Fysiologie Flashcards

1
Q
  1. Hoe groot is de [Cl-] in een fysiologische zoutoplossing met 0,9% NaCl ten opzichte van die in bloed? De [Cl-] van de fysiologische zoutoplossing is.
    (a) even groot
    (b) hoger
    (c) lager
A

Hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Waardoor neemt de nierfunctie af bij steeds verdere verhoging van de ‘preload’van het hart? Door verlaging van…
    (a) de gemiddelde arteriële bloeddruk (=MAP)
    (b) de centraal veneuze druk (=CVP)
    (c) het verschil tussen MAP en CVP
A

Verschil tussen MAP en CVP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Wat is in geval van een septische shock de meest waarschijnlijke oorzaak van een oligurie bij een daarvoor gezonde man als de urine [Na+] aanmerkelijk lager is dan normaal? Een
    o (a) afgenomen cardiac output
    o (b) interstitiële nefritis
    o (c) tubulaire necrose
A

Afgenomen cardiac output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
13.	Als men het bloedvolume van een 32-jarige patiënt met 1 liter wil vergroten, hoeveel liter fysiologisch zout (0.9% NaCl) moet dan intraveneus gegeven worden?
o	(a) 1 liter
o	(b) 2 liter
o	(c) 3 liter
o	(d) 4 liter
A

4 liter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke verschillende soorten shocks zijn er?

A

Hypovolemische: verlies van bloed
Cardiogeen: verminderde pompfunctie vh hart
Obstructief: beperkte vulling van ventrikels of beperkte uitstroom
Distributief: abnormale perifere circulatie ; hypovolemie door vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het eerste symptoom van shock?

A

Hypotensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn symptomen van een hypovolemische shock?

A

Koude, klamme en bleke huid
Verwarring
Lactaatacidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn symptomen van een distributieve shock?

A

Warme periferie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is kenmerkend voor sepsis?

A

Vasodilatatie en verhoogde cardiac output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan de mate van orgaanfunctie worden gemeten bij sepsis?

A

SOFA-score

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er bij een circulatoire (cardiale) shock?

A

Eerst neemt arteriële bloeddruk ernstig af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk orgaan is als eerste aangedaan bij shock?

A

Lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke richting zal de vector van het ST-segment hebben bij de afsluiting van de rechter cardiale arterie?

A

Posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke afleiding komt de as het meest overeen met de richting van de ST-vector bij een infarct van de RCA?

A

Afleiding II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de normale pH van arterieel bloed?

A

7,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan een alkalose optreden?

A

Vermindering van H+ / CO2

Toename van HCO3-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan een acidose optreden?

A

Toename van H+ / CO2

Vermindering van HCO3-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk buffersysteem speelt een belangrijke rol bij het bufferen van vloeistof in de renale tubuli en intracellulaire vloeistof?

A

Fosfaat buffersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waardoor kan er een lactaatacidose worden veroorzaakt?

A

Verslechterde weefselperfusie

Als gevolg van ziekte / medicijnen / aangeboren fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer komt hypercapnie samen met hypoxie voor?

A

Bij hyperventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Een 34 jarige heroïne verslaafde man wordt gevonden op straat. Hij is verminderd aanspreekbaar en zijn ademhaling is 6 / minuut. In het ziekenhuis wordt er onmiddellijk een bloedgas afgenomen en vervolgens wordt de patiënt geïntubeerd en beademend. In het bloed is de PaCO2 is meest waarschijnlijk:

(a) Hoger dan normaal
(b) Normaal
(c) Lager dan normaal

A

Hoger dan normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

.Bij een heldere en aanspreekbare patiënt met een rupturerend aneurysma van de aorta abdominale wordt permissive hypotension toegepast dmv intraveneuze infusie van NaCl. De systolische bloeddruk is na 10 minuten gemeten en 90mm Hg. Wat is nu de meest waarschijnlijke handeling?

(a) Infuussnelheid verlagen
(b) Infuussnelheid niet aanpassen
(c) Infuussnelheid verhogen

A

Infuussnelheid verlagen

23
Q
  1. De PaCO2 bij een 21-jarige vrouw blijkt tot 3,5 kPA (4,5-5 kPa) te zijn verlaagd. Welk effect heeft de verlaging van de PaCO2 op de diameter van de hersenvaten? De diameter …
    (a) neemt af
    (b) neemt toe
    (c) verandert nie
A

Neemt af

24
Q
  1. Een plotselinge en ernstige afname van de veneuze terugstroom leidt tot een verminderde sympathische en verhoogde parasympathische activiteit. Wanneer iemand hierdoor flauwvalt, is sprake van …
    (a) cardiale syncope
    (b) epilepsie
    (c) vasovagale syncope
    (d) neuropathie
A

Vasovagale syncope

25
Q

Verlaagde paCO2 + verlaagde HCO3-

Van welke type zuur/base balans is hier het meest waarschijnlijk sprake?
o (a) Een gemengde respiratoire alkalose en metabole acidose
o (b) Een metabool gecompenseerde respiratoire alkalose
o (c) Een niet gecompenseerde metabole acidose

A

Gemengde respiratoire alkalose en metabole acidose

26
Q

Wat is effect van ionotrope middelen op de de functiecurves?

A

Vaatfunctiecurve schuift naar rechts

Hartfunctiecurve draait naar links

27
Q

Waardoor ontstaat oligurie?

A

Hypovolemie, lage cardiac output of tubulaire necrose

28
Q
  1. Wat gebeurt er bij patiënten met ernstige sepsis met de vasculaire functiecurve voordat neurohumerale reflexen optreden? De vasculaire functiecurve zal:
    a. naar links draaien en naar links verschuiven
    b. naar links draaien en naar rechts verschuiven
    c. naar rechts draaien en naar links verschuiven
    d. naar rechts draaien en naar rechts verschuiven
A

c. naar rechts draaien en naar links verschuiven

29
Q
  1. Een patiënt krijgt 2 liter zoutoplossing (0,9% NaCl) IV. Met hoeveel zal zijn bloedvolume zijn toegenomen 10 minuten nadat de oplossing is toegediend?
    a. 0,5 L
    b. 0,9 L
    c. 1,8 L
    d. 2 L
A

0,5 L

30
Q

Wat gebeurt er met de functiecurves bij sepsis?

A

Veneuze vaatfunctiecurve schuift naar links en draait naar rechts

31
Q

Bij welke type shock mag je adrenaline toedienen?

A

Distributieve shock

32
Q

Welke antibiotica geef je als behandeling van sepsis?

A

Ceftriaxon

33
Q

Wat is kenmerkend aan een distributieve shock?

A

Patiënten zijn NIET bleek en voelen warm aan

34
Q

Wat is kenmerkend aan hypovolemische shock?

A

Patiënt reageert goed op IV-vloeistoffen

35
Q

Wat is een normale anion-gap?

A

10 - 14 mmol/L

36
Q

Wat neemt af, met betrekking tot de longen, bij overgewicht?

A

Compliantie

37
Q

Hoe doe je een V/Q-beoordeling?

A

Geproduceerde CO2 / geconsumeerde O2

38
Q

Wat is kenmerkend aan een R-L shunt?

A

Reageert niet op 100% O2

39
Q

Wat zijn kenmerken van hypoventilatie?

A

Hoog CO2, laag PO2, normale A-a gradiënt

40
Q
Wat is de meest betrouwbare parameter om te testen of een patiënt vloeistofresponsief is tijdens de passieve beenheffingstest?
a hartminuutvolume
b centrale veneuze druk
c gemiddelde arteriële bloeddruk
d hartslag
A

Hartminuutvolume (Cardiac output)

41
Q
In vergelijking met de normale situatie is het hartminuutvolume van een patiënt met distributieve septische shock:
normaal
A. normaal
B. hoger dan normaal
C. lager of hoger dan normaal
A

Lager of hoger dan normaal

42
Q

Zoutoplossing (0,9% NaCl) toegediend via een intraveneus infuus wordt verspreid in het bloed en de interstitiële ruimte.
,
Welk percentage van het toegediende volume blijft in het bloed achter? Ongeveer:
A. 22%
B. 33%
C. 66%

A

22%

43
Q

Waar wordt hypoventilatie door gekenmerkt?

A

Verlaagde arteriële pH

44
Q

Wat is de grenswaarde van de pH waarop sprake is van lethal trias of death?

A

pH = 7,30

45
Q

Wat is GEEN oorzaak van obstructieve shock?

a. myocard infarct
b. pneumothorax
c. pulmonaal embolie
d. tamponade

A

Myocard infarct

46
Q

Wat past NIET bij een hypovolemische shock?

a. lage centraal veneuze druk
b. snelle hartfrequentie
c. tachypnoe
d. warme handen

A

Warme handen

47
Q

De aortic bodies zijn chemoreceptoren die betrokken zijn bij de regulatie van de ademhaling.
Juist of onjuist:
deze receptoren worden gestimuleerd bij toename van PaCO2

A

Juist

48
Q

Een jonge student gaat op vakantie in Nepal. Kort na aankomst klaagt ze over kortademigheid, wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van haar hypoxaemie?

a. dode ruimte ventilatie
b. hypoventilatie
c. lage FiO2
d. shunting in de longen

A

Lage FiO2

49
Q

Wat is niet een controlemechanisme die optreedt bij shock?

a. activatie van RAAS systeem
b. baroreceptor reflex
c. toegenomen secretie van hypofyse voorkwab
c. toegenomen secretie van bijnier

A

Toegenomen secretie van hypofyse voorkwab

50
Q

Waar is de hemoglobine dissociatie curve onafhankelijk van?

A

PaCO2

51
Q

Waaraan is een acute-on-chronic moment in de arteriële bloedgas herkenbaar?

A

Aan pH

52
Q

Een patiënt heeft shock met pulsus paradoxus

Bij welke vorm van shock wordt dit vaak gevonden?

A

Obstructieve shock

53
Q

Met welke onderzoeksmethode wordt hypoventilatie aangetoond?

A

Bloedgas-analyse