D3 2 Flashcards
het conflict
le conflit
het koppel
le couple
de scheiding
le divorce
het enig kind
l’enfant unique
de tweelingbroer
le jumeau
de band
le lien
het huwelijk
le mariage
het lid
le membre
de weduwnaar
le veuf
de discussie
la discussion
de ruzie
la dispute
de opvoeding
l’éducation
het grote gezin
la famille nombreuse
het wedersamengesteld gezin
la famille recomposée
de tweelingzus
la jumelle
de relatie
la relation
de weduwe
la veuve
zwanger
enceinte
verwend
gâté
onverdraaglijk
insupportable
schattig
mignon
nabij, verbonden
proche
hecht
uni
bevallen
accoucher
overlijden
décéder
opvoeden
élever
huwen met
épouser
vertrouwen
faire confiance à
deel uitmaken van
faire partie de
missen
manquer à
onderhandelen
négocier
versterken
renforce
trouwen met
se marier avec
een ruzie bijleggen
se réconcilier avec
uit elkaar gaan
se séparer
elkaar steunen
se soutenir
zich ongerust maken
s’inquiéter
behandelen als
traiter comme
een kind verwachten
attendre un bébé
kans hebben om te
avoir des chances de
dat werkt op mijn zenuwen!
ça me soûle
een lang gezicht trekken
faire la tête
moedeloos zijn
ne pas avoir le moral
op bezoek gaan bij
rendre visite à
samenwonen
vivre en couple
de overgrootvader
l’arrière-grand-père
de grootvader
le grand-père
de vader
le père
de stiefvader/ de schoonvader
le beau-père
de halfbroer
le demi-frère
de zoon
le fils
de schoonzoon/ stiefzoon
le beau-fils
de kleinzoon
le petit-fils
de achterkleinzoon
l’arrière-petit-fils
de oom
l’oncle
de neef
le cousin/ neveu
de echtgenoot
le mari
de partner
le compagnon
de peter
le parrain
de oudste
l’aîné
de tweede jongste
le cadet
de jongste
le benjamin
de overgrootmoeder
l’arrière-grand-mère
de grootmoeder
la grand-mère
de moeder
la mère
