Au secours 1 Flashcards
Iemand opbellen
Appeler quelqu’un
Je l’appelle
Naar iemand telefoneren
Téléphoner à quelqu’un
Je lui téléphone
Iemand terugbellen
Rappeler quelqu’un
Je le rappelle
U spreekt met dokter X
Ici le docteur X
Docteur X à l’appareil
Wat kan ik voor u doen?
Que puis-je (faire) pour vous?
Ik zou graag met … spreken
J’aimerais/je voudrais parler à…
Wie kan ik aanmelden?
Qui puis-je annoncer?
Wie heb ik aan de lijn?
C’est qui à l’appareil?
Met wie spreek ik?
C’est de la part de qui?
Met wie heb ik de eer?
A qui ai-je l’honneur?
Blijf aan de lijn
Ne quittez pas
Restez en ligne
Ik verbind u met hem/haar door
Je vous le/la passe
Zou u uw naam kunnen herhalen aub?
Pourriez-vous répéter votre nom svp?
Zou u uw familienaam kunnen spellen?
Pourriez-vous épeler votre nom de famille?
Ik hoor u zeer slecht
Je vous entends très mal
Zou u wat luider kunnen praten?
Pourriez-vous parler plus fort?
Zou ik een afspraak kunnen maken?
Pourrais-je prendre (un) rendez-vous?
Ik zou graag zo snel mogelijk een afspraak maken met dokter X
J’aimerais prendre (un) rendez-vous chez le docteur X le plus vite possible
Ik bel u ivbm …
Je vous appelle au sujet de …
Zou dinsdag de 13de voor u passen?
Est-ce que le mardi 13 vous conviendrait/arrangerait?
Dat past
Ça m’arrange
Ça me convient
Dank u
Je vous remercie
Graag gedaan
De rien
Je vous en prie
Ik voel me niet goed
Je ne me sens pas bien
Je me sens mal
Ik ben duizelig.
Je ne me sens pas bien.
Je me sens mal.
Ik ben misselijk.
J’ai mal au coeur.
J’ai la nausée.
Ik heb het zuur.
J’ai des remontées acides.
Ik heb tintelingen in mijn vingers.
J’ai des fourmillements/picotements dans les doigts.
Ik heb spierpijn.
J’ai des courbatures.
Ik heb huiduitslag (acne, eczema).
J’ai des éruptions cutanées (de l’acné, de l’eczéma).
Ik heb jeuk.
J’ai des démangeaisons.
Ik heb een opgeblazen gevoel.
Je me sens ballonné(e).
J’ai le ventre balloné.
De baby heeft stuipen
Le bébé a/fait des convulsions
Een pijn
Une douleur
Een pijn die uitstraalt
Une douleur irradiante (irradier vers/à)
Een pijnlijk punt
Un point douloureux
Acuut
Aiguë
(Zich) krassen
(se) gratter
Een brandende pijn
Une douleur qui brûle
Een kloppende pijn
Une douleur qui cogne
Een stekende pijn
Une douleur qui lance
Een drukkende pijn
Une douleur qui serre
Een trekkende pijn
Une douleur qui tire
Het prikt
Ça pique!
Het trekt
Ça me tire!
Het geeft me druk
Ça m’oppresse!
Het kriebelt
Ça me chatouille!
Het jeukt
Ça me démange!
Een symptoom
Un symptôme
Een symptoom verschijnt, treedt op
Le symptôme apparaît/se manifeste/se présente
De ziekte vertoont symptomen
Le malade présente un symptôme
De dokter stelt symptomen vast
Le médecin constate/diagnostique un symptôme
De dokter verbindt de symptomen met een ziekte
Le médecin rattache le symptôme à une maladie
Een continue pijn
Une douleur continue
Een permanente pijn
Une douleur permanente
Een pijn van voorbijgaande aard
Une douleur passagère (=transitoire)
Een periodieke pijn
Une douleur périodique
Een schaal van 1 tot 10
Une échelle de 1 à 10
Pijnloos
Indolore
Een lichte pijn
Une douleur faible
Een matige pijn
Une douleur modérée
Een erge pijn
Une forte douleur
Een hevige pijn
Une douleur vive
Een uitputtende pijn
Une douleur épuisante
Een ondraaglijke pijn
Une douleur intolérable
Een verscheurende pijn
Une douleur déchirante
Dat is gevoelig
C’est sensible
De intensiteit varieert
L’intensité varie
Heeft hij op uw vraag geantwoord ?
Il a répondu à votre question ?
A-t-il répondu à votre question ?
Est-ce qu’il a répondu à votre question ?
Heeft de dokter op uw vraag geantwoord ?
Le médecin a-t-il répondu à votre question ?
est-ce que le médecin a répondu à votre question ?
Wanneer kom je ?
Quand viens-tu ?
Quand est-ce que tu viens ?
Wanneer komt de dokter ?
Quand vient le médecin ?
quand le médecin vient-il ?
quand est-ce que le médecin vient ?
Wat zegt u ? (lv)
Qu’est-ce que vous dites ?
Que dites-vous ?
Wat gaat er niet? (ond)
Qu’est-ce qui ne va pas?
Wat zijn uw symptomen?
Quels sont vos symptômes?
lk wil weten wat u zegt
Je veux savoir ce que vous dites
Zeg me wat er niet gaat
Dis-moi/dites-moi ce qui ne va pas
Zeg me wat uw klachten zijn
Dis-moi/dites-moi quelles sont vos plaintes
Waar heeft u pijn?
Où aves-vous mal?
Kan u me zeggen wat het probleem is?
Pouvez-vous me dire quel est le problème ?
Mevrouw, waarom bent u niet vroeger gekomen ?
Madame, pourquoi n’êtes-vous pas venue plus tôt ?
Heeft u moeilijkheden om in te slapen ?
Avez-vous du mal/des difficultés à vous endormir ?
Is uw dochter vaak ziek ?
Votre fille est-elle souvent malade ?
Wat hindert u het meest ? Uw hoest of uw hoofdpijn ?
Qu’est-ce qui vous gêne le plus ? votre toux ou vos maux de tête ?
Heeft uw zoon overgegeven ?
Votre fils a-t-il dû vomir ?
Hoe voelt u zich op dit moment ?
Comment vous sentez-vous en ce moment ? (à ce moment = toen, dan)
Is uw stoelgang normaal ?
Vos selles sont-elles normales ?
Weet u wat de dokter van wacht heeft voorgeschreven ?
Savez-vous ce que le médecin de garde (vous) a prescrit ?
Reden van consultatie
Raison de la consultation
Wat is er aan de hand ?/Wat brengt u hier ?
Qu’est-ce qui vous arrive ?/Qu’est-ce qui vous amène ici ?
Wanneer zijn de symptomen opgetreden ?
Quand les symptômes se sont-ils manifestés/présentés ?
Hoelang heeft u al pijn?
Depuis quand avez-vous mal?
Maakt de pijn u ‘s nachts wakker?
Est-ce que la douleur vous réveille la nuit?
Welke kinderziekten heeft u gehad?
Quelles maladies infantiles avez-vous eues?
Persoonlijke en familiale medische antecedenten
Antécédents médicaux personnels et familiaux
Mazelen
La rougeole
Rode hond
La rubéole
Windpokken
La varicelle
Roodvonk
La scarlatine
Kroep
La diphtérie respiratoire
Kinkhoest
La coqueluche
Bof
Les oreillons
Bent u ingeënt tegen …?
Êtes-vous vacciné(e) contre …?
Baarmoederhalskanker
Le cancer du col de l’utérus
Griep
La grippe
Hepatitis
L’hépatite
Hersenvliesontsteking
La méningite
Kinderverlamming
La polio(myélite)
Tetanus
Le tétanos
Un rappel antitétanique
Tuberculose
La tuberculose
Tyfus
La typhoïde
Pokken
La variole
Bent u allergisch voor…?
Êtes-vous allergique …?
Huisstofmijt
Aux acariens
Grassen
Aux graminées
Voedingsmiddelen
A certains aliments
Katten
Aux chats
Stuifmeel
Au pollen
Heeft u glutenintolerantie ?
Avez-vous une intolérance au gluten/la maladie couliaque/céliaque ?
Heeft u al operaties ondergaan ?
Avez-vous déjà subi des opérations ?
Kent u in uw familie gevallen van prostaatkanker ?
Connaissez-vous dans votre famille des cas de cancer de la prostate ?
Heeft u een goede eetlust ?
Avez-vous un bon appétit ?
Bent u aangekomen of afgevallen ?
Avez-vous pris/perdu du poids ?
Gebruikt u drugs ?
Consommez-vous des drogues ?
Bent u gepensioneerd ?
Êtes-vous à la retraite ?
Doet u aan sport ?
Faites-vous/pratiquez-vous du sport ?
Een onderzoek
Un examen
Maak/voltooi/oefen een onderzoek (de arts)
Faire/réaliser/effectuer/pratiquer un examen (le médecin)
Ondergaan/beëindigen van een onderzoek (de patiënt)
Subir/passer un examen (le patient)
Vroegtijdige detectie van een ziekte/een infectie-uitbraak
Déceler/depister la maladie/un foyer infectieux à un stade précoce.
Uw bloeddruk
Votre tension
Uw temperatuur
Votre température
Uw hartslag
Votre pouls
Een stethoscoop om je longen en hart te beluisteren
Un stéthoscope pour vous ausculter/écouter vos poumons et votre coeur
Opgezette klieren
Des ganglions
Uw reflexen testen
Tester vos réflexes
Trek uw hemd uit
Enlevez/retirez votre chemise
Ga op de onderzoekstafel liggen
Allongez-vous sur la table d’examen
Probeer u te ontspannen
Essayez de vous détendre
Ga weer rechtop zitten
Redressez-vous
Mettez-vous droit
Rol uw mouw op
Dégagez votre bras
Relevez votre manche
Strek uw linkerarm
Tendez le bras gauche
Sta recht
Levez-vous
Mettez-vous debout
Loop op uw hielen en daarna op de toppen van uw tenen
Marchez sur les talons et ensuite sur la pointe des pieds
Adem in
Adem uit
Respire/inspire
Souffle/expire
Snuit je neus
Mouche-toi
Wees niet bang
N’aie pas peur
Kleed je uit
Déshabille-toi
Ga zitten
Assieds-toi
Zit stil
Ne bouge pas
Steek je tong uit en zeg aaa
Tire la langue et dis aaa
Kleed je weer aan
Rhabille-toi
De dokter stelt de diagnose
Le médecin pose/établit le diagnostic.
Daarna beschrijft hij de te volgen behandeling.
Après, il décrit le traitement à suivre.
De arts geeft advies aan de patiënt/adviseert de patiënt om X te doen.
Il donne des conseils au patient./Il conseille au patient de faire X.
Hij schrijft medicijnen voor. De dokter maakt/schrijft een recept.
Il prescrit des médicaments. Il fait/rédige une ordonnance.
Verwijst u naar een specialist/adviseert u om naar een specialist te gaan.
Il vous envoie chez un spécialiste./Il vous conseille d’aller voir/de vous adresser à un spécialiste.
Een pijnstiller
Un antidouleur/un analgésique/un antalgique (médicament contre la douleur)
Een koortswerend middel
Un antipyrétique/un fébrifuge (médicament contre la fièvre)
Een middel tegen ontstekingen
Un anti-inflammatoire (médicament contre les inflammations)
Een medicijn tegen groei bacteriën
Un antibiotique (médicament contre la croissance des bactéries)
Een hoestmiddel
Un antitussif (médicament contre la toux)
Een medicijn voor depressie = anti-depressiva
Un antidépresseur (médicament contre les dépressions)
Een laxeermiddel (medicijn voor constipatie)
Un laxatif (médicament contre la constipation)
Een antiseptisch/desinfectiemiddel
Un antiseptique/un désinfectant (médicament pour désinfecter)
Een verdovingsmiddel
Un anesthésiant/un anesthésique (médicament pour anesthésier)
Een slaappil
Un somnifère (médicament pour mieux dormir)
Een kalmeringsmiddel
Un calmant/un sédatif (médicament pour se calmer)
Oogdruppels (vloeibaar geneesmiddel dat in het oog wordt geïnjecteerd)
Un collyre (médicament liquide qu’on instille dans l’œil)
Een middel tegen misselijkheid
Un antiémétique (médicament contre la nausée)
Middel tegen jeuk
Un antiprurigineux (un médicament contre les démangeaisons)
Middel tegen allergieën
Un antihistaminique
Een tablet
Un antihistaminique
Oplosbaar
Soluble
Bruis-
Effervescent
Zuig-
A sucer
Sublinguaal
Sublingual
Capsule
Une capsule
Une gélule
(de) pil
Une pilule
Ze neemt de pil om niet zwanger te worden
Elle prend la pilule pour ne pas tomber enceinte.
Een zetpil
Un suppositoire
Een ampul
Une ampoule
Een zalf
Une pommade
Een soeplepel siroop
Une cuillerée à soupe de sirop
Niet overschrijden
Ne pas dépasser
Laten oplossen
Laisser (se) dissoudre
Een half glas water
Un demi-verre d’eau
Een lepel
Une cuillère/une cuiller
Slikken
Avaler
Bijten
Croquer
Kauwen
Mâcher
Een dikke laag op de huid aanbrengen
Appliquer une couche épaisse
Het medicijn
Ce médicament
Onder de 6 jaar
De moins de 6 ans
De vervaldatum
La date de péremption
De bijwerkingen
Les effets indésirables/secondaires
De winderigheid
La flatulence
Het braken
Les vomissements
De sufheid
La somnolence
Het vermogen
L’aptitude/la capacité
Het alcoholgebruik
La prise/la consommation d’alcool
Afgeraden
Déconseillée
Raadplegen
Consulter
Zwangerschap
Grossesse
Borstvoeding
Allaitement
U moet nuchter zijn vanaf de dag voordien om middernacht.
Il faut/vous devez être à jeun à partir de la veille à minuit.
Men zal u vragen een contrastvloeistof te drinken tijdens het onderzoek van het maag- en darmsysteem.
On vous demandera de boire une substance/un liquide de contraste pendant l’examen du système/de l’appareil gastro-intestinal/digestif.
Lithotripsie is een techniek die gebruikt wordt om nier- en galstenen te verbrijzelen.
La lithotripsie est une technique utilisée pour broyer les calculs rénaux et biliaires.
De verdoving dient om de huid en de onderliggende spier gevoelloos te maken.
L’anesthésie sert à insensibiliser la peau et le muscle sous-jacent.
Het serum dat toegediend wordt, bevat antilichamen die een onmiddellijke immuniteit geven aan mensen van wie het afweersysteem ontoereikend is.
Le sérum administré contient des anticorps qui procurent/donnent une immunité immédiate aux gens dont le système immunitaire est déficient.
Tijdens de chemokuur worden de medicijnen via een infuus in een ader ingespoten.
Pendant la cure de chimio(thérapie), les médicaments sont injectés dans une veine par perfusion.
Een hemodialyse
Une hémodialyse
Een gastroscopie
Une gastroscopie
Een verwijdering van de milt
Une splénectomie
Een vruchtwaterpunctie
Une amniocentèse
Een mammoplastie
Une mammoplastie
Een lage dosis
Une faible dose
Tijdelijk en omkeerbaar
Temporaires et réversibles
Een pruik
Une perruque
Maak je geen zorgen
Ne vous inquiétez pas
Vermindering van het risico op infecties
Réduire le risque d’infections
Verminderen van complicaties
Diminuer les complications
Erfelijkheid
L’hérédité
Je voelt je borsten
Vous vous palpez les seins
Je wordt getest
Vous vous faites dépister
In goede handen
En bonnes mains
Tegenwoordig
De nos jours
Ongelukken zijn uiterst zeldzaam
Les accidents sont extrêmement rares
De chirurg is zeer ervaren
Le chirurgien fera de son mieux/fera son possible
Onmerkbaar
Imperceptible
Dus zoals afgesproken, zie ik u graag over 2 weken terug.
Donc, comme convenu, j’aimerais vous revoir dans 2 semaines/15 jours.
Als de behandeling niet aanslaat tegen het einde van de maand, zullen we de dosis verhogen.
Si le traitement n’a pas d’effet/Si vous ne réagissez pas au traitement d’ici la fin du mois, nous augmenterons la dose.
Als uw klachten aanhouden of verergeren, moet u terugkomen.
Si vos plaints persistent/continuent ou s’aggravent, vous devez revenir.
Ik zal u opbellen zodra ik de resultaten van het bloedonderzoek heb.
Je vous téléphonerai/appelerai dès que j’aurai les résultats de l’analyse de sang.
Meestal geneest de ziekte spontaan en verdwijnen de symptomen binnen de 5 dagen.
Le plus souvent/En general, la maladie guérit spontanément et les symptoms disparaissent dans les 5 jours.
Heb je nog vragen?
Avez-vous encore des questions?
Maak je daar geen zorgen over.
Ne vous inquiétez pas.
Ik adviseer je om te rusten/in bed te blijven…
Je vous conseille de vous reposer/de garder le lit…
Er zijn aanvullende tests nodig om de diagnose te verifiëren/bevestigen.
Il faudra effectuer des examens supplémentaires pour verifier/confirmer le diagnostic.
Ik ga je naar een specialist sturen.
Je vais vous envoyer chez un spécialiste.
Ik zal je een recept uitschrijven/voorschrijven voor je pijnstillers, een laxeermiddel, …
Je vais vous faire une ordonnance/vous prescrire des antalgiques, un laxative, …
Zorg goed voor jezelf.
Soignez-vous bien.
Word snel beter!
Guérissez vite!
Aangesloten bij
Affiliée à
Een kleefstrookje
Une vignette
Betaalt terug
Rembourse
Het remgeld
Le (système du) tiers payant
De kostendekking
Le ticket modérateur
Arbeidsongeschikt
Inapte au travail/en incapacité de travail
Een ziekte-uitkering
Une indemnité de maladie
Een bijdrage
Une cotisation
De zorgverzekering
L’assurance dépendance
De mond
La bouche
De schedel
La crâne
De spier
Le muscle
De ader
La veine
Het skelet
Le squelette
Het myocardium
Le myocarde
De huid
La peau
De enkel
La cheville
De rib
La côte
Lever
Le foie
De elleboog
Le coude
De wervel
La vertèbre
De buik
Le ventre
Het gezicht
Le visage
De schouder
L’épaule
Migraine
La migraine
Phlebitis
La phlébite
Cholera
Le choléra
AIDS
Le sida
De verkoudheid
Le rhume
Tuberculose
La tuberculose
Mazelen
La rougeole
Waterpokken
La varicelle
Bof
Les oreillons
Rubella
La rubéole
Diabetes
Le diabète
Hoesten
La toux
Malaria
La paludisme
La malaria
Polio
La polio
Het systeem
Le système
De coma
Le coma
De remedie
Le remède
De reflex
La réflexe
Therapie
La thérapie
De bacterie
La bactérie
Het symptoom
Le symptôme
De methode
La méthode
Het orgaan
L’organe
De crisis
La crise
Controle
Le contrôle
De behandeling
Le traitement
Ongemak
Le malaise
De balans
L’équilibre
Het risico
Le risque
De stethoscoop
Le stéthoscope
De tongspatel
L’abaisse-langue
De spalk
L’attelle
De weegschaal
Le pèse-personne
De spuit
La seringue
Het verband
Le bandage
De tensiometer (vochtgehalte meten)
Le tensiomètre
Het gips
Le plâtre
De otoscoop (gehoorgang)
L’otoscope
Het verband
Le pansement
De naald
L’aiguille
De spatel
La spatule
De thermometer
Le thermomètre
Het kompres
La compresse
De sonde
La sonde
Ze laat zich door de beste artsen verzorgen.
Elle se fait soigner pas les meilleurs médecins.
Ik kan de bijsluiter niet lezen omdat ik mijn bril ben vergeten.
Je ne peux pas lire la notice parce que j’ai oublié mes lunettes.
Je moet je dochter tegen baarmoederhalskanker laten inenten.
Sauve(z)-le ! il ne sait pas nager.
Hij moet nuchter zijn. Je mag hem niet laten eten.
Il doit être à jeun. Tu ne peux pas le laisser manger.
Ik kan niet op die vraag antwoorden. Ik ken het antwoord niet.
Je ne sais pas répondre à cette question. Je ne connais pas la réponse.
Laat hem drinken. Het kan geen kwaad.
Laisse-le boire. Ça ne peut pas faire de mal.
Claudine, laat de volgende patiënt binnenkomen alsjeblieft.
Claudine, fais entrer le patient suivant, s’il te plaît.
Ik zal u pijnstillers voorschrijven. U mag er tot 5 per dag nemen om de pijn te verlichten.
Je vais vous prescrire des analgiques/analgésiques/antidouleur. Vous pouvez en prendre jusqu’à 5 par jour pour soulager la douleur.
Ik weet niet wat me overkomt. Ik heb stemmingswisselingen, ‘s morgens heb ik braakneigingen en ‘s nachts heb ik gespannen borsten.
Je ne sais pas ce qui m’arrive. J’ai des sautes d’humeur, le matin, j’ai envie de vomir et la nuit, j’ai les seins tendus.
Migraine is een aandoening die ongeveer 10% van de bevolking treft en die die keer frequenter is bij vrouwen dan bij mannen.
La migraine est une affection qui touche environ 10 pour cent de la population et qui est trois fois plus fréquente chez les femmes qui chez les hommes.
Ik raad u aan om er met uw partner over te praten en u zo snel mogelijk te laten verzorgen.
Je vous conseille d’en parler à votre partenaire et de vous faire soigner le plus vite possible/aussi vite que possible/au plus vite.
Op het voorschrift vermeldt de arts het medicijn, de posologie, de toedieningswijze en de duur van de behandeling.
Sur l’ordonnance, le médecin mentionne le médicament, la posologie, le mode d’administration et la durée du traitement.
Generische geneesmiddelen zijn even doeltreffend als klassieke geneesmiddelen, maar ze zijn minder duur.
Les médicaments génériques sont aussi efficaces que les médicaments classiques, mais ils sont moins chers/coûtent moins chèr.
Je moet de ontstekingsremmende zalf op de wonde aanbrengen.
Il faut/Tu dois appliquer la pommade anti-inflammatoire sur la plaie.
Kleed u uit tot aan uw middel en ga op de onderzoekstafel liggen.
Déshabillez-vous jusqu’à la taille/ceinture et allongez-vous sur la table d’examen.
Behalve rode hond heb ik geen kinderziektes gehad.
A part la rubéole, je n’ai pas eu de maladies infantiles.
Ga zitten en zeg me wat er niet gaat.
Asseyez-vous/Assieds-toi et dites-moi/dis-moi ce qui ne va pas.
De laatste tijd ben ik afgevallen en heb ik weinig eetlust.
Ces derniers temps, j’ai perdu du poids et j’ai peu d’appétit.
De pijn is van voorbijgaande aard, maar bij momenten is ze echt uitputtend.
La douleur est passagère, mais par moments, elle est vraiment épuisante.
De dokter heeft mijn hartslag gemeten en mijn gewicht gevraagd.
Le médecin m’a pris le pouls/a pris mon pouls et il m’a demandé mon poids.
Als ik ‘s nachts wakker word, heb ik moeilijkheden om weer in te slapen.
Quand je me réveille la nuit, j’ai du mal/des difficultés à me rendormir.
In de lente niest ze de hele tijd en heeft ze een loopneus. Ik denk dat ze allergisch is voor stuifmeel.
Au printemps, elle éternue tout le temps et elle a le nez qui coule. Je crois qu’elle est allergique au pollen.
Een afspraak maken
Fixer/prendre (un) rendez-vous
De patiënt maakt een afspraak bij de dokter
Le patient prend rendez-vous chez le médecin
De dokter legt een afspraak met hem vast
Le médecin lui fixe rendez-vous
Een afspraak annuleren
Annuler un rendez-vous
Een afspraak bevestigen
Confirmer un rendez-vous
Een afspraak verplaatsen
Reporter un rendez-vous
Telefonisch bereikbaar zijn
Être joignable par téléphone
Opbellen
Téléphoner à quelqu’un/appeler quelqu’un
Ik bel hem/haar op
Je lui téléphone/je l’appelle
Terugbellen
Retéléphoner/rappeler
Ik bel hem/haar terug
Je lui retéléphone
Je le/la rappelle
Blijf aan de lijn
Restez en ligne
Ne quittez pas
Ik verbind u met hem/haar door
Je vous le/la passe
Luider praten
Parler plus fort
Stiller praten
Parler plus bas
Met wie spreek ik?
C’est de la part de qui?
Wie heb ik aan de lijn?
C’est qui à l’appareil?
Met wie heb ik de eer?
A qui ai-je l’honneur?
Past dat voor u?
Ça vous convient?
Ça vous arrange?
Dokter
Un médecin, une femme de médecin/un toubib
Een dokter raadplegen
Consulter un médecin
Dokter van wacht
Le médecin de garde
Naar de dokter gaan
Aller chez le médecin
Aller voir le médecin
Wachtkamer
La salle d’attente
Spreekkamer
Le cabinet (de consultation)
Huisbezoek
La visite à domicile
Een symptoom verschijnt, treedt op
Un symptôme apparaît, se manifeste
De symptomen verergeren
Les symptômes s’aggravent
De patiënt vertoont symptomen
Le patient présente des symptômes
De dokter stelt de symptomen vast
Le médecin constate des symptômes
De dokter verbindt de symptomen met een ziekte
Le médecin rattache les symptômes à une maladie
Zich niet goed voelen
Se sentir mal
Pijn hebben
Avoir mal
Aankomen, verdikken
Prendre du poids
Grossir
Afvallen, vermageren
Perdre du poids
Maigrir
Braken
Vomir
Diarree hebben
Avoir la diarrhée
Geconstipeerd zijn
Être constipé(e)
Harde stoelgang hebben
Avoir des selles dures
Vloeibare stoelgang hebben
Avoir des selles liquides
Duizelig zijn
Avoir un vertige
Avoir des vertiges
Avoir la tête qui tourne
Hees zijn
Être enroué(e)
Avoir la voix rauque
Een droge keel hebben
Avoir la gorge sèche
Hoesten, de hoest
Tousser, la toux
Een droge hoest hebben
Avoir une toux sèche
Een vette hoest, slijmhoest hebben
Avoir une toux grasse
Een hoestbui hebben
Avoir un accès/une quinte de toux
Fluimen ophoesten
Cracher des glaires
Gezwollen, opgezette klieren hebben
Avoir des ganglions
Hartkloppingen hebben
Avoir des palpitations
De hik hebben
Avoir le hoquet
Huiduitslag hebben
Avoir des éruptions cutanées
Puist
Le bouton
Koortsblaas
Le bouton de fièvre
Eczema hebben
Avoir de l’eczéma
Acne hebben
Avoir de l’acne
Jeuk hebben
Avoir des démangeaisons
Zich krabben
Se gratter
Kloven hebben
Avoir des gerçures (aux mains)
Avoir des crevasses (aux seins)
Koorts hebben
Avoir de la fièvre/de la température
De koorts stijgt/is gestegen
La fièvre monte/est montée
De koorts daalt/is gedaald
La fièvre descend/est descendue
La fièvre baisse/a baissé
La fièvre diminue/a diminué
Kortademig zijn
Avoir le soufflé court
Avoir l’haleine courte
Moeilijkheden hebben om te ademen
Avoir des difficultés à respire/du mal à respirer
Een loopneus hebben
Avoir le nez qui coule
Snot
La morve
Zijn neus snuiten
Se moucher
Een verstopte neus hebben
Avoir le nez bouché
Misselijk zijn
Avoir la nausée
Niezen
Éternuer
Gezondheid!
A tes/vous souhaits!
Rillen
Grelotter/frissoner
Rillingen hebben
Avoir des frissons
Slaperigheid
La somnolence
Slapeloosheid
L’insomnie
Spierpijn hebben
Avoir des courbatures
Stuipen hebben
Avoir/faire des convulsions
Tintelingen hebben (in de vingers)
Avoir des fourmillements/picotements (dans les doigts)
Vermoeidheid
La fatigue
Weinig eetlust hebben
Avoir peu d’appetit
Winderigheid
La flatulence
Het zuur hebben
Avoir le brûlant
Zure oprispingen hebben
Avoir des relents acides
Zweten
Suer
Transpirer
Zweet
La sueur
La transpiration
Nat zijn van het zweet
Être en sueur
Être en nage
Pijn
La douleur
Pijnloos
Indolore
Gevoelig
Sensible
Pijnlijk (letterlijk)
Douloureux/se
Pijn hebben
Avoir mal
Zich pijn doen
Se faire mal
Kleinzerig zijn
Être sensible à la douleur
Acute pijn
Une douleur aiguë
Chronische pijn
Une douleur chronique
Brandende pijn
Une douleur qui brûle
Drukkende pijn
Une douleur qui serre
Erge, hevige pijn
Une forte douleur
Une douleur vive
Lichte pijn
Une douleur faible
Fantoompijn
Une douleur du membre fantôme
Kloppende pijn
Une douleur qui cogne
Matige pijn
Une douleur modérée
Ondraaglijke pijn
Une douleur intolérable/insupportable
Periodieke pijn
Une douleur périodique
Pijn van voorbijgaande aard
Une douleur passagère/transitoire
Stekende pijn
Une douleur qui lance
Trekkende pijn
Une douleur qui tire
Uitputtende pijn
Une douleur épuisante
Uitstralende pijn, de pijn straalt uit naar …
Une douleur irradiante, la douleur irradie vers/à…
Vage pijn
Une douleur diffuse
Verscheurende pijn
Une douleur déchirante
Het jeukt
Ça me démange
Het kriebelt
Ça me chatouille
Het prikt!
Ça pique!
Antecedenten
Les antécédents
Kinderziekten
Les maladies infantiles
Bof
Les oreillons
Kinkhoest
La coqueluche
Kroep
La diphtérie respiratoire
Valse kroep
Le faux croup
Le pseudo-croup
Mazelen
La rougeole
Rode hond
La rubéole
Roodvonk
La scarlatine
Waterpokken/windpokken
La varicelle
Pokken
La variole
Inenting
La vaccination
Ingeënt zijn tegen
Être vacciné(e) contre
Baarmoederhalskanker
Le cancer du col de l’uterus
Griep
La grippe
Hepatitis
L’hépatite
Hersenvliesontsteking
La méningite
Kinderverlamming
La polio(myélite)
Klem
Le tétanos
Tuberculose
La tuberculose
Tyfus
La typhoïde
Allergisch zijn voor
Être allergique à
Huisstofmijt
Les acariens
Grassen
Les graminées
Stuifmeel
Le pollen
Het (medisch) onderzoek
L’examen (médical)
De dokter doet een onderzoek
Le médecin fait/réalise/effectue un examen
Onderzoeken
Examiner
De patiënt ondergaat een onderzoek
Le patient subit/passe un examen
De resultaten van het onderzoek laten op zich wachten.
Les résultats de l’examen se font attendre.
De ziekte opsporen
Dépister/déceler la maladie
De bloeddruk meten
Prendre la tension
Bloeddrukmeter
Le tensiomètre
De hartslag/polsslag meten
Prendre le pouls
De koorts/temperatuur meten
Prendre la fièvre/la température
Thermometer
Le thermomètre
Luisteren met de stethoscoop
Ausculter
Stethoscoop
Le stéthoscope
Reflexen testen
Tester les réflexes
Reflexhamer
Le marteau à réflexes
Drukken op
Appuyer sur
Op de rug van de patiënt kloppen
Taper dans le dos du patient
Kledingstuk uittrekken
Enlever/retirer/ôter un vêtement
Zich uitkleden
Se déshabiller
Zich weer aankleden
Se rhabbiler
Gaan liggen
S’allonger
Weer rechtop gaan zitten
Se redresser
Weer gaan liggen
Se rallonger
Zich voorover buigen
Se pencher en avant
Zich achterover buigen
Se pencher en arrière
Zich ontspannen
Se détendre
Geen weerstand bieden
Se laisser faire
Een mouw oprollen
Relever une manche
(de arm) plooien
Plier (le bras)
(de arm) strekken
(é)tentre (le bras)
Gaan zitten
S’asseoir
Rechtstaan
Se mettre debout
Se lever
Op de knieën gaan zitten
S’agenouiller
Op de hurken gaan zitten
S’accroupir
Inademen
Inspirer
Respirer
Uitademen
Expirer
Souffler
Zijn adem inhouden
Bloquer sa respiration
Diagnose
Le diagnostic
De diagnose stellen
Poser/établir le diagnostic
Diagnostiquer la maladie
Aandoening
L’affection
Ziekte
La maladie
Besmettelijke ziekte
Une maladie contagieuse
Dodelijke ziekte
Une maladie mortelle
Ongeneeslijke ziekte
Une maladie incurable
Ontsteking
L’inflammation
Ontstoken
Enflammé(e)
AIDS
Le sida
Alzheimer
L’Alzheimer
Cerebrovasculair accident (CVA)
L’accident vasculaire cérébral (AVC)
Diabetes
Le diabète
Diabeticus
Le diabétique
Griep
La grippe
Hooikoorts
Le rhume des foins
La rhinite allergique
(darm-, borst-, long-, prostaat-, huid-, …) kanker
Le cancer (du côlon, du sein, du poumon, de la prostate, de la peau)
Goedaardige tumor
La tumeur bénigne
Kwaadaardige tumor
La tumeur maligne
Multiple Sclerose (MS)
La sclérose en plaques
Niersteen
Le calcul rénal
Oorontsteking
L’otite
Schurft
La gale
Stijve nek
Le torticolis
Verkoudheid
Le rhume
Verkouden
Enrhumé(e)
Behandeling
Le traitement
Aanraden, adviseren
Conseiller (quelque chose à quelqu’un)
Goede raad, goed advies
Un bon conseil
Het bed houden
Garder le lit
Rusten
Se reposer
Genezen
Guérir
Genees snel!
Guéris/guérissez vite!
Herstellen (beter worden)
Se rétablir
Spoedig herstel!
Prompt rétablissement!
Aan de beterhand zijn
Être en convalescence
Weer op de been zijn
Être à nouveau sur pied
Zich laten verzorgen
Se faire soigner
Zich beter voelen
Se sentir mieux
Betrouwbaar
Fiable
Twijfelachtig
Douteux/se
Geruststellen
Rassurer
Bijkomend onderzoek
Un examen supplémentaire
Zich laten inenten
Se faire vacciner
Screening
Le dépistage
Zich laten screenen
Se faire dépister
Chemokuur
La cure de chimio(thérapie)
Doeltreffend, efficiënt
Efficace
Ziekenhuisopname
L’hospitalisation
Operatie
L’opération
Een operatie ondergaan
Subir une opération
Zich laten opereren
Se faire opérer
Litteken
La cicatrice
Littekenweefsel
Le tissu cicatriciel
Nasleep, nawerkingen
Les séquelles
Voorschrijven
Prescrire
Voorschrift (algemeen)
La prescription
Voorschrift (papier)
L’ordonnance
RIZIV
L’INAMI (Institut National d’Assurance Maladie-Invalidité)
Voorschrijver
Le prescripteur
Begunstigde
Le nénéficiaire
Stempel
Le cachet
Geneesmiddel
Le médicament
Antibioticum
L’antibiotique
Antidepressivum
L’antidépresseur
Kalmeermiddel
Le calmant
Le sédatif
Koortswerend middel
L’antipyéritique
Le fébrifuge
Laxeermiddel
Le laxatif
Ontsmettingsmiddel
Le désinfectant
L’antiseptique
Ontstekingsremmer
L’anti-inflammatoire
NSAID
Les AINS (Anti-Inflammatoires Non Stéroïdes)
Oogdruppels
Le collyre
Pijnstiller
L’antidouleur
L’analgésique
L’antalgique
Pijnpomp
Une pompe antidouleur
PCA-pomp
Une pompe ACP (Analgésie contrôlée par le patient)
Slaapmiddel
Le somnifère
Verdovend middel
L’anesthésiant
L’anesthésique
Ampul
L’ampoule
Bruistablet
Le comprimé effervescent
Capsule
La capsule
La gélule
Dragee
La dragée
Pil, de pil
Une pilule, la pilule
Siroop
Le sirop
Tablet
Le comprimé
Zalf
La pommade
L’onguent
Zetpil
Le suppositoire
Zuigtablet
Le comprimé à sucer
Bijsluiter
La notice
Aanbrengen op
Appliquer sur
Antigifcentrum
Le centre antipoison
Bijwerking
L’effet secondaire/indésirable
Buiten de maaltijden
En dehors des repas
Contra-indicatie
La contre-indication
Doorbijten (van tablet)
Croquer
Dosis
La dose
Druppel
La goutte
Inslikken
Avaler
Kauwen
Mâcher
Koffielepel
Une cuillerée à café
Soeplepel
Une cuillerée à soupe
Laag (zalf)
La couche
Laten smelten
Laisser fondre
Oplossen (van geneesmiddel)
Laisser dissoudre
Nuchter zijn
Être à jeun
Roeren
Remuer
Toedieningswijze
Le mode d’administration
Voor de maaltijd
Avant le repas
Vervaldatum
La date de péremption
Een zieke doorverwijzen naar een specialist
Envoyer la malade chez un spécialiste
Conseiller au malade d’aller voir/chez un spécialiste
Cardioloog
Le/la cardiologue
Chirurg
Le/la chirurgien(ne)
Plastisch chirurg
Le/la chirurgien(ne) plastique/esthétique
Dermatoloog
Le/la dermatologue
Endocrinoloog
L’endocrinologue
Gastro-enteroloog
Le/la gastroentérologue
Geriater
Le/la gériatre
Gynaecoloog
Le/la gynécologue
Neurochirurg
Le/la neurochirurgien(ne)
Neuroloog
Le/la neurologue
Neus-keel-oorarts
L’oto-rhino-laryngologiste (ORL)
Oncoloog
L’oncologue
Oogarts
L’ophtalmologue/logiste
Orthopedist
L’orthopédiste
Pediater
Le/la pédiatre
Pneumoloog
Le/la pneumologue
Psychiater
Le/la psychiatre
Radioloog
Le/la radiologue
Stomatoloog
Le/la stomatologue
Mutualiteit
La mutuelle
Aangesloten zijn bij de mutualiteit
Être affilié(e) à la mutuelle
Arbeidsongeschikt zijn
Être inapte au travail
Arbeidsongeschiktheid
L’incapacité de travail
Bijdrage (voor de mutualiteit)
La cotisation
Klevertje
La vignette
Getuigschrift voor verstrekte zorgen
L’attestation de soins donnés
Recht hebben op …
Avoir droit à …
Remgeld
Le ticket modérateur
SIS-kaart
La carte SIS
Terugbetalen
Rembourser
Ziekte-uitkering
L’indemnité de maladie
Zorgverzekering
L’assurance dépendance
