Family + perfectum Flashcards
Do you remember me? (for example in the email, after Beste…)
Ken je me nog?
last week
vorige week
small family vs whole family
het gezin vs de familie
to draw
tekenen
they like to play together
ze spelen graag samen
my grandparents are dead
mijn grootouders zijn gestorven
my grandparents are still alive
mijn grootouders leven nog
mail me back and tell me about your family
Mail me a.u.b. terug en vertel me over jouw familie
father
de vader / de vaders
mother
de moeder/ de moeders
brother
de broer / de broers
sister
de zus / de zussen
son
de zoon / de zonen
daughter
de dochter / de dochters
parent
de ouder / de ouders
kid
het kind/ de kinderen
family in law
de schoonfamilie / +s
parent in law
de schoonouder / +s
grandparents
de grootouders
grandchild
het kleinkind/ de kleinkinderen
great grandparent
de overgrootouder/ +s
great grandchild
het achterkleinkind / de achterkleinkinderen
great grandfather
de overgrootvader/ +s
great grandmother
de overgrootmoeder / +s
great grandson
de achterkleinzoon/ de achterkleinzonen
great granddaughter
de achterkleindochter/ de achterkleindochters
grandfather
de grootvader /+s
grandmother
de grootmoeder/+s
grandson
de kleinzoon / de kleinzonen
granddaughter
de kleindochter/ de kleindochters
uncle
de nonkel /+s
aunt
de tante /+s
boy cousin
de neef/ de neven
girl cousin
de nicht / de nichten
father in law
de schoonvader/+s
mother in law
de schoonmoeder/+s
son in law
de schoonzoon/ de schoonzonen
daughter in law
de schoondochter /+s
brother in law
de schoonbroer /+s
sister in law
de schoonzus/ de schoonzussen
man
de man
woman
de vrouw
my sibling’s son
neefje
Perfectum rule
If the last letter belongs to SoFT KeTChuP, then add +T, otherwise +D
Perfectum: stoppen
(zijn) gestopt
Perfectum: straffen
gestraaft
Perfectum: wachten
gewacht
Perfectum: maken
gemaakt
Perfectum: tennissen
getennist
Perfectum: kuchen
gekucht
Perfectum: bellen
gebeld
Perfectum: reserveren
gereserveerd
Perfectum: luisteren
geluisterd
Perfectum: werken
gewerkt
Perfectum: lunchen
geluncht
Perfectum: Erika betaalt
betaald
Perfectum: hij verhuist
(zijn) verhuisd
Perfectum: wij gebruiken
gebruikt
Perfectum: zijn herhaalt
herhaald
Rule perfectum of verbs starting with be-, ge-, ver-, her-, ont-
no “ge” at the beginning
Rule perfectum separabele verba
prepositie + ge + stam + d or f
Perfectum: ik maak … klaar
Ik heb … klaargemaakt
Perfectum: els nodigt … uit
ze heeft … uitgenodig
Perfectum: Pablo zet … uit
pablo heeft … uitgezet
Perfectum: trouwen
getrouwd
Perfectum: studeren
gestudeerd
Perfectum: halen
gehaald
Perfectum: telefoneren
getelefoneerd
Perfectum: klaarmaken
klaargemaakt
Perfectum: bellen
gebeld
Perfectum: stappen
gestapt
Perfectum: poetsen
gepoetst
Perfectum: bedanken
gebedankt
Perfectum: geloven
geloofd
Perfectum: parkeren
geparkeerd
Perfectum: stoppen
gestopt
Perfectum: betalen
betaald
Perfectum: huren
gehuurd
Perfectum: koken
gekookt
Perfectum: bouwen
gebouwd
Perfectum: maken
gemaakt
Perfectum: reizen
gereisd
Perfectum: bestellen
gebesteld
Perfectum: aanzetten
aangezet
Perfectum: roken
gerookt
Perfectum: openmaken
opengemaakt
Perfectum: horen
gehoord
Perfectum: uitnodigen
uitgenodigd
Perfectum: kosten
gekost
Perfectum: fietsen
gefietst
Perfectum: leren
geleerd
Perfectum: luisteren
geluisterd
Perfectum: tennissen
getennist
Perfectum: voetballen
gevoetbald
Perfectum: wachten
gewacht
Perfectum rule if there is “ij”
“ij” becomes “e”
Perfectum: ontbijten
ontbeten
Perfectum: strijken
gestreken
Perfectum: schijnen
geshenen
Perfectum: schrijren
geschreven
Perfectum: begrijpen
begrepen
Perfectum: rijden
gereden
Perfectum: wijzen
gewezen
Perfectum: kijken
gekeken
Perfectum: blijven
(zijn) gebleven
Perfectum: zijn
geweest
Perfectum: verdwijnen
(zijn) verdwenen
Perfectum: snijden
gesneden
Perfectum: krijgen
gekregen
Perfectum: gieten
gegoten
Perfectum: beginnen
(zijn) begonnen
Perfectum: kiezen
gekozen
Perfectum: verliezen
verloren
Perfectum: vliegen
gevlogen
Perfectum: drinken
gedronken
Perfectum: vriezen
gevroren
Perfectum: vinden
gevonden
Perfectum: springen
gesprongen
Perfectum: zingen
gezongen
Perfectum: winnen
gewonnen
Perfectum: liggen
gelegen
Perfectum: zitten
gezeten
yesterday
gisteren
Perfectum: helpen
geholpen
Perfectum: sterven
(zijn) gestorven
Perfectum: trekken
getrokken
Perfectum: vertrekken
(zijn) vertrokken
Perfectum: zwemmen
gezwommen
Perfectum: brengen
gebracht
Perfectum: denken
gedacht
Perfectum: hebben
gehad
Perfectum: eten
gegeten
Perfectum: geven
gegeven
Perfectum: lezen
gelezen
Perfectum: vergeten
vergeten
Perfectum: weten
geweten
Perfectum: breken
gebroken
Perfectum: nemen
genomen
Perfectum: innemen
ingenomen
Perfectum: oversteken
overgstoken
Perfectum: uitsteken
uitgestoken
Perfectum: spreken
gesproken
Perfectum: stelen
gestolen
Perfectum: wegen
gewogen
Perfectum: meenemen
meegeneomen
Perfectum: bakken
gebakken
Perfectum: bezoeken
bezocht
Perfectum: brengen
gebracht
Perfectum: doen
gedaan
Perfectum: drinken
gedronken
Perfectum: eten
gegeten
Perfectum: geven
gegeven
Perfectum: hangen
gehangen
Perfectum: hebben
gehad
Perfectum: kijken
gekeken
Perfectum: kopen
gekocht
Perfectum: krijgen
gekregen
Perfectum: lezen
gelezen
Perfectum: nemen
genomen
Perfectum: ontbijten
ontbeten
Perfectum: slapen
geslapen
Perfectum: spreken
gesproken
Perfectum: strijken
gestreken
Perfectum: wassen
gewassen
Perfectum: zien
gezien
Perfectum: zitten
gezeten
Perfectum: zoeken
gezocht
Perfectum: beginnen
zijn + begonnen
Perfectum: blijven
zijn + gebleven
Perfectum: gaan
zijn + gegaan
Perfectum: komen
zijn + gekomen
Perfectum: opstaan
zijn + opgestaan
Perfectum: sterven
zijn + gestorven
Perfectum: worden
zijn + geworden
Perfectum: vallen
zijn + gevallen
Perfectum: zijn
zijn + geweest
Perfectum: vertrekken
zijn + vertrokken
Perfectum: lopen
zijn/ hebben + gelopen
Perfectum: rijden
zijn/ hebben +gereden
Perfectum: zwemmen
zijn/ hebben + gezwommen
Perfectum: aandoen/uitdoen
aangedaan/ uitgedaan
Perfectum: aankomen
zijn + aangekomen
Perfectum: afwassen
afgewassen
Perfectum: meenemen
meegenomen
Perfectum: opstaan
zijn + opgestaan
Perfectum: uitdoen
uitgedaan
perfectum: go to sleep
zijn + gaan slapen