frans Flashcards

1
Q

de 4 windstreken

A

-le nord
-l’est
-le sud
-l’ouest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afrika

A

l’afrique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

amerika

A

l’amerique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

azië

A

l’asie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een vliegtuig

A

un avion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

brazilië

A

le brésil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

brussel

A

bruxelles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

china

A

la chine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een werelddeel

A

un continent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het oosten

A

l’est

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de verenigde staten

A

les états-unis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

europa

A

l’europe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mexico

A

le mexique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een motor

A

une moto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het noorden

A

le nord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oceanië

A

l’océanie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het westen

A

l’ouest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het zuiden

A

le sud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ontdekken

A

découvrir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

aanbieden, schenken

A

offrir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

openen

A

ouvrir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

volgen

A

suivre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

leven, wonen

A

vivre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

zien

A

voir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
te paard
à cheval
22
met de moto
à moto
22
met de boot
en bateau
22
met de wagen
en auto, en voiture
23
met het vliegtuig
en avion
23
met de mobilhome
en camping-car
23
met de vrachtwagen
en camion
24
met de helikopter
en hélicoptère
25
met de metro
en métro
26
met een 4x4
en 4X4
27
met zeilboot
en voilier
28
in een tent slapen
dormir sous la tente
29
kamperen
faire du camping
30
een huisruil doen
faire un échange de maison
31
in een jeugdherberg logeren
loger en auberge de jeunesse
32
de woestijn doorkruisen
traverser le désert
32
bij een inwoner logeren
loger chez l'habitant
32
in een mobilhome logeren
loger dans un camping-car
33
een ritje met de mountainbike maken
faire un tour en VTT
34
reeds, al
déjà
35
tweemaal
deux fois
36
ik ook niet
moi non plus
36
ik ook
moi aussi
37
nooit
ne jamais
38
geen
ne pas de
39
nog niet
pas encore
40
passé composé huisje van être (14)
-naitre -(re) venir -aller -arriver -(r) entrer -monter -passer -rester -tomber -descendre -mourir -sortit -retourner -partir
41
een waterval
une cascade
42
een kapel
une chapelle
43
een kasteel
un château
44
een stad
une cité
45
een heuvel
une colline
46
een woestijn
un désert
47
een stroom
un fleuve
48
een woud, bos
une forêt
48
een eiland
une ile
49
een grot
une grotte
50
een meer
un lac
50
een zee
une mer
51
een berg
une montagne
52
een monument
un monument
53
een oceaan
un océan
54
een paleis
un palais
55
een natuurpark
un parc naturel
56
een vuurtoren
un phare
57
een vlakte
une plaine
57
een strand
une plage
58
een streek, regio
une région
59
een ruïne
une ruine
60
een rots
un rocher
61
een top
un sommet
62
een warmwaterbron
une source chaude
63
een schouwspel
un spectacle
64
een vallei
une vallée
65
een tempel
un temple
66
een vulkaan
un volcan
67
bijwonen
assister à
68
ontdekken
découvrir
69
beklimmen
escalader
70
surfen
surfer
70
pootje baden
se baigner
71
naar een pretpark gaan
aller à un parc d'attractions
72
kamperen
faire du camping
72
een zandkasteel bouwen
faire un château de sable
72
het suikerfeest
la fête du sucre
72
een cruise maken
faire une croisière
72
een berg/ trek tocht maken
faire une randonnée
73
de woestijn doorkruisen
traverser le désert
73
een doopfeest
un baptême
74
een concert
un concert
74
een diner, een etentje
un diner
75
halloween
halloween
76
een huwelik
un mariage
77
kerstmis
noël
78
nieuwjaar
le nouvel an
79
pasen
pâques
80
een toebehoren, een accessoire
un accessoire
81
een anorak
un anorak
82
een ring
une bague
83
een kous
un bas
84
een basketschoen
une basket
85
een blouse
une blouse
86
een blouson, een regenvest
un blouson
87
een muts
un bonnet
87
een laars
une botte
88
een oorbel
une boucle d'oreilles
89
een armband
un bracelet
90
een onderbroek
un caleçon
91
een pet
une casquette
92
een riem
une ceinture
93
een hoed
un chapeau
94
een sok
une chaussette
95
een schoen
une chaussure
96
een sportschoen
une chaussure de sport
97
een hemd
une chemise
98
een dameshemd
un chemisier
99
een halsketting
un collier
100
een pak
un costume
101
een das
une cravate
102
een gilet, vest
un gilet
102
een sjaal
une écharpe
103
een handschoen
un gant
104
een jeans
un jean
105
een rok
une jupe
106
een legging
un legging
107
een bril
des lunettes
108
een zonnebril
des lunettes de soleil
109
een badpak
un maillot de bain
110
een uurwerk
une montre
111
een broek
un pantalon
112
een polo
un polo
113
een portefeuille
un portefeuille
114
een geldbeugel
un portemonnaie
115
een pull, een trui
un pull
116
een pyjama
un pyjama
117
een handtas
un sac à main
117
een sandaal
une sandale
118
een jurk
une robe
119
een slip
un slip
120
een stuk ondergoed
un sous-vêtement
121
een beha
un soutien-gorge
122
een sweater
un sweat-shirt
123
een topje
un top
123
een stof
un tissu
124
een jas
une veste
125
aanvullen, vervolledigen
compléter
126
gooien
jeter
127
met ruitjes, geruit
à carreaux
127
verkiezen
préférer
128
met bloemen, gebloemd
à fleurs
129
met motiefjes
à motifs
130
met streepjes, gestreept
à rayures
131
met korte mouwen
à manches courtes
132
met lange mouwen
à manches longues
133
in zilver, zilveren
en argent
134
in hout, houten
en bois
135
in katoen, katoenen
en coton
136
in leder, lederen
en cuir
137
in jeans
en jean
138
in wol, wollen
en laine
139
in goud, gouden
en or
140
zonder mouwen
sans manches
141