G2K 3-2 Flashcards
1
Q
uitgeput
A
ល្វើយ (lwɤj)
2
Q
eenzaam
A
ឯកោ (aɛkao)
3
Q
verstopte buis/leiding
A
ស្ទះលូ
4
Q
erg hongerig / uitgehongerd
A
ហេវ
5
Q
meegraaien
A
ឆក់ chɔʔ
6
Q
uitslag (huid)
A
រោល roʊl
7
Q
nat (van regen)
A
ទទឹក
8
Q
jeuk
A
រមាស់ romoah
9
Q
heimwee hebben
A
នឹកផ្ទះ
10
Q
benauwd, vochtig (weer)
A
ហប់
11
Q
slecht (daden)
A
អាក្រក់
12
Q
niet lekker geslapen
A
គេងមិនសូវលក់ keŋ mənsəɤ luək
13
Q
bezorgd
A
បារម្ភ
14
Q
op slot zitten
A
ជាប់សោរ
15
Q
stroomuitval
A
ដាច់ភ្លើង
16
Q
gaatje in band (fiets, auto)
A
ធ្លាយ thliəj
17
Q
zachte, platte band
A
ធូរ
18
Q
(band) plakken
A
ប៉ះ pah
19
Q
oppompen band
A
សប់
20
Q
geen benzine meer
A
អស់សាំង