Geneeskunde 1B1 week 2 Flashcards
1B1 HC 2 autonome zenuwstelsel:
Wat is het autonoom zenuwstelsel?
Het stuurt het lichaam grotendeels buiten de invloed van de wil aan. Het stuurt 3 delen aan:
1. Vegetatieve functies (verteren en opnemen van voedsel)
2. Anabole functies (groei en herstel van weefsels)
3. Katabole functies (fight or flight response)
1B1 HC 2 autonome zenuwstelsel:
In welke 3 subsystemen is het autonome zenuwstelsel in onder te verdelen?
De 3 subsystemen zijn:
1. Parasympathisch zenuwstelsel (effenent)
2. (Ortho)sympathisch systeem (effenent)
3. Plexes entericus (zenuwstelsel van de darmen)
1B1 HC 2 netwerk voor vegetatieve functies:
Via welke onderdelen gaat de afferente informatie van organen naar de hersenen?
De volgorde vanaf de organen naar de hersenen is:
Negende en tiende hersenzenuw –>
Nucleus tractus solitaire –>
Verdeeld naar onder andere de hypothalamus –>
Stuurt afferente informatie richting de eindorganen
1B1 HC 2 netwerk voor vegetatieve functies:
Via welke 3 stappen verlopen reflexen?
De 3 stappen zijn:
1. Input (sensorische prikkel)
2. Verwerking (integratie)
3. Output (spieractiviteit, secretie)
1B1 HC 2 twee grote systemen:
Wat zijn de 4 kenmerken van het sympathische zenuwstelsel?
De 4 kenmerken zijn (fight or flight):
1. Neuronen komen vooral uit de thoracale en hoog lumbale wervels
2. Preganglionaire neuron is kort
3. Schakeling naar postganglionaire neuronen gebeurt vaak via de grensstreng of nabij het ruggenmerg gelegen ganglia
4. Postganglionaire neuron is lang
1B1 HC 2 twee grote systemen:
Wat zijn de 4 kenmerken van het parasympathische zenuwstelsel?
De 4 kenmerken zijn (rust):
1. Neuronen komen met name uit de hersenstam en de sacrale wervels
2. Preganglionaire neuron is lang
3. Postganglionaire neuron is kort
4. De preganglionaire neuronen lopen vanuit de hersenstam mee met verschillende hersenzenuwen (nn. III, VII, IX en X)
1B1 HC 2 parasympathisch zenuwstelsel:
Welke neurotransmitter gebruikt het parasympathische zenuwstelsel?
Acetylcholine
1B1 HC 2 parasympathisch zenuwstelsel:
Hoe werkt de recycling van acetylcholine?
Maken:
Choline wordt onder invloed van acetyl CoA door choline acetyltransferase (CAT) omgezet in acetylcholine.
Afbreken:
In de synapsspleet wordt acetylcholine afgebroken door acetylcholinesterase naar choline.
1B1 HC 2 parasympathisch zenuwstelsel:
Op welke manier wordt acetylcholine afgegeven in de synapsspleet?
Acetylcholine wordt vervoerd in vesicles, die acetylcholine kunnen afgeven in de synapsspleet.
1B1 HC 2 parasympathisch zenuwstelsel:
Aan welke receptoren kunnen de neurotransmitter binden?
Bij beide gaat het om acetylcholine.
Preganglionair:
- Nicotine receptoren (ligand gestuurde ionkanalen, ook wel monotrope receptoren genoemd)
Postganglionair:
- Muscarine receptoren (G-eiwit gekoppeld, ook wel metabotrope receptor genoemd)
1B1 HC 2 sympathisch zenuwstelsel:
Welke 2 neurotransmitters gebruikt het sympathische zenuwstelsel?
De 2 neurotransmitters zijn:
1. Acetylcholine
2. (Nor)adrenaline
1B1 HC 2 sympathisch zenuwstelsel:
Aan welke receptoren kunnen de neurotransmitter binden?
Bij preganglionair gaat het om acetylcholine en bij postganglionair om (nor)adrenaline.
Preganglionair:
- Nicotine receptoren (ligand gestuurde ionkanalen)
Postganglionair:
- ⍺- en β-receptoren
(met uitzondering van vezels die zweetklieren en sommige vezels in vaten in dwarsgestreept spierweefsel inneveren).
1B1 HC 2 sympathisch zenuwstelsel:
Hoe wordt (nor)adrenaline gemaakt?
Adrenaline:
- Wordt aangemaakt door chromaffiene cellen in de bijnier en wordt afgegeven aan het bloed
Noradrenaline:
- Maken:
Wordt gevormd uit trypsine –>
Wordt dopa en dopamine van gevormd –>
Kan door dopamine β-hydroxylase omgezet worden in noradrenaline –>
Wordt afgegeven in de synapsspleet
- Afbreken:
Kan worden heropgenomen middels transporters
1B1 HC 2 sympathisch zenuwstelsel:
Wat zijn varicositeiten?
Axonale verdikkingen aan de zenuwuiteinden van sympathische zenuwen.
1B1 HC 2 twee typen acetylcholinereceptoren:
Wat zijn de 2 belangrijke agonisten van nicotine receptoren?
De 2 belangrijke agonisten zijn:
1. Nicotine
2. Acetylcholine
1B1 HC 2 twee typen acetylcholinereceptoren:
Wat gebeurt er bij activatie van een nicotine receptor?
Bij activatie gaat het ionkanaal open en stroomt natrium naar binnen en depolariseert de cel.
1B1 HC 2 twee typen acetylcholinereceptoren:
Wat zijn de 2 belangrijke agonisten van muscarine receptoren?
De 2 belangrijke agonisten zijn:
1. Muscarine
2. Acetylcholine
1B1 HC 2 twee typen acetylcholinereceptoren:
Wat is een bekende antagonist van muscarine receptoren?
Atropine.
1B1 HC 2 twee typen acetylcholinereceptoren:
Hoe werkt een muscarine receptor?
Deze receptoren werken middels second messengers die vervolgens de kalium ionkanalen kunnen activeren en hyperpolarisatie in gang kunnen zetten.
1B1 HC 2 pupilreflex:
Via welke 8 stappen loopt de pupilreflex?
De 8 stappen zijn:
1. De prikkel wordt waargenomen
2. Het signaal gaat via de retina naar de ganglioncellen
3. Het signaal gaat naar de thalamus
4. Het signaal schakelt over op de pretectal nucleus in het hoger gelegen gedeelte van de hersenstam
5. Het signaal wordt doorgegeven naar de edinger-westphal nucleus
6. Het signaal gaat via de n. oculomotorius naar de pupil
7. Het signaal schakelt over via preganglionair naar postganglionair in de ganglia cilliare
8. De m. sphincter pupillae contracteert
1B1 HC 2 pupilreflex:
Welke 3 dingen gebeuren er bij de parasympathische pupilreflex?
De 3 dingen zijn:
1. Miose
Vernauwing die verloopt via de m. sphincter pupillae
2. Accommodatie
Voor goed zicht voor dichtbij gelegen voorwerpen. Vernauwing via de m. ciliaris
3. Convergentie
Voor beter zien van dichtbij
1B1 HC 2 pupilreflex:
Wat gebeurt er bij de sympathische pupilreflex?
Mydriase
Pupilverwijding om meer licht op te nemen. Verwijding via de m. dilatator pupillae
1B1 HC 2 regulatie van hartslag en bloeddruk:
Wat is het effect van het (para)sympathische systeem op de vaten en hartfrequentie?
Parasympahtisch:
- Vasodilaterende respons
- Verlaging hartfrequentie
Sympathisch:
- Vasoconstrictie
- Verhoging hartfrequentie
1B1 HC 2 co-transmissie:
Wat is co-transmissie?
Het feit dat in vesicles meerdere neurotransmitters/stoffen zitten.
1B1 HC 2 co-transmissie:
Wat is de functie van ATP en hoe verloopt de werking?
ATP kan binden aan een purine receptor (ligand gestuurd ionkanaal) –>
Snelle depolarisatie door natrium en calcium –>
Opening calciumkanalen
1B1 HC 2 co-transmissie:
Wat is de functie van noradrenaline en hoe verloopt de werking?
Noradrenaline bindt aan de noradrenerge receptor –>
Via second messengers (IP3) de receptor op het ER kan activeren –>
Maakt calcium vrij
1B1 HC 2 co-transmissie:
Wat is de functie van het neuropeptide Y en hoe verloopt de werking?
Het neuropeptide Y kan binden aan een G-eiwit gekoppelde receptor –>
Leidt tot een verhoogde intracellulaire calciumconcentratie
1B1 HC 2 co-transmissie:
Welke 3 stoffen zijn betrokken bij co-transmissie in het sympathische systeem?
ATP, noradrenaline en neuropeptide Y (snel naar minder snelle respons).
Hierdoor blijft de calcium concentratie langer verhoogd.
1B1 HC 2 co-transmissie:
Welke 3 stoffen zijn betrokken bij co-transmissie in het parasympathische systeem?
Acetylcholine, nitrietoxide (NO) en VIP (vasoactive intestinal peptide) (snel naar minder snelle respons).
1B1 HC 2 co-transmissie:
Wat is de functie van het acetylcholine met NO en hoe verloopt de werking?
Acetylcholine activeert de aanmaakt van NO –>
Zorgt voor relaxatie
1B1 HC 2 co-transmissie:
Wat is de functie van het acetylcholine met VIP en hoe verloopt de werking?
VIP wordt samen met acethylcholine afgegeven –>
Zorgt voor relaxatie
1B1 HC 2 innervatie van het hart:
Hoe verloopt de (para)sympathische innervatie van het hart?
Parasympathische innvervatie:
Nervus vagus –>
SA- en AV- knoop activatie
Sympathische innervatie:
Ruggenmerg –>
Grensstreng –>
Pacemakers en de hartspiercellen
1B1 HC 2 innervatie van het hart:
Via welke 3 fasen verloopt de activatie van pacemakercellen?
De 3 fasen zijn:
1. Depolarisatie fase door opening van calciumkanalen
2. Repolarisatie door kaliumkanalen
3. Diastolische depolarisatie fase door onder andere de funny current (If)
1B1 HC 2 innervatie van het hart:
Op welke 3 manieren zorgt de parasympathicus voor een verlaging van de hartfrequentie?
De 3 manieren zijn:
1. Remming van de calciumkanalen
Drempelwaarde halen duurt langer
2. Activering van de kaliumkanalen
Hyperpolarisatie
3. Remming funny-current
Depolarisatie duurt langer
1B1 HC 2 innervatie van het hart:
Op welke 2 manieren zorgt de sympathicus voor een verhoging van de hartfrequentie?
De 2 manieren zijn:
1. Stimulatie van de calciumkanalen
Snellere depolarisatie
2. Stimulatie van de funny-current
Sneller behalen van de drempelwaarde
1B1 HC 2 effect van sympathies op contractiliteit:
Hoe beïnvloedt de sympathicus de contractiliteit?
De β-receptor stimuleert de cAMP-productie via het G-eiwit G5 –>
Calciumconcentratie wordt verhoogd –>
Contractiliteit (contractiekracht) wordt verhoogd
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Welke 2 sensoren zitten in het cardiovasculaire systeem?
De 2 sensoren zijn:
1. Baroreceptoren
2. Volume receptoren
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Waar zitten baroreceptoren?
Deze bevinden zich in de sinus caroticus en de aortaboog.
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Hoe werken baroreceptoren?
Activatie van de baroreceptor –>
Negatieve respons –>
Vasodilatatie en verlaging hartprestatie –>
Bloeddruk daalt
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Wat zijn de 4 kenmerken van baroreceptoren?
De 4 kenmerken zijn:
1. Snelle invloed op de hartslag en vaatweerstand
2. Vezels van de globus caroticum lopen mee met de negende hersenzenuw
- Meten rekking van de vaatwand
3. Vezels van de globus aorticum lopen mee met de tiende hersenzenuw
4. Werken middels een fysische en tonische respons
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Waar zitten volume receptoren?
Deze bevinden zich in de atria en de vena cava.
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Welke 2 typen vezels volume receptoren zijn er?
De 2 typen zijn:
1. A-type vezels
2. B-type vezels
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Wat zijn de kenmerken en hoe werkt de A-type vezels bij volume receptoren?
- Deze zitten in de rechter atrium.
Activeren bij atriale contractie tijdens P-top.
1B1 HC 2 baro- en volume receptoren:
Wat zijn de kenmerken en hoe werkt de B-type vezels bij volume receptoren?
- Deze zitten in de vena cava inferior en superior.
- Raken steeds meer geactiveerd tijdens de vulling van de atria, dus bij diastole en bij contractie ventrikels.
Activatie van de B-type vezels leidt tot een hogere hartfrequentie en vasodilatatie van de nierarterie –>
Meer vocht uitgeplast –>
Daling circulerend bloedvolume
1B1 HC 2 dysautonomie:
Wat is dysautonomie?
Ziektes die worden veroorzaakt door aandoeningen aan het autonome zenuwstelsel. Een voorbeeld van een ziektebeeld is:
- Multiple system atrophy (MSA)
- Shy-drager syndroom
1B1 HC 2 dysautonomie:
Wat kunnen symptomen van dysautonomie zijn?
- Incontinentie
- Orthostatische hypotensie
- Impotentie
- Verlies van transpiratie vermogen
- Bewegingsstoornissen
Deze symptomen kunnen ook voorkomen bij:
- Diabetes mellitus
- Multiple sclerose
- Ruggenmergbeschadiging
1B1 HC 2 dysautonomie:
Hoe worden symptomen van dysautonomie veroorzaakt?
Kan worden veroorzaakt door:
Stapeling van eiwitten –>
Aggregaten vormen die onoplosbaar zijn –>
Maken gliacellen kapot
1B1 HC 3 receptorfarmacologie:
Wat is receptorfarmacologie?
Speelt in op het sleutel-slotsysteem. Het slot stelt de receptor voor en de sleutel het farmacon die uiteindelijk tot een gevolg heeft.
1B1 HC 3 receptorfarmacologie:
Wat is een agonist?
Werkt en stimuleert de receptor waardoor een effect wordt bewerkstelligd.
1B1 HC 3 receptorfarmacologie:
Wat is een antagonist?
Deze blokkeert de receptor werking, waardoor een agonist niet meer kan binden.
1B1 HC 3 typen receptoren:
Welke 4 typen receptoren zijn er?
De 4 typen receptoren zijn:
1. G-eiwit gekoppelde receptor
2. Ionkanaal-gekoppelde receptor
3. Kinase-gekoppelde receptor
4. Gentranscriptie receptor
1B1 HC 3 typen receptoren:
Hoe is een G-eiwit gekoppelde receptor opgebouwd en wat gebeurt er bij activatie?
Bestaat uit 7 transmembraaneiwitten met intracellulair een G-eiwit. Wanneer een agonist bindt aan de receptor, worden G-eiwitten geactiveerd, die een respons (remmen of stimuleren) kunnen leveren.
1B1 HC 3 typen receptoren:
Wat gebeurt er bij activatie van een ionkanaal-gekoppelde receptor?
Vormen een opening voor ionen.
- Respons is zeer snel
- Vaak van belang
1B1 HC 3 typen receptoren:
Wat gebeurt er bij activatie van kinase-gekoppelde receptoren?
Fosforyleren eiwitten.
- Respons stuk langzamer
- Actief binnen het endocriene systeem
1B1 HC 3 typen receptoren:
Wat gebeurt er bij activatie van gentranscriptie receptoren
Transporteren naar de kern en zijn daar werkzaam als transcriptiefactor.
- Respons is erg langzaam
- Werkzaam bij bijvoorbeeld hormonale cycli
1B1 HC 3 drug-receptor interactie:
Wat is de drug-receptor interactie?
[D] + [R] (K2) <–> (K1) [DR]
D= drug concentratie
R= vrije receptoren
DR= bezette receptoren
Wanneer de affiniteit groot is, is K1 groot en K2 klein.
Kd = K2 / K1
Kd = evenwichtsconstante
Ka = agonist
Kb = antagonist
Uitleg grafiek zie slimstuderen HC. 3 receptorfarmacologie, Drug-receptor interactie.
1B1 HC 3 typen agonisten:
Welke 3 typen agonisten zijn er?
De 3 typen zijn:
1. Volle agonisten
2. Partiële agonisten
3. Inverse agonisten
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een volle agonist?
Hebben bij een lage bezetting, een maximaal effect.
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een partiële agonist?
Hebben zelfs bij een hoge bezetting geen maximaal effect.
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een inverse agonist?
Inactiveren constitutionele receptoren (receptoren die van zichzelf actief zijn), waardoor er remming van activiteit ontstaat.
1B1 HC 3 het effect van agonisten:
Wat is de effectiviteit van agonisten?
De hoogte van de plateaufase, dus het maximale effect.
1B1 HC 3 het effect van agonisten:
Wat is de potentie van agonisten?
De concentratie, waarbij de helft van het maximale effect wordt bereikt.
pEC50 = -log EC50 (M)
1B1 HC 3 typen antagonisten:
Welke 6 typen antagonisten zijn er?
De 5 typen zijn:
1. Chemisch
2. Farmacokinetisch
3. Receptor blokkade
4. Niet competitief
5. Competitief
6. Fysiologisch
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een chemische antagonist?
Onafhankelijk van een receptor en werkt bijvoorbeeld in het bloed.
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een farmacokinetische antagonist?
Werken meestal ook onafhankelijk van een receptor. Afbraak van een stof of het bijdragen aan het verslechteren van opname van een stof.
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een receptor blokkade antagonist?
Hiervan zijn er 2 soorten:
1. Reversibel competitief
Omkeerbaar antagonisme
Hoe meer antagonist er wordt toegevoegd, hoe meer agonist er nodig is om hetzelfde effect te bewerkstelligen. De grafiek verschuift naar rechts
- Irreversibel competitief
Onomkeerbaar antagonisme (onomkeerbare bezetting van een receptor)
De werking van de agonist in combinatie met de receptor neemt af naarmate er meer antagonist wordt toegevoegd. Een afplatting van de grafiek is zichtbaar
Bij een irreversibel antagonisme met veel spare receptoren ontstaat eerst een verschuiving naar rechts en neemt dan het maximale effect van de agonist af
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een niet competitieve antagonist?
Bindt op andere plek op de receptor dan de agonist.
1B1 HC 3 typen agonisten:
Wat is een fysiologische antagonist?
Bindt op een andere receptor en heeft een tegengesteld effect als de agonist.
1B1 HC 4 autonoom zenuwstelsel:
Op welke manier is het autonoom zenuwstelsel onder te verdelen?
Perifeer zenuwstelsel
- Afferent
- Efferent
Autonoom
- Parasympathisch
Actiever in rust
- Sympathisch
Actiever in situaties van stress en inspanning
Somatisch
Centraal zenuwstelsel
1B1 HC8 Geschiedenis van de klinische blik:
Naast Jewson visie zijn er nog twee andere soorten geneeskunde, welke zijn dit?
- Surveillance medicine: risicogroepen
- Informational medicine: P4 (predict, prevent, personalized & participatie)
1B1 HC 4 farmaca voor het autonome zenuwstelsel:
Op welke 4 manieren zijn farmaca in te delen op basis van functie?
De 4 manieren zijn
1. Parasympathicomimetica
2. Parasympathicolytica
3. Sympathicomimetica
4. Sympathicolytica
1B1 HC8 Bedgeneeskunde:
Wat zijn de kenmerken van bedgeneeskunde?
- Het speelde bij de patiënt thuis af
- Onderzoeksmethode: verhaal patiënt en ‘ervaring der eeuwen’
- Holisme staat centraal
- Technologie paste niet in denkwijze
- Lichamelijk onderzoek was niet de bedoeling
1B1 HC 4 farmaca voor het autonome zenuwstelsel:
Wat zijn parasympathicomimetica?
Stoffen die de werking van de parasympathicus nabootsen/activeren.
1B1 HC8 Ziekenhuisgeneeskunde:
Wat zijn de kenmerken van de ziekenhuisgeneeskunde?
- Holisme –> lokalisatie principe
- Patiënten categoriseren, ziekenhuizen verschillende afdelingen
- Onderzoeksmethode: lichamelijk onderzoek en pathologische anatomie
- Hulpmiddelen voor lichamelijk onderzoek (stethoscoop 1818, Laënnec)
1B1 HC 4 farmaca voor het autonome zenuwstelsel:
Wat zijn parasympathicolytica?
Stoffen die de werking van de parasympathicus remmen.