engels idoom 35 Flashcards
1
Q
afschuwelijk
A
awful/terrible/horrible/dreadful
2
Q
vriezen
A
to freeze
3
Q
onder nul
A
below zero
4
Q
graad
A
degree
5
Q
seizoen
A
season
6
Q
voorspelling
A
forecast
7
Q
voorspellen
A
to forecast
8
Q
voorspellen
A
to predict
9
Q
verbeteren
A
to improve
10
Q
verbetering
A
improvement
11
Q
(on) gunstig
A
(un) favourable
12
Q
regenbui
A
shower
13
Q
streng
A
severe
14
Q
storm
A
gale/storm
15
Q
periode
A
spell/period
16
Q
vertrouwen op
A
to rely( on)
17
Q
betrouwbaar
A
reliable
18
Q
betrouwbaarheid
A
reliability
19
Q
verschijnsel
A
phenomenon
20
Q
somber
A
gloomy
21
Q
(over) heersen
A
to prevail
22
Q
(on) aangenaam
A
(dis) agreeable
23
Q
schuilplaats
A
shelter
24
Q
droogte
A
drought
25
straal
ray/beam
26
akelig/naar
nasty
27
zich aanpassen
to adjust/ to adapt
28
gebruikmaken van
to take advantage of