Frans H2 Flashcards
le tourisme
toerisme
le tourisme (inter)national
het (inter)nationaal toerisme
un tourist, une touriste
een toerist
touristique
toeristisch
un homme d’affaires
een zakenman
une femme d’affaires
een zakenvrouw
un voyage d’affaires
een zakenreis
un congrès
een congres
un colloque
een colloquium/conferencie
une réunion
een vergadering
se réunir
vergaderen
une conférence
een conferentie
participer à
deelnemen aan
partir
vertrekken
partir en voyage
op reis vertrekken
partir pour la France
naar Frankrijk vertrekken
un départ
een vertrek
rentrer
terugkomen
rentrer à, en, aux
terugkeren naar
une rentrée
een terugkomst
préparer un voyage
een reis voorbereiden
renseigner sur
iemand inlichten over
des préparatifs (m) de voyage
de reisvoorbereidingen
se renseigner sur
zich op de hoogte stellen
se renseigner auprès de
un renseignement
zich informeren
een inlichting
informer de
s’informer de auprès de
iemand van iets op de hoogte brengen
informeren naar iets
une information
informatie, inlichting
une destination
een bestemming
un guide touristique
een reisgids
une carte (détaillée)
een (detail)kaart
résever un voyage
une réservation d’un voyage
une réservation de (la) dernière heure
une surréservation
een reis boeken
een boeking van een reis
een last-minute boeking
een overboeking
annuler un voyage
l’annulation (f) d’un voyage
een reis annuleren
annulatie van een reis
réserver/acheter un billet de train/d’avion
een treinbiljet/vliegtuigticket boeken/kopen
faire ses bagages (m.pl) / ses valises (f.pl)
zijn koffers pakken
voyager voyager par un voyageur, une voyageuse un voyage partir en voyage être en voyage des frais (m) de voyage un compagnon, une compagne de voyage
reizen reizen via... een reiziger een reis op reis vertrekken op reis zijn reis(on)kosten een reisgezel
être en route
onderweg zijn
arriver à
une arrivée
arriver en avance d’une heure
arriver à trois heures pile
aankomen op
de aankomst
een uur te vroeg aankomen
stipt om 3 uur aankomen
un itinéraire
een reisweg
une route
une autoroute
une autoroute à péage (m)
een weg/route
een auto(snel)weg
een tolweg
un trajet
parcourir un long trajet
een traject
een lang traject afleggen
faire un détour
een omweg maken
les chemins de fer [la SNCB, la SNCF]
spoorwegen [NMBS, SNCF]
un train
voyager en train
een trein
met de trein reizen
une voiture
un compartiment
een auto/rijtuig
een compartiment/coupé
un quai
une voie
perron
spoor
un gare
een station
une correspondance
rater une correspondance
een aansluiting
een aansluiting missen
un billet (de train) un aller-retour un aller simple un aller un retour
een treinkaartje heen en terug-biljet enkel biljet heenreis terugreis
monter dans
descendre du
instappen in
uitstappen uit
un avion (m) voyager en avion
een vliegtuig
met het vliegtuig reizen
l’embarquement (m)
het aan boord gaan
un vol
voler
een vlucht; diefstal
vliegen; stelen
décoller
atterrir
opstijgen
landen
un aéroport
een luchthaven
une hôtesse de l’air
een stewerdess
un surclassement
een upgrade naar first class
une voiture
voyager en voiture
een auto
met de auto reizen
une bicyclette
à/en bicyclette
een fiets
met de fiets
une organisation touristique
een toeristenorganisatie
l’office (m) du/de tourisme
een toerismebureau
s’adresser à
zich richten tot
se procurer
iets aanschaffen
un plan (de ville)
een (stads)plan