Gaswisseling en uitscheiding Flashcards
Ademcentrum
Gedeelte in de hersenstam, dat de ademhaling regelt. Wordt beïnvloed door onder andere het koolstofdioxidegehalte van het bloed
Ademprikkel
Verandering in het koolstofdioxidegehalte van het bloed. Hierop reageert het ademcentrum
Ademvolume
De hoeveelheid lucht die je met een rustige ademhaling in en uit ademt
ADH
Antidiuretisch hormoon. Hormoon dat de terugresorptie van water in de nierkanaaltjes stimuleert
Aminozuur
Organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de vorming van eiwitten
Astma
Het spierweefsel in de wand van de bronchiolen trekt zich onbewust samen
Bloeddruk
Druk die het bloed uitoefent op de wand van het bloedvat
Bronchie
De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën. De wanden bevatten kraakbeenringen
Bronchiole
Fijnere zijtakjes van de bronchiën en bevatten spierweefsel i.p.v kraakbeenweefsel
Bulirubine
Galkleurstof, die ontstaan is bij de afbraak van hemoglobine uit rode bloedcellen
Chemoreceptor
Zintuigcel, die geprikkeld wordt door de verandering in chemische samenstelling, bijv. het koolstofdioxidegehalte van bloed
Cholesterol
Tot de sterolen behorende vetachtige stof, die in de meeste dierlijke weefsels en lichaamsvloeistoffen voorkomt en een bestanddeel is van dierlijke celmembranen
Dode ruimte
Ongeveer 150 mL lucht komt niet verder dan de bronchie, luchtpijp, keel- of neusholte
Exporatoir reservevolume
Hoeveelheid lucht die bij maximale ademhaling extra kan worden uitgeademd (ERV)
Gal (zure zouten)
Afscheidingsproduct van de lever, dat een mengsel is van o.a. galzure zouten. Deze galzouten emulgeren vetten en bevorderen de vertering van vetten
Galgang
Buis die gal afvoert van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
Glomerulus
Kluwentje van haarvaten in elk nierkapsel, speelt een rol in de ultrafiltratie
Glycogeen
Polysacharide, opgebouwd uit glucose-eenheden. Glycogeen wordt als reservestof opgehoopt in bijvoorbeeld spier- en levercellen
Hemoglobine
Kleurstof in rode bloedcellen, die zuurstof en koolstofdioxide bindt en daardoor voor het transport van deze stoffen zorgt
Hoornlaag
Buitenste laag van de huid, welke bestaat uit afgestorven en verhoornde opperhuidcellen