Eiwitten - secundaire structuur Flashcards
wat bepaalt de functie van een eiwit
zijn 3D structuur die door de aminozuursequentie wordt bepaald
welk type aminozuur wordt in onze eiwitten ingebouwd
de natuurlijk voorkomende vorm: de L-vorm
wat zijn de essentiële az’en
PVT TIM HALL
fenylalanine, valine, threonine, tryptofaan, isoleucine, methionine; histidine, alanine, lysine, leucine
hoe kan je bepalen welke aminozuren in een eiwit belangrijk zijn voor de functie ervan?
- door de sequenties van homologe eiwitten te vergelijken
- homoloog = dezelfde voorouder en functie
- de az’en die in de evolutie geconserveerd bleven zijn van functioneel belang
door wat wordt de vorming van de secundaire structuur bepaald
- beperking van rotatie rond covalente bindingen
- vorming van H-bruggen
waarom vouwen aminozuurketens niet willekeurig op
- beperking vn vrije rotatie
- door dubbelbindingskarakter: omega rotatie
- door vdw-sferen: psi en phi rotaties
ramachandran plot
- uiteenzetting van de toegelaten combinaties diedrale hoeken van psi en phi
drijvende kracht achter alfa helix
vorming van stabiliserende H-bruggen
alfa helix
- rechtsdraaiend
- H-bruggen tss carbonylgroep en aminogroep vier az’en verder
- H-bruggen + dipoolmomenten vd peptidebinding zorgen voor netto dipoolmoment langs de as vd helix
- 3,6 az’en per omwenteling
- vdw krachten tss de zijketens
wat destabiliseert de alfa helix
proline en glycine
hoe kan je de verdeling van az’en in een helix bepalen
- edmunson projectie
- amfipatisch of transmembranaire helix?
voorbeeld eiwit met vrijwel enkel helices
alfa-keratine
voorbeeld van een amfipatisch proteïne
apolipoproteine (onderdeel ve lipoproteine)
beta-vouwblad
- opgebouwd uit beta strengen
- H-bruggen -> drijvende kracht
- R groepen staan afwisselend naar boven en beneden
- VDW interactie tss de R-groepen
waarom gaan de vlakken tov elkaar plooien
om sterische hinder te beperken