ENDO 1 - DM T1/2 Flashcards

1
Q

Eilandjes van Langerhans

A

Zijn groepjes endocriene cellen in de pancreas die hormonen produceren (Alfa-en Bètacellen). Deze groepjes cellen zitten vooral in de Kauwda (staart) van de Pancreas.

Er liggen capillairen (haarvaten) in de pancreas om insuline, glucagon en somatostatine naar de bloedbaan te vervoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De pancreas heeft twee verschillende functies

A
  • endocriene werking (hormoon aanmaak)
  • exocriene werking (sap aanmaak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke cellen worden er geproduceerd bij de endocriene werking

A
  • Alfa Cellen (α cellen) > glucagon
  • Bèta Cellen (β cellen) > insuline
  • Delta cellen (δ cellen) > somastostatine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet glucagon?

A

verhoogt bloedglucose. 20-30% productie van complete endocriene werking in de pancreas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet insuline?

A

verlaagt bloedglucose, bevorderen eiwitopbouw, bevorderen vetopbouw, remt de afbraak eiwit en vetten en het zorgt van transport glucose in de cel. 60-80% productie van complete endocriene werking in de pancreas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet somastotatine?

A

remt de afscheiding van: Insuline en glucagon (in de alvleesklier), groeihormoon (in de hypofyse), spijsverteringsenzymen en maagzuur (in het maag-darmkanaal), het werkt dus als een regulerend hormoon om overmatige activiteit te voorkomen. 10% productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ieder hormoon heeft een …

A

… antagonist. Bijv. glucagon is de antagonist van insuline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat weet je over Diabetes Melitus Type 1 (DM1)? (oorzaak, symptomen, diagnose, behandeling en complicaties)

A

oorzaak: Auto-immuunziekte; vernietiging door T-Cellen van insulineproducerende bètacellen in de pancreas.

Symptomen: veel plassen (polyurie), dorst (polydipsie), gewichtsverlies, vermoeidheid, honger, ketoacidose.

Diagnose: bloedonderzoek; nuchter bloedglucose prikken: (dus na minstens 8 uur niets gegeten of gedronken te hebben). Verhoogde waarde kan wijzen op DM1. HbA1c: Deze test geeft een gemiddelde waarde van je bloedsuiker over de afgelopen 2-3 maanden. C-peptide.

behandeling: insulinetherapie subcutaan toedienen, gezonde voeding, regelmatig monitoren van bloedglucose.

complicaties: ketoacidose, hyperglykemie, retinopathie (zichtbeperking), nefropathie (nierfalen), neuropathie, hart- en vaatziekten, UWI, schimmelinfecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat weet je over Diabetes Melitus Type 1 (DM 1)? (Algemeen)

A
  • 10% van alle diabetespatiënten.
  • ziekte begint tussen 0-35 jaar.
  • Het is een auto-immuunziekte.
  • geen aanmaak en afwezigheid van insuline.
  • vet en spier worden afgebroken ipv glucose opname. Er is hier een kortere leeftijdsverwachting bij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat weet je over Diabetes Melitus Type 2 (DM 2)? (Algemeen)

A
  • insuline resistent ipv stop aanmaak insuline.
  • Hierdoor kan glucose niet meer vanuit het bloed naar de cellen.
  • opstapeling glucose in bloed > hyperglykemie)
  • leefstijl diabetes
  • 90% van alle diabetes patiënten heeft type 2.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat weet je over Diabetes Melitus Type 2 (DM2)? (oorzaak, symptomen, diagnose, behandeling en complicaties)

A

oorzaak: Insulineresistentie en progressieve uitputting van bètacellen, vaak gerelateerd aan obesitas en genetica.

symptomen: Vaak mild of asymptomatisch; dorst, veel plassen, vermoeidheid, wondgenezing vertraagd.

diagnose: Wanneer is er sprake van diabetes type 2?
Nuchtere bloedglucose: Een waarde van 7 mmol/l of hoger wijst op diabetes.
Belaste bloedglucose: Een waarde van 11,1 mmol/l of hoger wijst op diabetes.
HbA1c: Een waarde van 48 mmol/mol (6,5%) of hoger wijst op diabetes.

behandeling: Leefstijlinterventies (dieet, beweging), orale medicatie (bijv. metformine), soms insuline.

complicaties: Retinopathie, nefropathie, neuropathie, cardiovasculaire aandoeningen, diabetische voet, UWI, schimmelinfecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

LADA (latent autoimmune diabetes in adults)

A

Een variant van type 1 diabetes die langzaam ontstaat en op oudere leeftijd dan de typische type 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MODY (Maturity Onset Diabetes of the Young)

A

een genetische aandoening waarbij de pancreas niet genoeg insuline kan maken, waardoor je een beeld krijgt dat lijkt op diabetes type 2, dat zich al uit op jonge leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zwangerschapsdiabetes (Diabetes Gravidarum)

A

Door zwangerschapshormonen reageert het lichaam vanaf ongeveer de 24e week van de zwangerschap minder goed op insuline, waardoor een type 2-achtig beeld ontstaat. Na de zwangerschap gaat het meestal over, al heb je een kans van 50% om op latere leeftijd de echte diabetes type 2 te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Secundaire diabetes

A

waarbij de diabetes onderdeel of gevolg is van een andere ziekte, zoals een pancreatitis (alvleesklierontsteking waarbij de plek waar insuline wordt aangemaakt is aangedaan) of hormoon aandoeningen die ook invloed hebben op het hormoon insuline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Latrogene diabetes

A

oftewel veroorzaakt door medisch handelen. Meestal door medicatie zoals prednison. Hierdoor ontstaat insulineresistentie, wat lijkt op het beeld van diabetes type 2. Of er sprake is van diabetes kunnen we op meerdere manieren testen.

17
Q

Hypoglykemie

A

Oorzaak: Te veel insuline, te weinig eten, overmatige inspanning, alcoholgebruik.

Symptomen: Zweten, trillen, duizeligheid, honger, verwardheid, bewustzijnsverlies.

Behandeling: Snelle suikers (druivensuiker, sap), gevolgd door langzame koolhydraten.
Bij bewusteloosheid: glucagoninjectie.

Complicaties: Hersenschade, coma, overlijden (bij ernstige of onbehandelde hypo).

18
Q

Hyperglykemie

A

Oorzaak: Onvoldoende insuline, te veel eten, ziekte, stress.

Verschijnselen: Dorst, veel plassen, vermoeidheid, wazig zien, droge mond.

Behandeling: Insuline toedienen, voldoende hydratatie, bloedglucose monitoren.

Complicaties: Keto-acidose (bij type 1), hyperosmolair coma (bij type 2), schade aan organen bij chronische hyperglycemie.

19
Q

Insulineresistentie

A

Een aandoening waarbij de lichaamscellen minder goed reageren op insuline, het hormoon dat verantwoordelijk is voor het helpen van glucose (suiker) om in de cellen te komen voor energie. Dit betekent dat de cellen minder effectief glucose opnemen, waardoor het lichaam meer insuline moet produceren om hetzelfde effect te bereiken.

20
Q

Polyurie

A

overmatig urineren, vaak door hoge glucosewaarden in het bloed (osmotische diurese).

21
Q

Glucoserie

A

aanwezigheid van glucose in de urine, door overschrijding van de nier drempelwaarde

22
Q

Ketonen

A

afbraakproducten van vetzuren bij insulinetekort, gebruikt als alternatieve energiebron. Zit in urine.

23
Q

Keto-acidose

A

er is een verhoogde concentratie van ketonen in het bloed, wat leidt tot een verstoorde zuur-base balans (acidose).
(Langere verhaal teruglezen in samenvatting)

24
Q

Kussmaul-ademen

A

Diepe, snelle ademhaling als compensatie voor acidose

25
Q

Microangiopathie

A

Schade aan kleine bloedvaten, vaak door chronische hyperglykemie.

26
Q

Gangreen

A

Weefselafsterving door slechte doorbloeding, vaak bij diabetische voet.

27
Q

Overschot glucose wordt opgeslagen door …

A

vorming glycogeen (doormiddel van glucogenese).

28
Q

Insuline (betacellen)

A

verlaagt bloedglucose door glucoseopname in cellen te stimuleren. Het bevordert glycogeen vorming (lever en spieren). Remt gluconeogenese en vetafbraak. Insuline maakt de cel open voor monosachariden. De bloedglucosespiegel daalt.

29
Q

Glucagon (alfacellen)

A

Verhoogt bloedglucose door glycogeenafbraak (glycogenolyse) en gluconeogenese in de lever te stimuleren. Het bevordert vetafbraak.

30
Q

Adrenaline

A

Verhoogt glucose door glycogenolyse en gluconeogenese.

31
Q

Cortisol

A

Stimuleert gluconeogenese en insulineresistentie. Groeihormoon: Remt glucoseopname door cellen, verhoogt bloedglucose

32
Q

Rol glucose in lichaam

A

glucose is de primaire brandstof voor de cellen in het lichaam

ATP Productie: In de cellen wordt glucose afgebroken, dit heet glycolyse.
Hierdoor krijg je productie van ATP > adenasinetrifosfaat > energie eenheid van de cel

opslag van energie: glycogeen > overtollige glucose wordt opgeslagen in de lever en spieren als glycogeen

33
Q

Polysachariden (meerdere suikerelementen)

A

zetmeel

34
Q

Disachariden (Di = 2 suikerelementen)

A

sacharose (tafelsuiker), lactose (melksuiker)

35
Q

monosachariden (Mono = 1 suikerelement)

A

Glucose, fructose (fruitsuiker), galactose (melksuiker).

Dit is de vorm die uiteindelijk kan worden opgenomen in de bloedbaan.