G2K 4-2 Flashcards
1
Q
vallen (blad, haar)
A
ជ្រុះ
2
Q
breken, barsten; lek raken (van een band)
A
បែក
3
Q
defect zijn
A
ខូច
4
Q
vast komen te zitten, vastlopen, belemmeren
A
គាំង
5
Q
scheuren
A
របែក
6
Q
stuk zijn
A
បាក់
7
Q
licht gaat niet aan
A
បើកមិនភ្លឺ
8
Q
wat een naar gezicht!
A
មុខស្អុឹយម៉េះ!
9
Q
lamp
A
អំពូលភ្លើង (ɔmpulphlɤŋ)
10
Q
zie je zometeen
A
បន្តិចទៀតជួបគ្នា
11
Q
oksel
A
ក្លៀក
12
Q
telefoon accu
A
ថ្មទូរស័ព្ទ
13
Q
accu opladen
A
សាកថ្ម
14
Q
kan de prijs wat zakken?
A
ចុះថ្លៃបន្តិចបានទេ?
15
Q
totaal niet
A
អត់…សោះ