fr mis 3 Flashcards
een spreekkamer
un cabinet
een pil
un cachet
een lepel(inhoud)
une cuillerée
een diagnose
un diagnostic
een medisch onderzoek
un examen médical
de koorts
la fièvre
een druppel
une goutte
de verbeelding
l’imagination
een (huis)arts
un médicin(généraliste)
een verband
un pansement
een wonde
une plaie
een gips
un plâtre
een voorschrift
une prescription/ordonnance
een röntgenfoto
une radio(graphie)
een verkoudheid
un rhume
een wachtzaal
une salle d’attente
de hoest
la toux
een huisbezoek
une visite à domicile
verzwakt
affaibli e
moeilijk, ingewikkeld
compliqué e
diep
profond e
shool-
scolaire
overhit
surchauffé e
dringend
urgent e
gaan liggen, zich uitstrekken
s’allonger
circuleren, rondgaan
circuler
ontsmetten
désinfecter
verwijderen, uitdoen
enlever
niezen
éternuer
strekken
étendre
onderzoeken
examiner
genezen
guérir
wegen
peser
voorschrijven
prescrire
(de mond) spoelen
(se) rincer (la bouche)
bloeden
saigner
flauwvallen
s’évanouir / tomber dans les pommes
zich verzorgen
se soigner
ondergaan
subir
hoesten
tousser
er goed/ slecht uitzien
avoir bonne/ mauvaise mine
een loopneus hebben
avoir le nez qui coule
besmet zijn met
être atteint, atteinte par
een afspraak vastleggen
fixer un rendez-vous
het is beter te+ inf
il vaut mieux + inf
astublieft
je vous en prie
er niet in slagen
ne pas y arriver