Examen IWE 7 Oktober 2011 Flashcards
a) Waarop dient men te letten wanneer voldaan moet worden in een lasconstructie aan een hoge CTOD-waarde?
b) Gelast wordt met beklede elektroden in een 50 mm dik S355M materiaal. Noem 4 belangrijke aandachtspunten.
a)
b) Gebruik van basische elektroden. Laag waterstof. Voorwarmen ivm dikte. Slechte aanvloeiing door basische elektrode, dan sluiten met een rutiel om de randinkarteling te verbeteren. HI laag, dus Ti.
Wat verstaat u onder een “temper-bead” en wanneer past u deze toe? Verduidlijk een en ander met een schets.
Additionele rups om de voorgaande rups uit te gloeien. Is dus gewoon meerlaagslassen.
Door een snoer op de laatste snoer, dan normaliseer je hem uit.
a) Wat is het doel van Ni-toevoegingen aan ongelegeerd lasmetaal?
b) Welke hoeveelheden worden er in de praktijk gehanteerd voor toepassingen bij -80, -65 en -196 grC?
a) Verhogen van taaiheid bij lage T (-20 grC)
b)
-80 en -65: 1-2,5% Ni
3,5 -120 grC
5 -160 grC
9 -196 grC
Sommige lasverbindingen in corrosievast staal zijn gevoelig voor warmscheuren. Wat kan hiervan de oorzaak zijn? Noem 3 facetten.
1) (vol) Austenitische structuur of ontbreken deltaferriet
2) S
3) Ontbreken van Mn
Waarop dient u te letten wanneer u een precipitatiehardende nikkellegering een spanningsarm of zacht-gloeibehandeling geeft?
Gebied tussen 600 en 700 grC zo snel mogelijk overbruggen. Hierin oplossen van precipitaties en teruglopen van de rek.
a) Wat verstaat u onder sigma-fase?
b) Welke staalsoorten zijn hiervoor bijzonder gevoelig?
c) Welke elementen bevorderen de vorming ervan?
d) Bespreek de invloed op de mechanische eigenschappen?
a) Intermetallische verbinding tussen Fe en Cr
b) Alles boven 17% Cr, kan dus in ferriet als in austeniet voorkomen
c) Cr, Mo en Ti
d) Taaiheid lager, sterker, harder en komt op korrelgrens te zitten
U moet een vat maken voor het opslaan van vloeibare stikstof (-196 grC). U kunt kiezen tussen X9Ni9 en een 304LN.
a) Geef voor beide toepassingen uw overwegingen.
b) Noem de positieve en negatieve facetten en noem de globale chemische samenstelling en type van de lastoevoegmiddelen waarmee u zou lassen.
a) 304LN heeft extra stikstof. De 9% Ni is aan sterkte gekomen door de Q+T structuur (dus dubbele Q-behandeling). Kan dunner construeren met 9%Ni. Rekgrens van 750 MPa. Rekgrens van 304 is 160 MPa. 304 is corrosievaster aan de buitenkant. Lasbaarheid van Ni is minder goed.
b) Ni lassen met hoog [Ni], dus Inconel 625. Of 16% Ni. Niet gelijkwaardig Ni lassen. Austenitische LTM, maar kan niet worden toegepast als je moet gloeien, ivm verschillende lambda.
304 is een 18-8 met verhoogde N voor de sterkte.
Ten behoeve van conventionele centrales worden oa drukwaterstofbestendige staalsoorten ingezet.
a) Noem 3 drukwaterstofbestendige staaltypen.
b) Benoem de hoofdelementen
c) Moet er worden gegloeid na het lassen indien de te lassen dikte in één geval 12 mm bedraagt en in het andere geval 120 mm?
d) Geef aan tot welke maximale T deze staalsoorten mogen worden ingezet.
a) 12CrMo4.4: 350
10CrMo9.10: 450
12CrMo19.5: 600
c) 120 mm iig gloeien. Moet je gloeien, om stabiele carbiden in de las verkrijgen. Anders decarburiseert de las agv de waterstof.
a) Wat maakt superduplex “super”?
b) Wat verstaat men onder de cold-pass-techniek?
c) Waarop moet u letten om het ontstaan van ongewenste structuren bij het lassen van superduplex te voorkomen?
a) Verhoging van Cr, Mo, Ni en N. Betere bestandheid tegen pitting (PRE) en sterkte.
b) Dikke onderlaag, zodat baby-austeniet alleen in bovenste deel van de onderlaag zal ontstaan door temperen van opvolgende laag, en niet aan de medium-zijde. Twede snoer koud en dun eroverheen.
c) Interpasstemperatuur. Temperatuurgebied 450-850 niet te snel doorlopen om juiste austeniet-ferriet verhuiding te krijgen. Schoon werken. Voldoende gelegeerd met Ni van LTM om juiste austeniet-ferriet structuur te krijgen, en BM gestabiliseerd met N.
De meest gebruikte hoognikkelhoudende legering voor toepassing bij hoge T is Alloy800 (32Ni, 20Cr, Al, Ti). Men last deze legering meestal met een LTM van dezelfde chemische samenstelling.
a) Wat is hiervan de reden?
b) Als men na verloop van tijd reparaties moet uitvoeren, welke type LTM kiest men dan? Verklaar uw antwoord.
a) Bij Ni-legeringen een stoltraject: dus segregatie als steile stoltraject.
a) Omdat alleen deze legering niet opkoolt bij hogere T. Hierbij ontstaan Cr-C die verbrossen.
b) Hogere Ni gehaltes, dus met 70% Ni.
De super in superausteniet betekent dat deze heel erg austenitisch is. Is 304 een superausteniet?
Nee, hij stolt ferritisch, maar zal een faseovergang hebben naar austenitisch.