Gedragsleer 2.3 Flashcards

1
Q

welke stadia kent de theorie van Piaget

A

sensomotorisch

preoperationeel

concreet operationeel

formeel operationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

benoem kenmerken van de sensomotorische fase (Piaget)

A

0-2 jaar

kind gaat zichzelf onderscheiden van voorwerpen en andere mensen

verwerft objectpermanentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

benoem kenmerken van de preoperationele fase (Piaget)

A

2-7 jaar

kind leert taal te gebruiken

begin van symbolische representatie

denken is egocentrisch

in zijn fantasie en beleving zijn niet logische dingen logisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

benoem kenmerken van de concreet operationele fase (Piaget)

A

7-11 jaar

logisch nadenken over voorwerpen en gebeurtenissen

conservatiebegrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

benoem kenmerken van formeel operationeel

A

11 jaar en ouder

kind denkt logisch na over abstracte zaken en is in staat hypotheses systematisch te toetsen

gaat zich bezig houden met hypothetische zaken toekomst en ideologische problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is ocnservatiebegrip

A

kinderen snappen dat eenzelfde hoeveelheid stof evenveel is als iets dat meer waard waar er minder van is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke stadia kent de theorie van knolberg

A

pre conventionele stadium

conventionele stadium

postconventionele stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem kenmerken van het preconventionele stadium (Knolberg)

A

0-4 jaar

kind laat zich lijden door consequenties van het gedrag

egocentrisch georiënteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn kenmerken van het conventionele stadium (Kohlberg)

A

4-10 jaar

de regels en wetten van de samenleving en de oordelen van anderen als uitgangspunt voor het oordeel over goed en kwaad

er wordt ontdekt dat anderen ook gevoelens hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn kenmerken van het postconventionele stadium

A

vanaf 10 jaar

eigen principes zijn het uitgangspunt

het volgens van eigen principes is belangrijk voor het zelfrespect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uit welke onderdelen is de persoonlijkheid van mensen opgebouwd volgend freud

A

id

ego

super ego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het id volgens freud

A

lustprincipe

elke behoefte moet onmiddellijk bevredigd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het ego volgens freud

A

gaat er niet vanuit dat alles gelijk bevredigd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke fasen kent de psychoseksuele ontwikkeling volgens freud

A

orale fase

anale fase

fallisch oedipale fase

latentiefase

genitale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn kenmerken van de orale fase

A

0-1.5 jaar

mond is centrum van lustbeleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn kenmerken van de anale fase

A

anus is het centrum van de lustbeleving

erg koppig

trots op ontlasting

1.5-2.5 jaar oud

17
Q

wat zijn kenmerken van de fallisch oedipale fase

A

ontdekking van jongens en meisjes

raakt geïnteresseerd in geslachtsorganen

oedipuscomplex kan spelen

18
Q

wat zijn kenmerken van de latentiefase

A

pubertijd

meer richten op leeftijdsgenoten van het eigen geslacht

veel energie naar cognitieve ontwikkeling

19
Q

wat zijn kenmerken van de genitale fase

A

de volwassene richt zich meer op intieme relaties met iemand van hetzelfde of andere geslacht

20
Q

wat is het superego

A

meer bewust en meer bezig met moraliteit heeft echt een gewetensfunctie wat is goed en wat is fout