Frans 3 Flashcards

1
Q

Heb je gesport dit weekend

A

Tu as fait ce week-end

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heb jij gewonnen

A

Tu as gagné

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat heb je daarna gedaan

A

Qu’est-ce que tu as fait après

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met wie

A

Avec qui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Was dat leuk

A

C’était bien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ja, ik heb voetbal gespeeld

A

Oui, j’ai fait du foot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nee, ik heb niet gewonnen

Ja, ik heb met 3-2 gewonnen

A

Non, je n’ai pas gagné

Oui. J’ai gagné 3-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik heb videoclips gekeken

A

J’ai regardé des clips vidéo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Met mijn vriendinnen

A

Avec mes copines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ja, we hebben veel gelachen

A

Oui, on a beaucoup rigolé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kun je je naam spellen

A

Tu peux épeler ton nom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heb je de film intouchables gezien

A

Tu as vu le film intouchables

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is het een actiefilm

A

C’est un film d’action

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar gaat de film over

A

Le film parle de quoi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie speelt in de film

A

Qui joue dans le film

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet hij eruit

A

Il est comment

17
Q

Speelt hij goed

A

Il joue bien

18
Q

Ja, dat is een mooie film

A

Oui, c’est un beau film

19
Q

Nee, het is een komedie

A

Non, c’est une comédie

20
Q

Hij gaat over vriendschap

A

Il parle d’une amitié

21
Q

François Cluzet, hij speelt de hoofdrol

A

François Cluzet, il joue le rôle principal

22
Q

Hij is lang, hij heeft zwart haar en groene ogen

A

Il est grand, il a les cheuveux noirs et les yeux verts

23
Q

Ja, het een goeie acteur

A

Oui, c’est un bon acteur

24
Q

Hoe zeg je dat

A

Comment on dit ça

25
Wat gaan we doen
Qu’est-ce qu’on va faire
26
Gaan we naar de bioscoop
On va au cinéma
27
Gaan we bij de macdonald’s eten
On va manger au mac do
28
Waar zien we elkaar
On se voit où
29
Hoe laat
À quelle heure
30
Ik weet het niet
Je ne sais pas
31
Nee, ik heb niet veel geld
Non, je n’ai pas beaucoup d’argent
32
Ja, oke
Oui, d’accord
33
Bij de nieuwe mac, links van de bioscoop
Ou nouveau Mac Do, à gauche du cinéma
34
Om half vier
À trois heures et demie
35
Kun je het herhalen, alsjebliefd
Tu peux le répéter, s’il te plaît