aardrijkskunde Flashcards

1
Q

begrip weer

A

de tijdelijke toestand van de atmosfeer ( luchtlaag die de aarde omhult), op een bepaalde plaats en op een bepaald moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

begrip klimaat

A

het gemiddelde weer, berekend over een lange periode (30 jaar) voor een groot gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef voorbeemden van elementen waarop weer en klimaat invloed uitoefenen (7)

A

-woning
-landbouw
-activiteit
-dierenwereld (fauna)
-plantengroei (flora)
-kledij
-verkeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

is deze vraag een voorbeeld van weer of klimaat
-liefhebbers van skivaka kunnen ieder jaar tijdens de winter terecht in de vele skigebieden in de Franse Alpen

A

klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

is deze vraag weer of klimaat
-Op 20 juni was er in Portugal voldoende wind om te kunnen kitesurfen

A

weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

begrip KMI

A

het KMI is het instituut dat weer en klimaat gaan monitorren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het volledige woord van KMI

A

-Koninklijk
-meteorologisch
-instituut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

weerselement bewolking wat is het meetinstrument en de eenheid?

A

-blote oog
- achtsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

weerselement temperatuur wat is het meetinstrument en de eenheid?

A

-thermometer
-°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

weerselement neerslag. wat is het meetinstrument en de eenheid?

A

-pluviometer
-l/m² of mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

weerselement luchtdruk. wat is het meetinstrument en de eenheid?

A

-barometer
-hPa= hectopascal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

weerselement windkracht. wat is het meetinstrument en de eenheid?

A

-anemometer
-Beaufort= Bft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

weerselement windsnelheid. wat is het meetinstrument en de eenheid?

A

-anemometer
-km/uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

weerselement windkracht. wat is het meetinstrument en de eenheid?

A

-windzak en een windhaan
-windstreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

begrip Isohyeten

A

lijnen op een kaart die plaatsen met dezelfde hoeveelheid neerslag met elkaar verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

begrip Isothermen

A

lijnen op een kaart die plaatsen met dezelfde temperatuur met elkaar verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

begrip Isobaren

A

lijnen op een kaart die plaatsen met dezelfde luchtdruk met elkaar verbinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een wind waait van?

A

H –> L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rond een H- drukgebied een wind in…….., rond een L-drukgebied in ……..

A

wijzerzin
tegenwijzerzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bij hoeveel hPa is er een normale luchtdruk?

A

bij 1013 hPa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

als planten niet groeien dan is het een koud klimaat

A

TW< 10°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

als planten vertraagd groeien dan is het een gematigd klimaat

A

10 °C < Tw en TK <18°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

als planten heel goed groeien dan is het een warm klimaat

A

Tk > 18°C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

als planten kunnen groeien is het een nat klimaat

A

NJ> 400 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
als planten niet kunnen groeien dan is het een droog klimaat
NJ< 400 mm
25
begrip groeimaand
een groeimaand is een maand waarin er voldoende neerslag valt en waarin de temperatuur voldoende hoog is zodat planten kunnen groeien
26
voor een groeimaand zijn er dus 2 voorwaarden
-natte maand Nm > 2Tm of de maandneerslag is groter dn 2 keer de gem maandtemperatuur - niet- koude maand : Tm> 10°C
27
wat is Tk?
temperatuur koudste maand
28
wat is Tw?
temperatuur warmste maand
29
wat is Tj?
gemiddelde jaartemperatuur
30
wat is D?
aantal droge maanden
31
wat is Nj?
jaarneerslag
32
wat is Nz?
jaarneerslag zomer
33
wat is het kenmerk van vereenvoudigde klimaattypes naar temperatuur?
gordels lopen horizontaal en evenwijdig van elkaar
34
waar komen de meeste droge gebieden voor?
in he Noordelijk halfrond
35
waar komen de meeste natte gebieden voor?
ronde de evenaar
36
kenmerk loofwoud
woud bestaande uit bladverliezende loofbomen
37
kenmerk steppe
lage grassen en struikjes
38
kenmerk Taïga
woud bestaande uit naaldbomen
39
kenmerk regenwoud
dichte vegetatie van bomen en struiken in verschillende lagen
40
kenmerk Toendra
boomloze vegetatie met lage struiken, uitgestrekte grasvelden en mossen
41
kenmerk woestijn
grote vlakte bestaande uit zand ( of rotsen, stenen, zout)
42
kenmerk hardbladige vegetatie
planten meet leerachtige bladeren aangepast aan de hitte en de droogte van de zomer
43
invloed breedteligging op temperatuur en neerslag
hoe verder van de evenaar hoe kouder en hoe dichter bij de evenaar hoe warmer
43
kenmerk gemengd woud
woud bestaande uit loofbomen en naaldbomen
43
savanne
graslandschap met verspreid voorkomende boomgroei
44
kenmerk keerkringen
dit gebied heeft loodrechte stand van de zon
45
kenmerk poolcirkels
dit gebied heeft minstens 1 keer een dag of een nacht van 24 u
46
invloed hoogteligging op temperatuur en neerslag
hoe hoger, hoe kouder en hoe meer neerslag er valt
46
Invloed nabijheid zee op temperatuur en neerslag
-hoe verder van de zee, hou warmer de zomer en hoe kouder de winter (natigende invloed van de zee) -hoe dichter bij de zee hoe meer neerslag
47
factoren die invloed uitoefenen op het weer
- zeestromen -windrichting
48
beïnvloede factoren
-breedteligging -nabijheid van de zee -hoogteligging -zeestromen -windrichting
49
trucje kreeftskeerkring en steenbokskeerkring herkennen op een kaart
de kreeftskeerkring is de bovenste want de kreeft kan op de steenbok zitten maar niet omgekeerd
50
hoeveel kleurcodes zijn er?
4 : groen < geel < oranje < rood
51
geef de 8 weerfenomenen
-wind -regen -onweer -gladheid -mist -stormtij -koude -hitte
52
locatie ontstaan van een orkaan
boven de Atlantische oceaan vanaf 5°C NB/ZB als zeewater >= 27°C
52
wat is een orkaan?
een zware verwoestende storm
53
grootte orkaan
reusachtig gebied
54
gevolgen van een orkaan
enorme materiële schade
55
wat is een tornado?
een windhoos
56
locatie ontstaan van een Tornado
boven land
57
grootte van een tornado
klein en zeer lokaal
58
snelheid passage orkaan
beweegt heel langzaam
59
snelheid passage Tornado
beweegt zeer snel ( > 60 km/uur)
60
gevolgen van een tornado
-enorme materiële schade (lokaal) -kan veel doden maken