot maar zit er wel nog een verschil tussen FEV en FVC
- Obstructie: FVC < IVC (compressie van luchtwegen door grote positieve druk in de thorax), ook zal FEV veel lager zijn en FVC veel later bereikt worden
- Restrictie: beperktere luchthoudendheid (bijv. stugge long –> grotere RV), FEV is redelijk hoog (uitblazen gaat prima), maar er is bijna geen verschil tussen FEV en FVC
Wat is de flow en hoe ga je van volume naar flow?
Helling van de ademhaling-volume curve –> dus aantal L/s dat een persoon in/uit kan ademen –> maat voor weerstand in de luchtwegen
- Kan worden uitgezet in een flow-volume curve op verschillende momenten van de ademhaling
- Flow curve is dus een afleiding van de volume curve
Wat zegt een flow-volume curve?
- Steilere helling = grotere stroomsterkte/flow (dV/dt)
- Vlakkere helling = flow kleiner
- Flow bij begin uitademing groter dan op het eind
- Flow verticaal en volume horizontaal
- Rustige ademhaling = klein lusje
- Grote lus = diepe ademhaling, goed te zien in het figuur
Wat zijn de voordelen van een flow-volume curve
- Geeft de stroomsterkte (betere maat voor opsporen luchtweerstand patiënt)
- Fouten snel op te merken (bijv. niet volledig uitblazen)
- Karakteristieken patronen van ziektebeelden makkelijk te herkennen
Welke soort meetfouten kunnen voorkomen in een flow-volume curve bij een spirometer en wat zou je namelijk juist wel moeten zien?
Zie afbeelding voor de fouten
Je moet wel zien:
- Vanaf TLC direct stijl omhoog
- Scherpe enkele piek
- Flow moet geleidelijk (lineair) aflopen naar 0
- Geen artefacten (zoals hoesten)
- Je moet zoveel je inademt, ook weer uitademen (dus op hetzelfde punt weer uitkomen)
Wat zijn belangrijke afwijkingen die in een flowvolumecurve gezien kunnen worden?
- Milde obstructie: de dalende curve is ingezakt en geen hele grote piek
- Ernstige obstructie: dalende curve is bijna verdwenen
- Stenose: gehele curve is afgeplat
** Extrathoracaal: probleem bij inademing
** Intrathoracaal: probleem bij uitademing - Restrictie: de gehele curve is wat afgeplat en ingekort
- Gefixeerde obstructie: probleem aan de in- en uitademingskant
- Niet hard genoeg begonnen met inademen: maximale flow wordt niet bereikt
Waarop zijn de referentiewaarden/normaalwaarden van een longfunctierapport op gebaseerd?
Vooral belangrijk voor FVC en FEV1
Afhankelijk van lengte, leeftijd, geslacht en etniciteit:
- Lengte: langere mensen hebben grotere longen (toename metabole behoeften)
- Leeftijd: tot 18e jaar neemt longfunctie toe, 18-25 = constant en vanaf 25 is er degeneratie (minder elastisch worden) van de longen
- Geslacht: vrouwen hebben bij eenzelfde leeftijd en lengte kleinere longen dan mannen
- Etniciteit: normaalwaarden o.b.v. kaukasische ras, echter afro-amerikaanse afkomst hebben 13% kleiner longvolume –> nu wel aanpassing
Welke 2 dingen kun je berekenen aan de hand van longfunctieonderzoek?
- %voorspeld = gemeten waarde / referentiewaarde * 100%
- Z-scores = (gemeten waarde - voorspelde waarde) / RSD
Ondergrens van normaal is -1,64 SD, hierna wordt er een gradatie aangegeven (houdt in hoe erg de longen verslechterd zijn)
Heeft te maken met de gemiddelde afwijking van de gemiddelde waarden, waarmee dus de referentiewaarde is bepaald
Wat zijn de belangrijkste functies van de bovenste lucht- en voedselwegen?
- Voeding tot je nemen
- Zuurstof inademen
- Uitscheiding van stoffen
- Produceren van geluid (stem)
- Ruiken
- Proeven
- Afweer
- Conditionering (filteren, bevochtigen en op temperatuur brengen van lucht)
Hoe heten onderstaande onderdelen van de neus?
Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van onderdelen van de neus?
- Uitwendige neus: heel klein in vergelijking met de hele neus
- Neusschelpen (conchae): vergroten oppervlakte slijmvlies enorm (voor regulatie temperatuur, filtering en bevochtiging)
- Tong: ontzettend grote spier
- Palatum durum: scheidt mondholte van neusholte
- Gangen van neusbijholte (sinus maxillaris, sinus ethmoidalis en sinus frontalis) komen achter de media concha uit
- In de neusamandel, adenoïd en buis van eustachius bevindt zich de nasopharynx
Wat is een nasendoscopie en wat is hierop te zien?
Endoscopie van de neus:
- Onderste conchae, inferior turbinate, middelste conchae en middle turbinate (zit dieper) te onderscheiden aan het begin van de neus –> naast het septum
Wat zijn de belangrijkste functies van de neus?
Ademhaling
- Transport slijm en lucht
- Verwarming en bevochtiging lucht
- Filtering met neushaartjes en plakkerige membraan (neusslijmvlies)
- Afweer (ring van Waldeyer, neus, keel en tongamandelen)
Reuk (bovenin de schedelbasis)
Bijdrage aan smaak (zout, zuur, bitter, zoet en unami –> alleen goed i.c.m. reuk)
Wat zijn mogelijke ziekteverschijnselen (symptomatologie) van de neus?
- Vormafwijkingen
- Neusverstopping (scheefstand neustussenschot/poliepen)
- Loopneus
- Reukverlies
- Smaakverlies
Hoe kunnen afwijkingen aan het neustussenschot ontstaan die de ademhaling kunnen belemmeren?
- Geboortetrauma: neus te uitstekend bij geboorte –> bijna alle baby’s hebben een scheve neus
- Neustrama: septumdeviatie –> neusverstopping
- Neuspoliepen: poliep kan verstopt onder concha media, maar ook prominent zijn
- Adenoidhypertrofie: verdikte neusamandel –> fysiologische barrière voor ziekteverwerkkers
- Choanaal atresie: benauwdheid door neuspathologie bij kinderen in rust –> vernauwing uiteinde neus verbening –> neusholten afgesloten en vliesje gevormd (baby kan alleen door de mond ademen bij het huilen)
Wat zijn de belangrijkste onderdelen van de anatomie van de mond?
Voorste deel gehemelte: hard en benig (palatum durum)
Achterste deel gehemelte: deels musculeus en deels fibrineus
Wat zijn belangrijke luchtwegobstructies die kunnen voorkomen in de mond?
- Macroglossie: tong zwelling, vaak bij baby’s door bepaalde stapelingsziektes
- Quincke’s oedeem: acute zwelling van de tong en mondboden door bijv. ACE-remmers
- Luchtwegobstructie bij Pfeiffer: aandoening van lymfeklierweefsel (in neus en keelamandelen) die kunnen opzwellen
–> Allemaal zeldzamer dan benauwdheid door afwijkingen in de neus en larynx
Wat zijn de belangrijkste functies van de larynx?
- Respiratie
- Hoesten (sluiten stembanden zorgt voor drukopbouw in de longen)
- Scheiden lucht- en voedselweg
- Slikken
- Stemgeving
Wat zijn de belangrijkste onderdelen van de anatomie van de larynx?
- Bovenin: Epiglottis (strottenklepje)
- Aan het tongbeen en hyoid: membrana thyrohyoidea (hier zitten de stembanden)
- Valse stembanden (plica vestibularis): musculeuze structuur, sluiten epiglottis bij eten en drinken
- Ware stembanden (plica vocalis): onder valse stembanden, meestal hier obstructies
- Cricoid: onder plica vocalis, kortste weg van huid tot bloedvaten
- Arytenoiden: staan op het cricoid, gewrichtjes, bewegen en kunnen zo de stembanden van vorm laten veranderen, verbonden met alle larynxspieren –> leidt tot praten, slikken en ademhalen
Hoe wordt de larynx geïnnerveerd?
Alles komt vanuit n. vagus (X)
Craniaal: n. laryngeus superior
- Interne tak: voorziet sensibele deel
- Externe tak: voorziet m. cricothyreoideus
Caudaal: n. laryngeus inferior/recurrens
- Links: om de aortaboog
- Rechts: om subclavia –> kortere route richting larynx
Wat is het verschil tussen een expiratoire stridor en inspiratoire stridor (stridor=symptoom)?
- Expiratoir: vernauwing van de luchtweg door intrathoracale processen, lage hoesttoon
- Inspiratoir: veroorzaakt door hoogfrequent geluid door turbulentie –> meestal veroorzaakt door processen in de larynx of cervicale deel trachea
Waarom zijn kinderen veel gevoeliger voor vernauwingen dan volwassenen?
Bij 1 mm vernauwing zal een volwassenen luchtpijp bijv. van 8 –> 6 cm gaan, terwijl dit bij een kind van bijv. 4 –> 2 is
Bij het kind is de diameter dan ineens nog maar de helft, terwijl het bij de volwassene nog 75% is van het begin is
Ook zorgt dit dan voor een veel hogere weerstand bij het kind –> dus veel gevaarlijker voor kinderen
Wat zijn kenmerken van laryngitis sublottica, supraglottis en laryngomalacie (intrinsieke vernauwingen)?
Eerste 2 door een ontsteking, laatste niet
- Laryngitis subglottica: smalste gedeelte luchtweg ontstoken, virale infectie, bij kinderen enorme benauwdheid, komt vaak voor, inspiratoire stridor, blafhoest, dyspnoe met intrekkingen, heldere stem, langzaam progressief, kan plat op de rug liggen en behandelen met steroïden
- Supraglottitis/epiglottitis: bacteriële infectie, ontsteking bovenste gedeelte (net onder epiglottis), zeldzaam, moeite met ademhalen en slikken –> kwijlen, kunnen niet plat op de rug liggen (epiglottis valt op de luchtweg anders), hoge koorts en nu zijn er vaccinaties voor (komt bijna niet meer voor)
- Laryngomalacie: onrijpheid van het kraakbeen van de larynx –> makkelijk collaberen –> benauwdheid, kinderen worden ouder waardoor het steviger wordt, maar soms is wel ingrijpen nodig
In welke twee categorieën wordt het ademhalingssysteem onderverdeeld en welke onderdelen vallen hier weer onder?
- Gasgeleidingssysteem: luchtwegen:
- Bovenste luchtwegen: verwarmen en bevochtigen van de adem (neus, neusbijholten, pharynx, nasofarynx)
- Onderste luchtwegen: (larynx, trachea, bronchi en bronchioli) - Gaswisselingssysteem: waar de daadwerkelijke gaswisseling plaatsvindt
Wat zijn de belangrijke microscopische anatomische eigenschappen van de neus?
- Voor de neusholte zit vestibulum nasi (uitstekend deel van de neus) bekleedt met plaveiselepitheel
- Na plaveiselepitheel is er respiratoir epitheel tot aan de bronchioli
- In de neusholte de 3 conchae bekleedt met epitheel en daaronder heel veel vaten (goede doorbloeding voor warmte)
- Reukepitheel in de bovenste concha (olfactoir epitheel)
- Reukepitheel signaal –> bulbus olfactorius –> olfactorische zenuw –> hersenen
- Zenuwtakjes van bulbus olfactorius steken door in de cribriform plaat van het ethmoïd
Waaruit bestaat het reukepitheel/olfactorische epitheel?
Gespecialiseerd epitheel (10 cm^2 in oppervlak)
- Basale cellen: herstel en aanmaak (elke 2-3 maanden) nieuwe reukcellen
- (Bipolaire) zenuw cellen: tussen de basale cellen, vangen moleculen aan het oppervlak
- Steuncellen
Waarvoor zijn de 4 neus bijholten (paranasale sinussen)?
- Zorgen dat het gewicht van de schedel afneemt, omdat de schedel niet solide is
- Geven meer senor aan de stem –> vorming stemgeluid
- Zorgen voor luchtconditionering
- Zijn een stootkussen voor de hersenen (beter om deze stukken te breken dan iets in de hersenen)
Hoe zien het epitheel van de neusbijholten en het respiratoir epitheel eruit?
Neus bijholten: veel bloeddoorstroming (zowel arterieel als veneus)
Respiratoir epitheel: bevat kliertjes die slijm kunnen afscheiden, pseudogestratificeerd (alle cellen rusten/staan met hun pootjes op het basale membraan), trilhaar dragend en slijmbekercellen
Welke klieren bevinden zich in de neusbijholten?
- Seromuceuze klieren (lichte cytoplasma cellen): verantwoordelijk voor slijmsecretie
- Sereuze klieren (veel donkerder en korreliger): produceren voornamelijk eiwit voor secreet
Wat is de functie van de larynx en welke soorten cellen bevat deze?
Passage station voor lucht (daarom achterkant thyroïd open, maar cricoid dicht) en stemvorming
G = kliertjes
VC = ware stembanden (plica vocalis)
VF = valse stembanden (plica ventricularis)
VM = musculi vocalis (bedienen plica vocalis)
Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van de trachea?
- zo’n 13 cm lang
- bekleed door respiratoir epitheel
- wandopbouw ong. gelijk aan de bronchus behalve:
~ kraakbeenringen zijn C vormig (dorsaal open) (zorgt dat voedsel door de oesophagus kan)
~ uiteinden C ringen verbonden met glad spierweefsel
~ geen spierweefsel rondom
Hoeveel wegen de longen en hoe is het volume van de longen verdeeld?
Wegen samen 900 gram, verdeling volume:
- 80% lucht
- 10% bloed
- 3% gasgeleidingssysteem (bronchiën en bronchioli)
- 3% alveolair weefsel
Hoe vertakken de longen zich?
Asymmetrisch dichotoom: vertakken van 1 naar 2 waarbij één van de twee kleiner is dan de andere
- 1e orde: trachea, vertakt zich naar 2e orde
- 2e orde: bronchus
- 3e orde: longkwabben
- 4e orde: segmenten van de long (elk segment zo’n 10% van het totale longvolume –> kunnen los van elkaar verwijderd worden)
Latere vertakkingen: bronchiolus terminals –> bronchiolus respiratorius –> ductus alveolaris –> saccus alveolaris –> alveoli
Per vertakking neemt de diameter telkens af, maar neemt het aantal vertakkingen toe, waardoor het oppervlak steeds groter wordt
Hoe ziet de bronchus er globaal histologisch uit?
- Bekleedt met respiratoir epitheel –> hoe jonger hoe gladder, hoe ouder hoe golvender
- Onder het epitheel zit de lamina propria, slijmbekercellen en trilhaarcellen en ook gladde spierweefselcellen (muscularis mucosa)
- Daar achter liggen losse platen kraakbeen (wel met elkaar in verbinding)
- Daar omheen ligt weer een groter stuk glad spierweefsel (kleinere bronchiolus –> meer glad spierweefsel)
Bronchioli –> als het kraakbeen en klierweefsel weg is
Hoe is de mucosa laag van een bronchus opgebouwd?
Opgebouwd uit: trilharen, slijmbekercellen, basale cellen (stamcellen), neuro-endocriene cellen (niet zichtbaar in een HE-kleuring) en club cellen (clara cellen –> in hele distale bronchioli), gladde spiercellen en bij de bronchiën kraakbeen
Uit welke lagen bestaat het basaal membraan van het epitheel van de bronchus en welke verbindingen bevinden zich hierin?
Bestaat uit:
- Basale lamina (hiermee wordt je geboren): bestaat uit lamina lucida en lamina densa
- Lamina reticularis (vormt na geboorte met de leeftijd, verdikt bij roken of astma): kun je zien in lichtmicroscopie (hoe beter zichtbaar = kans > dat er iets mee gebeurt is)
Andere cellen zitten eraan vast met hemidesmosomen
Basale membraan cellen zitten vast aan elkaar met tight junctions, adhesive belt, desmosomen en gap junctions (–> gaan open staan bij irritaties/beschadigingen, hierdoor kan vocht in-/uittreden)
Welke 2 soorten trilharen heb je en wat zijn de eigenschappen?
- Microvilli: 0,4 micrometer
- Cilia: 6 micrometer, verloren cilia worden vervangen met plaveiselepitheel, ong. 200-300 per cel, slaan 20x/seconde, temperatuur afhankelijk (lagere temperatuur = minder hard slaan), ATP afhankelijk, rigide working stroke en gebogen terugslag (slaan heel hard 1 kant op –> slijm met troep omhoog kunnen verplaatsen), hebben 9 doubletten van microtubuli (verbonden met elkaar via buiten via dineïnearmen) rondom een centrale wat zorgt voor beweging
Wat is cyliaire dyskenesie?
= Immotile cilia syndrome = Kartagener syndrome
Er is een tubuline defect, in de verbinding ertussen of van de tubuli zelf –> cilia minder krachtig, vocht blijft in de longen, vatbaar voor ontstekingen
Vaak komt ook situs inversus voor (buikorganen liggen omgekeerd in het lichaam (rechts-links fout))
Waar zitten de basale cellen, wat is hun functie en hoe zijn ze verbonden?
Net onder het epitheel in de basale lamina
Zijn stamcellen voor club cellen en type 2 pneumocyten
Verbodnen met hemidesmosomen en in contact met het basale membraan
Waar zitten de mukeuze cellen (slijmbekercellen) en wat is hun functie?
Zitten tussen de basale (stam-)cellen
Produceren mucine (= glycoproteïnen = langgerekte eiwit core met suikergroepen) wat water aantrekt en waardoor mucus (meeste wel geproduceerd door bronchiale klieren) gevormd wordt
Ongeveer 3 mukeuze cellen per 10 cellen in epitheel (–> neemt toe bij irritatie)
Mucine bepaalt viscositeit van mucus (bijv. door DNA van kapotte cellen) (–> meer visceus mucine –> taaier slijm –> moeilijker op te hoesten, wel met meer bacteriën)
Aspect mukeuze cellen veranderd doordat slijmproductie cyclisch is
Hoe ziet het bronchiaal klierweefsel eruit en wat zijn de kenmerken ervan?
Gemengde sero-mucineuze kleir
Sereuze (eiwitrijk) secreet wordt afgevoerd via aan muceuze buis
- Secreet productie tot middelgrote bronchioli (–> afnemende diameter beperkende factor)
- Onderste (mucosale laag) is waterig (hypofase) waarin alleen trilharen bewegen (–>
- Naar proximaal toe steeds meer secreetsecretie (–> moeilijker af te voeren door kleinere totale doorsnede)
- Viscositeit secreet geregeld door ionentransporter (NB CF)
Wat zijn kenmerken van neuro-endocriene cellen in bronchus?
- Komen weinig voor in gezonde bronchus
- Rol in de longontwikkeling
- Toename bij ontsteking
- Moeilijk te zien licht-microscopisch, kleuring nodig
- Hyperplasie van deze cellen of een tumor kan voorkomen