Geneeskunde 1B1 week 3 Flashcards
1B1 HC 2 functies bloedvatenstelsel:
Wat zijn de 3 belangrijke functies van het hart?
De 3 functies zijn:
1. Transport van voedingsstoffen en afbraakproducten
2. Warmtetransport
3. Doorgeven van krachten/druk
1B1 HC 2 functies bloedvatenstelsel:
Wat is het streven van het hart?
De flow constant houden.
1B1 HC 2 Fysische kenmerken circulatiesysteem:
Wat zijn de 8 fysische kenmerken van het circulatiesysteem?
De 8 kenmerken zijn:
1. Gesloten systeem
Pompt 5 l/min bij rust en 25 l/min bij sporten.
2. Goede verdeling over de organen
3. Grote drukverschillen
4. Pulserende flow wordt omgezet naar continue flow
5. Geen starre, maar flexibele elastische buizen
6. Bloed is een heterogene stof met viskeuze (stroperigere) eigenschappen
7. Hoge perifere weerstand
8. Bloedvolume ongeveer 6 liter waarvan 65% in veneuze systeem
1B1 HC 2 hoe kan bloed stromen:
Welke 5 krachten zorgen ervoor dat bloed kan stromen?
De 5 krachten zijn:
1. Druk
2. Vloeistofdruk
3. Zwaartekracht
4. Versnelling
5. Krachten die van buitenaf komen
1B1 HC 2 hoe kan bloed stromen:
Wat is druk?
Kracht dat loodrecht op een object boven een eenheidsgebied wordt toegepast.
1B1 HC 2 hoe kan bloed stromen:
Wat is vloeistofdruk?
Kracht dat per oppervlakte-eenheid op een object in de vloeistof wordt uitgeoefend.
1B1 HC 2 wet van Pascal:
Wat is de wet van Pascal?
Een druk die wordt uitgeoefend op een vloeistof die zich in een geheel gevuld en gesloten vat bevindt, zal zich onverminderd in alle richtingen voortplanten.
1B1 HC 2 wet van Pascal:
Wat zijn de 3 voorwaarden bij de wet van Pascal?
De 3 voorwaarden zijn:
1. Vloeistof oefent druk uit in alle richtingen
2. De druk in een horizontaal vlak is overal gelijk
3. De druk neemt wel toe met de diepte
1B1 HC 2 wet van Pascal:
Wat is de formule van de wet van Pascal?
p = rho * g * h
rho= soortelijke massa (verschilt per stof)
g = zwaartekrachtversnelling = 9,81
h = hoogte in meter
p = druk in [Pa] = [Nm`2]
1B1 HC 2 wet van Pascal:
Hoe reken Pa om naar mmHg?
p= rho kwik* g * Hkwikkolom
rho kwik= soortelijke massa = 13,6 kg/dm3
g = zwaartekrachtversnelling = 9,81 m/s^2
P in Pa
Hkwikkolom in mm
1B1 HC 2 snelheid en flow:
Wat is de flow?
De maat voor hoeveelheid vloeistof per tijdseenheid in m^3/s.
1B1 HC 2 snelheid en flow:
Wat is de formule van flow?
F = v * A
F= flow
v= snelheid = m/s
A= oppervlakte
1B1 HC 2 continuïteitsvergelijking:
Wat is de continuïteitsvergelijking?
Houdt in dat de flow die in het systeem gaat even groot is als de flow die er uit gaat: Fin = Fuit. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat er geen verliezen zijn.
V1 * A1 = V2* A2
1B1 HC 2 Bernoulli (wet van behoud van energie):
Wat is ischemie?
Een verminderde bloedvoorziening naar organen of weefsels met als gevolg een tekort aan zuurstof en voedingsstoffen.
1B1 HC 2 Bernoulli (wet van behoud van energie):
Wat is de wet van Bernoulli?
Deze zegt dat alle energie behouden blijft.
De formule is: p + 0.5rhov^2 + rhogh = constant
p = pomp energie: drukopbouw van het hart
0.5rhov^2 = kinetische energie: bewegingsenergie en stromingsenergie
rhogh = potentiële energie
Hierbij wordt er vanuit gegaan dat bloed niet viskeus en incompressibel is
1B1 HC 2 Bernoulli (wet van behoud van energie):
Wat voor werking heeft een dalende druk?
Een zuigende werking.
1B1 HC 2 Bernoulli (wet van behoud van energie):
Wat gebeurt er bij inspanning?
De hartfrequentie gaat omhoog en dus de flow en de snelheid gaan ook omhoog. Volgens de wet van Bernoulli zal de druk dalen. Als het omliggende weefsel het vat dicht gaat drukken, zal het achterliggende weefsel zuurstoftekort krijgen. Als de inspanning stopt, zal de onderdruk verdwijnen en zullen de vaten weer overgaan.
1B1 HC 2 laminaire flow:
Wat is laminaire flow?
Een stroming waarbij de lagen van een gas of een vloeistof zich parallel ten opzichte van elkaar voortbewegen. Er is nauwelijks of geen stroming loodrecht op de hoofdstroom.
1B1 HC 2 laminaire flow:
Wat is de formule die hoort bij laminaire flow?
De formule is:
Kracht = Aη(∆v/∆x)
A = oppervlak
η = viscositeit
v = snelheid
x = afstand
1B1 HC 2 laminaire flow:
Wat zal er gebeuren met bloed dat dicht bij de vaatwand stroomt t.o.v. bloed dat in het centrum stroomt?
Bloed dat langs de vaatwand stroomt, zal door viscositeit blijven plakken en langzamer stromen. Naarmate bloed meer naar het midden van het vat gelegen is, zal deze sneller stromen.
1B1 HC 2 laminaire flow:
Wat is het plasma-skimming effect?
Bij laminaire flow is er geen geruis en stromen de erytrocyten axiaal. De deeltjes stromen hierdoor in het midden van de vat en hierdoor zullen er minder deeltjes de vertakkingen ingaan. Bij vertakkingen is een lagere waarde erytrocyten te vinden. De oorzaak hiervan is de laminaire stroming.
1B1 HC 2 turbulentie:
Wat is turbulentie?
Bloed dat door een vernauwing geperst wordt spuit er als het ware aan de andere kant uit en dit veroorzaakt een werveling.
1B1 HC 2 turbulentie:
Wanneer treedt turbulentie op?
Dit treedt op bij:
1. Een vernauwing
2. Het langzaam nauwer worden van het vat
3. Systole
4. Inspanning
1B1 HC 2 turbulentie:
Welke 6 gevolgen heeft turbulentie voor het hart?
De 6 gevolgen zijn:
1. Optreden vaatgeruis
2. Kost extra druk
3. Vaat trilling voelbaar
4. Energieverlies –> hart moet harder pompen
5. Beschadigingen vaatwand, bloedplaatjes
6. Trombosevorming
1B1 HC 2 bloeddrukmeting door middel van een manchet:
Hoe werkt een manchet?
Als het manchet wordt opgepompt boven de bovendruk stroomt er geen bloed meer (er is dan geen geluid). Laat je het manchet leeglopen dan zal aangekomen bij de bovendruk van de systole het bloed weer gaan stromen (het geruis blijf je horen totdat de druk van de manchet lager is geworden dan de onderdruk). Het bloed stroomt dan niet meer turbulent maar laminair.
1B1 HC 2 getal van Reynolds:
Wat is het getal van Reynolds?
Het wordt gebruikt om te bepalen of een stroming laminair is of turbulent, maar ook om similariteit tussen twee verschillende stromingen weer te geven.
1B1 HC 2 getal van Reynolds:
Wat is de formule van Reynolds?
Re = (2r vgemrho)/η
2r = Diameter van het vat
vgem = gemiddelde stroomsnelheid
rho = dichtheid vloeistof
η = viscositeit
1B1 HC 2 vaatweerstand:
Wat is de wet van Poiseuille?
Er is alleen stroming als er drukverschil is.
1B1 HC 2 vaatweerstand:
Wat is de formule van de wet van Poisseuille?
P1 - P2 = R x F (geldt alleen voor laminaire flow).
Hiermee kan je de flow berekenen als het drukverschil en de weerstand bekend is.
1B1 HC 2 vaatweerstand:
Hoe kan je de weerstand in een bloedvat berekenen?
Serie schakelijk: Rtotaal = R1 + R2 + R3 + …
Parallelschakeling: 1/Rtotaal = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3 + …
1B1 HC 2 vaatweerstand:
Door welke 2 factoren wordt de gemiddelde druk bepaald?
De 2 factoren zijn:
1. De cardiac output, F = ∆ V*f (slagvolume x frequentie)
2. De perifere weerstand R
1B1 HC 2 vaatweerstand:
Wat is de druk (in mmHg) in de grote circulatie?
Arteriën:
- Systole 100 - 140
- Diastole 60 - 90
Capillairen: 5 - 35
Venen: 3 - 15
Grote venen: < 1
1B1 HC 2 vaatweerstand:
Wat is de druk (in mmHg) in de kleine circulatie?
Arteriën: 15
Capillairen: 10
Venen: 5
1B1 HC 2 compilantie:
Wat is compilantie (vaten)?
De beweegbaarheid van vaten.
1B1 HC 2 compilantie:
Wat is de formule voor compilantie?
De formule is:
C = ∆V / (ps - pd)
C = Compilantie
V = Volume per slag in aorta
ps = Druk systole
pd = Druk diastole
1B1 HC 2 compilantie:
Wat is pulsdruk?
Het verschil in druk tussen diastole en systole.
1B1 HC 2 compilantie:
Wat zijn 3 toepassingen van compilantie op het circulatiestelsel?
De 3 toepassingen zijn:
1. Bij inspanning gaat de hartfrequentie omhoog en stijgt de gemiddelde druk en blijft de pulsdruk gelijk
2. Bij vaatvernauwing stijgt de gemiddelde druk (wet van Poiseuille) en blijft de pulsdruk gelijk
3. Bij een aortaklepinsufficiëntie daalt de gemiddelde druk en daalt de pulsdruk
1B1 HC 3 formules:
Op welke manier is er een verband tussen de cardiac output/hartminuutvolume, de bloeddruk en de flow?
De cardiac output/hartminuutvolume:
- CO (HMV) = HF x SV
Bloeddruk:
- BP = CO x R (totaal)
Flow van een orgaan:
- Flow (orgaan) = BP x R (organen)
1B1 HC 3 formules:
In welke vaten zit de meeste weerstand en wat is het gevolg hiervan?
In de arterioles, het drukverval is daar het grootst.
1B1 HC 3 formules:
Waar is het autonoom zenuwstelsel verantwoordelijk voor als alle bloedvaten naar organen open gaan staan?
Als alle bloedvaten open gaan staan, wordt de weerstand klein in de arteriolen, hierdoor neemt de flow toe. Het autonoom zenuwstelsel moet ervoor zorgen dat het hart en het brein voldoende bloed krijgen.
1B1 HC 3 formules:
Waar is de ATP productie afhankelijk van?
Deze is afhankelijk van de zuurstofaanvoer.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Wat zijn baroreceptoren?
Dit zijn receptoren die de bloeddruk meten en zorgen dat deze constant blijft door signalen naar het brein te sturen.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Waar zitten baroreceptoren?
Deze zitten in de aortaboog en de a. carotis.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Wat doen baroreceptoren?
Als de bloeddruk zakt, vuren deze minder signalen naar het brein. Dan neemt de remmende invloed van het brein af (parasympathicus) en wordt de sympathicus ingeschakeld. Dit is een snelle reactie.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Wat is/doet het RAAS?
Dit is het Renine, Angiotensine en Aldosteron systeem, een humoraal systeem die ervoor zorgt dat de bloeddruk zo constant mogelijk blijft.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Wanneer wordt het RAAS geactiveerd?
Deze wordt geactiveerd naast de baroreceptoren bij een afnamen van de druk.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Waar zit het RAAS?
Deze zit in de nier.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Wat doet het RAAS?
Het houdt vloeistof vast (minder snelle reactie). De sympathicus brengt de hartfrequentie en het slagvolume omhoog. Daarnaast probeer je de perifere vaatweerstand omhoog te brengen om de bloeddruk te laten stijgen.
1B1 HC 3 pompfunctiestoornissen:
Wat gebeurt er als de bloeddruk langer laag blijft?
Op termijn kunnen baroreceptoren minder gevoelig worden omdat deze reageren op veranderingen. Bij langere tijd een hoge bloeddruk wennen de receptoren hieraan. Op dat moment nemen de nieren het over (RAAS).
1B1 HC 3 oorzaken pompfalen:
Wat zijn de 2 primaire oorzaken voor pompfalen?
Aandoeningen aan het myocard zoals:
- Myocarditis
Ontsteking van het hartspier
- Myocardinfarct
Hartinfarct
1B1 HC 3 oorzaken pompfalen:
Wat zijn secundaire oorzaken voor pompfalen?
Als gevolg van overbelasting van de hartspier zoals:
- Drukbelasting
Door hoge bloeddruk
- Volumebelasting
Door een lekkende klep
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Wat zijn de gevolgen van een aortaklepstenose op het schema? (HC 3)
Een stenose in de aortaklep zorgt voor een druktoename in het linker ventrikel –>
Het drukverschil neemt toe, omdat met name de ventrikel systolische druk stijgt als gevolg van toename in weerstand en de aorta systolische druk zakt –>
Afterload neemt toe –>
Het slagvolume neemt af –>
Eind systolisch volume neemt toe –>
Preload neemt toe –>
Hartminuutvolume neemt af –>
Bloeddruk daalt
Als het hart minder bloed uitpompt, zal de afterload toenemen en daarmee ook de straal –> het hart zal een klein beetje meer bloed gaan uitpompen –> de afterload neemt weer een beetje af –> niet genoeg dus het autonoom zenuwstelsel wordt geactiveerd
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Waarom is de parasympathicus sneller dan de sympathicus?
Acetylcholine is de neurotransmitter van de parasympathicus en het acetylcholine opruimen dan het aanmaken van noradrenaline. Dit komt doordat acetylcholine heel snel wordt afgebroken door cholinesterase. Zodra de aanmaak van acetylcholine stopt zal de hoeveelheid in de synapsspleet dus snel afnemen.
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Wat is de functie van de β1-receptor in een hartspiercel?
Deze is verantwoordelijk voor de contractie.
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Waar is de β1-receptor verantwoordelijk voor in een hartspiercel?
Noradrenaline bindt –>
Cyclisch AMP wordt gevormd en dat is een second messenger
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Wat gebeurt er met het autonoom zenuwstelsel bij verhoging van de hartfrequentie?
De parasympathicus onttrekt en sympathicus activeert via de β1 receptor.
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Waar is de α1-receptor verantwoordelijk voor in een hartspiercel?
De sympathicus probeert er via de receptor voor te zorgen dat het ventrikel meer gevuld wordt door middel van veneuze constrictie.
(Hierdoor wordt de preload groter)
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Door welke neurotransmitter vindt er vasoconstrictie plaats in het perifere stelsel waardoor de weerstand groter wordt?
Noradrenaline.
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Wat is concentrische ventrikelgroei?
De wanddikte neemt toe maar het lumen blijft gelijk.
1B1 HC 3 aortaklepstenose:
Wat is excentrische ventrikelgroei?
De wanddikte en het lumen nemen toe.
1B1 HC 3 myocarditis:
Wat zijn de gevolgen van een myocarditis op het schema? (HC3)
Hierbij is een deel van de hartspier van de linker kamer afgestorven –>
Afname van contractiliteit –>
Afname slagvolume –>
Afname hartminuutvolume ->
Afname bloeddruk –>
- De baroreceptoren laten de preload, de hartfrequentie (β2) en de R (perifeer) stijgen door een sympathicus toename met als gevolg vasoconstrictie (α1 en α2)
- De parasympathicus neemt af
- Vasoconstrictie (α1) neemt toe om de preload toe te laten nemen waardoor het slagvolume toeneemt
Én
Naast de veneuze constructie ga je vloeistof vasthouden (via RAAS systeem) om een verdere stijging van preload tot gevolg te hebben
Het autonome zenuwstelsel probeert ook de contractiliteit te verhogen door activatie van β1 receptoren
De diameter van het hart neemt door ophoping van het bloed toe –>
Hartspier dilateert en de afterload neemt toe (op termijn zal de wand proberen dikker te worden, de hartspiercellen zullen hierbij in de lengte groeien)
1B1 HC 3 van compensatie naar decompensatie (falen) mechanismen:
Door welke 3 factoren vindt decompensatie plaats bij bijvoorbeeld aortastenose?
De 3 factoren zijn:
1. Neurohumorale activatie
Deze activatie is niet goed bestemd om lang geactiveerd te zijn:
- β-receptor
De gevoeligheid en de dichtheid nemen af; β-remmers geven kan dit voorkomen
- RAAS-activatie
Zorgt voor hypertrofie; ACE-remmers remmen dit systeem en het blijkt dat de mensen dan langer leven
2. Inflammatie
- Cytokines
- TNFα: celdood (apoptose)
3. Remodellering
- Veranderingen in extracellulaire matrix
- Flow/metabole afwijkingen
- Pathologische signaaltransductiepaden
- Cardiomyocyt dysfunctie; Ca2+ huishouding verstoord, dysfunctie contractuele apparaat
1B1 HC 3 hoorcollege (hartfalen):
Wat is HRrEF?
Hartfalen met een gereduceerde ejectie fractie, dus tijdens de systole. Ventrikellumen neemt toe.
1B1 HC 3 hoorcollege (hartfalen):
Wat is HRpEF?
Hartfalen met een gepreserveerde ejectie fractie, dus tijdens de diastole. Kan goed samentrekken, maar niet goed meer vullen.
1B1 HC 3 hoorcollege (hartfalen):
Wat zijn 3 voorbeelden van HRrEF?
De 3 voorbeelden zijn:
1. Gedilateerde cardiomyopathie
2. Hartinfarct
3. Aorta-insufficientie
1B1 HC 3 hoorcollege (hartfalen):
Wat zijn 3 voorbeelden van HRpEF?
De 3 voorbeelden zijn:
1. Hypertrofe cardiomyopathie
2. COPD
3. Aortastenose
1B1 HC 3 hoorcollege (hartfalen):
Wat zijn de 3 oorzaken van HRrEF en HRpEF?
De 3 oorzaken zijn:
1. Hypertensie
2. Diabetes mellitus
3. Chronische nierschade
1B1 HC 3 hoorcollege (hartfalen):
Met welke soort medicijnen zijn HRrEF en HRpEF te behandelen?
HRrEF:
- Medicijnen voor hele populatie
HRpEF:
- Fenotype specifiek
1B1 HC 4 regulatie perifere (hoorcollege):
Wat zijn 2 belangrijke verschillen tussen gladde spiercellen en ander typen spieren?
De 2 belangrijke verschillen zijn:
1. Synthese
In gladde spiercellen kan er synthese plaatsvinden van stoffen zodat de cellen zelf nog groter kunnen worden
2. Fagocytose
Gladde spiercellen zijn in staat om stoffen uit de omgeving ‘op te eten’.
1B1 HC 4 vaatwand samenstelling:
Op welke 3 niveaus wordt de bloedstroom gereguleerd?
De 3 niveaus zijn:
1. Arteriolen
2. Precapillaire sphincters
3. Capillairen
1B1 HC 4 vaatwand samenstelling:
Hoe beïnvloeden arteriolen de bloedstroom?
De arteriolen hebben gladde spiercellen in de wand zitten. Deze kunnen zorgen voor constrictie (bij contractie) en voor dilatatie (bij ontspanning).
1B1 HC 4 vaatwand samenstelling:
Hoe beïnvloeden precapillaire sphincters de bloedstroom?
Van de meta arteriole naar de capillair zit een sphincter. Als deze open staan, loopt het bloed het capillaire netwerk in en wordt het weefsel voorzien van stoffen/zuurstof. De contractietoestand bepaald hoeveel bloed er door het vat heen kan.
1B1 HC 4 vaatwand samenstelling:
Hoe beïnvloeden capillairen de bloedstroom?
Rond de capillairen zitten pericyten die bij contractie delen van de capillairen af kunnen sluiten en een deel kunnen voorzien van voedingsstoffen en zuurstof.
1B1 HC 4 regulatie bloedflow per orgaan:
Op welke 2 niveaus vindt regulatie van bloedflow plaats?
De 2 niveaus zijn:
1. Lokaal
2. Neutraal
1B1 HC 4 regulatie bloedflow per orgaan:
Op welke 2 manieren werkt neutrale regulatie van bloedflow?
De 2 manieren zijn:
1. Sympathisch
Adrenerge regulatie (α- en β-receptor)
2. Parasympathisch
NO gemedieerde dilatatie (voornamelijk hersenen)
1B1 HC 4 regulatie bloedflow per orgaan:
Welke 3 factoren spelen een rol bij lokale regulatie van de bloedflow?
De 3 factoren zijn:
1. Rek leidt tot vasoconstrictie (myogeen mechanisme)
Rek gevoelige kanalen
2. Behoefte (metabool mechanisme)
PO2, PCO2, Adenosine
3. Flow (endotheel gemediteerd mechanisme, als de flow toeneemt vindt er dilatatie plaats met name in de grote arteriolen
Dilatatie
- NO
- EDHF
- PGI2
Constrictie
- ET
- EDCF1
- EDCF2
1B1 HC 4 activatie sympathicus:
Welk effect heeft de activatie van de sympathicus in de arteriën?
Vasoconstrictie
Maar in dit vat leidt het niet sterk tot een verhoging van de perifere weerstand, grote arteriën zijn geleidingsvaten.
1B1 HC 4 activatie sympathicus:
Welk effect heeft de activatie van de sympathicus in de arteriolen?
Veel vasoconstrictie
Als gevolg hiervan neemt de perifere weerstand totaal heel sterk toe, arteriolen zijn weerstandsvaten.
1B1 HC 4 activatie sympathicus:
Welk effect heeft de activatie van de sympathicus in de venen?
Venoconstrictie
Leidt tot een drukverhoging in de venen, hierdoor wordt de cardiac output vergroot, venen zijn capaciteitsvaten.
1B1 HC 4 activatie sympathicus:
Wat zijn de 3 effecten van de activatie van de sympathicus?
De 3 effecten zijn:
1. Systeem komt onder druk te staan
Preload en afterload nemen toe
2. Brandstof komt beschikbaar voor betere spieractiviteit
3. Stolling raakt geactiveerd
Minder bloeden bij verwondingen
1B1 HC 4 vasoconstrictie is weefsel afhankelijk:
Wat zijn de 8 effecten van de activatie van de sympathicus?
De 8 effecten zijn:
1. Hartfrequentie gaat omhoog
2. Lever geeft glucose af
3. Dilatatie bronchiën
4. Dilatatie pupillen
5. Spijsvertering afname
6. Ontspannen van de blaas
7. Verhoogde perifere weerstand
8. Verhoogde veneuze return
1B1 HC 4 regulatie bloedflow per orgaan:
Waar heeft de myogene constrictie, flow-gemedieerde dilatatie, metabole dilatatie en neurale constrictie het meest effect?
Myogene constrictie
- Sterker in arteriolen
Flow-gemedieerde dilatatie
- Sterker in arterie
Metabole dilatatie
- Sterker in kleinste arteriolen
Neurale constrictie
- Sterker in arterie
1B1 HC 4 basisprincipes:
Wat zijn de 5 basisprincipes rondom bloedflow en weerstand?
De 5 principes zijn:
1. Arteriolen hebben de grootste bijdrage aan de totale vasculaire weerstand
2. Athersclerose treedt voornamelijk op in geleidingsvaten
3. Vernauwing van geleidingsvaten heeft nauwelijks effect op de bloedflow voorbij de stennes, zolang de arteriolen daar kunnen compenseren met dilatatie
4. Bij verdere verhoging zijn de arteriolen chronisch gedilateerd, waardoor de capaciteit tot extra flow verhoging bij toegenomen O2-behoefte in gevaar komt
5. Wanneer de vasodilatatie capaciteit maximaal benut is, kan de bloedflow in rust nog wel voldoende zijn, maar niet langer tijdens inspanning. Dit leidt tot ischemie
1B1 HC 4 coronaire flow reserve:
Hoeveel extra bloedflow kun je krijgen bij inspanning?
De extra bloedflow is het resultaat van de autoregulerende capaciteit tot vasodilatatie van de arteriolen in respons op een toename van de O2-behoefte of op een farmacologisch middel. De bloedflow wordt 4-5x zo hoog.
1B1 HC 4 contractiemechanismen gladde spiercellen:
Op welke manier zijn gladde spiercellen opgebouwd?
De actine en myosine filamenten vormen intermediaire filamenten die onderling zijn verbonden via dwarsverbindingen. Deze zitten aan elkaar vast met Deense bodies waarin α-actines zitten en waaraan de actiedraden aan vastzitten. Als de spiercel contraheert komen de Deense bodies dichter bij elkaar te liggen in een intermediair filament.
1B1 HC 4 cross-bridge cycling en ATP hydrolyse:
Wat zijn de 3 verschillen in contractie van een gladde spiercel t.o.v. een skeletspiercel?
De 3 verschillen zijn:
1. De snelheid waarmee ATP wordt verbruikt is vele malen lager
2. Veel lager tempo van de cross-bridge cycle
3. Het totaal verbruik is vele malen lager voor een contractie
1B1 HC 4 cross-bridge cycling en ATP hydrolyse:
Hoe vindt de cross-bridge cycle plaats in een gladde spiercel?
Calcium bindt aan een signaalmolecuul, calmoduline. Waardoor uiteindelijk de cross-bridge cycle wordt gestart.
1B1 HC 4 cross-bridge cycling en ATP hydrolyse:
Wat zijn caveola?
Instulpingen in het membraan van een gladde spiercel waardoor calcium de cel in kan worden getransporteerd.
1B1 HC 4 regulatie van vaattonus:
Welke 5 prikkels werken rechtstreeks op de gladde spiercel en zorgen voor contractie?
De 5 prikkels zijn:
1. Sympathische (α-adrenerge) stimulatie, werkt met noradrenaline via ligand gekoppelde receptoren of via second messengers
2. Rek (myogeen effect), als een vat wordt opgerekt, heeft het de neiging om te contraheren. Hierdoor gaan de valiumkanalen dicht en gaat de membraanpotentiaal omhoog dit zorgt voor een polarisatie en dus een verhoging van de concentratie calcium
3. Angiotensine II
4. ADP, tromboxaan (geactiveerde bloedplaatjes), zorgt voor verder bloedverlies door vasoconstrictie
5. Endotheline
1B1 HC 4 regulatie van vaattonus:
Welke 2 prikkels werken rechtstreeks op de gladde spiercel en zorgen voor relaxatie?
De 2 prikkels zijn:
1. Metabool effect (pO2 daalt, pH daalt, Pi stijgt, pCO2 stijgt, lactaat stijgt, adenine stijgt)
2. ANP, Atriale natriuretisch peptide; een hormoon dat wordt afgegeven door een atrium dat onder druk staat
1B1 HC 4 regulatie van vaattonus:
Welke 3 vasodilatoire stoffen komen uit het endotheel en wat is hun effect?
De 3 stoffen zijn:
1. NO
Verhoogt cGMP in de cel
2. Prostacycline
Verhoogt cAMP in de cel
3. EDFH
Veroorzaakt hyperpolarisatie waardoor calciumkanalen sluiten
1B1 HC 4 regulatie van vaattonus:
Wat is het effect van endotheel op de vaten?
Vaak leidt het tot vasodilatatie middels relaxatie van de gladde spiercellen.