Engels j Flashcards
oud zijn
to be old
de oudste zijn
to be the oldest
jong zijn
to be young
de jongste zijn
to be the youngest
Ik ben … jaar oud.
I’m / I am …… years old.
blond/grijs/ros haar hebben
to have blonde/grey/red hair
licht/donker/bruin/zwart haar hebben
to have light/dark/brown/black hair
krullend/steil haar hebben
to have curly/straight hair
lang/kort haar hebben
to have long/short hair
een beugel dragen
to have braces
contactlenzen/een bril hebben
to have contact lenses/glasses
blauwe/bruine/groene ogen hebben
to have blue/brown/green eyes
klein/groot zijn
to be short/tall
grootouders
grandparents
grootmoeder/oma
grandmother
grootvader/opa
grandfather
man
husband
vrouw
wife
kind - kinderen
child - children
tante
aunt
oom
uncle
kleinkinderen
grandchildren
kleinzoon
grandson