Frans in het ziekenhuis 12 Flashcards
1
Q
Een epilepsieaanval
A
Une crise d’épilepsie
2
Q
Het ooglid
A
La paupière
3
Q
De hoek
A
Le coin
4
Q
Het attest van werkonbekwaamheid
A
Le certificat d’incapacité de travail
5
Q
De baas
A
Le patron
6
Q
Een (medisch) voorschrift
A
Une ordonnance (médicale)
7
Q
Een tablet
A
Un comprimé
8
Q
Het ontbijt
A
Le petit déjeuner
9
Q
De wonde
A
La blessure
10
Q
Overmaken, overhandigen
A
Remettre
11
Q
Geïnfecteerd raken
A
S’infecter
12
Q
Zich vermoeien
A
Se fatiguer
13
Q
Beloven
A
Promettre
14
Q
Dagelijks
A
Quotidien
15
Q
Een kuur
A
Une cure
16
Q
De chemotherapie
A
La chimio(thérapie)
17
Q
Een ontmoeting
A
Und rencontre
18
Q
De man/vrouw (echtgenoot)
A
Le mari
La femme
19
Q
Het nieuws
A
Les nouvelles