Frans Voc Flashcards
afwezig
absent(e)
kopen
acheter
een leeftijd
un âge
oud
âgé(e)
zo
ainsi
gaan
aller
dan
alors
een ziel
une âme
een vriend
un ami
een vriendin
une amie
een jaar
un an
een jaar
une année
een appartement
un apprtement
een namiddag
un après-midi
een kast
une armoire
aankomen
arriver
vandaag
aujourd’hui
tot ziens
au revoir
ook
aussi
een auto
une auto
een autobus
un (auto)bus
een reisbus
un (auto)car
een andere
un autre
eergisteren
avant-hier
eten
manger
een morgen
un matin
een dokter
un médecin/docteur
zelfs
même
dezelfde
le même
dank u
merci
de zee
la mer
een moeder
une mère
zetten
mettre
middag
midi
middernacht
minuit
een minuut
une minute
modern
moderne
een maand
un mois
de wereld
le monde
een woord
un mot
een motor
un moteur
een muur
un mur
een neus
un nez
zwart
noir(e)
een naam
un nom
nieuw
nouveau, nouvelle
een nacht
une nuit
een nummer
un numéro
een object
un objet
1 uur ‘s nachts
une heure du matin
hebben
avoir
een banaan
une banane
mooi
beau, belle
veel
beaucoup
de boter
le beurre
een balpen
un bic
een fiets
une bicyclette
goed (bijwoord)
bien
blauw
bleu(e)
drinken
boire
goed (adjectief)
bon, bonne
goedendag
bonjour
een mond
une bouche
een fles
une bouteille
een arm
un bras
een bureau
un bureau
een cadeau
un cadeau
een café
un café
kalm
calme
een kat
un chat
een kasteel
un château
warm
chaud(e)
een (mannen) hemd
une chemise
een ding
une chose
de hemel
le ciel
een cinema
un cinéma
een citroen
un citron
een klas
une classe
een hart
un coeur
hoeveel
combien
beginnen
commencer
een ei
un oeuf
een oog
un oeil
een oom
un oncle
oranje
orange
een sinaasappel
une orange
een oor
une oreille
vergeten
oublier
openen
ouvrir
een pagina
une page
een brood
un pain
een broek
un pantalon
een papier
un papier
soms
parfois
praten (over)
parler (de)
voorbij gaan
passer
betalen
payer
denken
penser
verliezen
perdre
een vader
un père
klein
petit(e)
weinig
peu
misschien
peut-être
een foto
une photo
een zin
une phrase
een piano
un piano
een voet
un pied
plaatsen
placer
een punt
un point
een appel
une pomme
een deur
une porte
mogelijk
possible
de post, het postkantoor
la post
hoe
comment
begrijpen
comprendre
de confituur
la confiture
kennen
connaître
een gesprek
une conversation
een lichaam
un corps
juist
correct(e)
een kleur
une couleur
lopen
courir
een mes
un couteau
een potlood
un crayon
denken, geloven
croire
een keuken
une cuisine
een gevaar
un danger
gevaarlijk
dangereux(-euse)
dansen
danser
al, reeds
déjà
morgen
demain
vragen
demander
een tand
une dent
een dessert
un dessert
worden
devenir
moeten
devoir
een dialoog
un dialogue
een dictee
une dictée
dicteren
dicter
een woordenboek
un dictionnaire
moeilijk
difficile
zeggen
dire
een directeur
un directeur
een directrice
une directrice
een dokter
un docteur
nemen
prendre
aanwezig
présent(e)
bijna
presque
een prins
un prince
een prinses
une princesse
een probleem
un problème
een professor/leerkracht
un professeur
een pull
un pull
wanneer
quand
iemand
quelqu’un
een vraag
une question
vertellen
raconter
herbeginnen
recommencer
kijken
regarder
teruggeven
rendre
blijven
rester
antwoorden
répondre
niets
(ne) rien
lachen
rire
een kleed
une robe
een straat
une rue
een salade
une salade
een badkamer
une salle de bains
een salon
un salon
weten, kunnen
savoir
een seconde
une seconde
een week
une semaine
lijken, schijnen
sembler
voelen
sentir
de enige
le seul
een zus
une soeur
een avond
un soir
de zon
le soleil
vaak
souvent
speciaal
spécial(e)
een vinger
un doigt
geven
donner
slapen
dormir
een rug
un dos
water
de l’eau
luisteren
écouter
schrijven
écrir
een vrouw
une femme
een kerk
une église
nog
encore
een kind
un(e) enfant
horen
entendre
binnenkomen
entrer
(ver)sturen
envoyer
zijn
être
een student
une) étudiant(e)
een voorbeeld
un exemple
een oefening
un exercice
een vork
une fourchette
doen
faire
een familie
une famille
een fout
une faute
vrouwelijk
féminin(e)
een meisje/dochter
une fille
een film
un film
een bloem
une fleur
een keer
une fois
sterk
fort(e)
een Fransman
un Français
Frans (adjectief)
français(e)
het Frans
le français
een broer
un frère
koud
froid(e)
een garage
un garage
een jongen
un garçon
links
à gauche
groot
grand(e)
een grootmoeder
une grand-mère