effecten van langdurig trainen Flashcards
soorten uithouding
- spieruithoudingsvermogen
- specifiek voor individuele spieren
- metabole aanpassingen door training
- vermogen van 1 of meer spieren op herhaaldelijke of statische inspanningen vol te houden
- verwand met spierkracht & anaeroob vermogen - cardiorespiratoire -
- aeroob uithoudingsvermogen
- vermogen van gehele lichaam in volhouden van langdurige ritmische inspanning
- verbonden met ontwikkeling cardio & respi systeem
- maximaal aeroob vermogen = VO2max
- submaximaal vermogen = lactaat drempel
chronische aanpassingen aan hartgrootte
- soorten hypertrofie
- volume belasting door uithoudingstraining
–> excentrische hypertrofie = diameter neemt toe
- drukbelasting door krachttraining
–> concentrische hypertrofie = dikte v/d wand neemt toe - effect van sporten
- lopen = pure uithouding
- fietsen & roeien = ook meer kracht te pas
- fitness = pure kracht
–> toch geen grote toenames van diameter
chronische aanpassingen aan slagvolume
- waardes: rust / max
- ongetraind = 60 / 100
- getraind = 80 / 130
- goed getraind 100 / 175
- kleine stijging submaximaal = groter slagvolume in rust
- grote stijging bij maximale inspanningen - toename van EDV
- excentrische hypertrofie
- meer bloedplasma
- lagere maximale HF = lagere vullingstijd - daling van ESV
- concentrische hypertrofie = grotere contractie kracht
- betere preload ≈ EDV
- afname perifere weerstand
chronische aanpassingen van hartfrequentie
- verandering
- daling van HF in rust & tijdens inspanning
- 10-30bpm na 6maand
- snellere daling na inspanning
- geen daling van maximale hartslag
–> lichte afname mogelijk voor optimale vultijd & slagvolume - vergelijken van HF
- tussen verschillende personen geen goede interpretatie
- bij dezelfde persoon: daling = beter getraind
–> ook voor sneller herstel
chronische aanpassingen van HMV
- veranderingen
- HMV = HF X SV
- bij submaximale inspanning daalt HF & stijgt SV
–> gelijke HMV submaximaal
- zelfde inspanning = altijd zelfde hoeveelheid O2 nodig = zelfde HMV voor elke waarde
- wel mogelijke stijging bij maximale inspanningen - doorbloeding
- algemeen beter door groter HMV
- toegenomen cappilarisatie getrainde spieren
- betere rekrutering van bestaande capillairen
- effectievere herverdeling van inactieve gebieden - bloeddruk
- verlaging bij mensen met hypertensie
- op zelfde inspanning = afname van bloeddruk
- SBD verhoogt & DBD verlaagt
chronische aanpassingen van respiratoire systeem
- veranderingen
- combinatie toegenomen ademdiepte & ademfrequentie
- tijdens rust = zelfde ventilatie
- verschil van arterieel-veneus verschil
–> vooral ven maximale inspanning
- door betere zuurstofopname weefsels & betere verdeling van bloed - waardes van VO2max
- man / vrouw
- topsport uithouding = >75 / >65
- team & raket sporten = 55-65 / 45-55
- stedentair = 40-45 / 30-40 - factoren die beïvloeden
- ergelijkheid, leeftijd & geslacht (vrouwen 20% minder ongetraind & 10% getraind)
- responders & nonresponders
–> door training toename van 0 -> 40%
- mate van getraindheid: hoger begin niveau = minder verbetering
detraining
- definitie
- gedeeltelijk of volledig verlies van trainsingsgeïnduceerde aanpassingen
- anatomisch, fysiologisch & prestatie gerelateerd (structureel & functioneel)
- door reductie of stopzetten van training - factoren die grote bepalen
- initiële fysieke fitheid
- type & modaliteit van voorafgaande training
- duur van detraining
–> short term < 4 weken < long term - algemeen mechanisme
- niet voldoende trainingsstimulus voor onderhoud
- cardiorespiratoir, metabool & muscularie degeneratie
- 10-15% algmene daling
detraining metabool
- daling spierglycogeen
- daling insuline gemideerde glucose opname & GLUT-4-transporters
- daling HDL-vetten & stijging LDL-vetten
- stijging lactaat na inspanning aan zelfde intensiteit
–> snellere productie & daling van buffer capaciteit
detraining andere mechanismen
- cardiorespiratoire
- daling bloedvolume & slagvolume
- saling VO2max & duur tot toale uitputting
- stijging van submaximale & maximale RER - musculair
- daling cappilaire densiteit & myoglobine concentratie
- daling oxidatieve - & mitochondrionale enzymen
- daling dwarsdoorsnede
- daling EMG
algemene lichaamsbegrippen temperatuur
- homeostase = hemotherm
- constant 36,1-37,8
- lichaamstemp = kerntemp
- meting door hypothalamus = thermostaat
- meting door mensen = nauwkeurigst aan rectum - buiten normale bereik
- langdurige inspanningen, ziekte, extreme warmte/koude
–> maar 30% van energie tijdens inspanning naar arbeid, rest naar warmte
- fluctuaties dag tot dag & uur tot uur van minder dan 1°C - regulatie
- balans productie & verlies
- reactie van lichaam
GLT
gemiddelde lichaamstemperatuur
- begrip
- rekeninghouden kerntemp & huidtemp
- huidtemp kan hoger of lager zijn afh van uitwendige omstandigheden - interpretatie
- GLT = 0,33 x huid + 0,67 x rectum
- gradient
warmte-evenwicht
- warmte opname
- metabole warmte
- omgevings warmte
- geleiding + stroming + straling - warmte verlies
- geleiding + stroming + straling
- verdamping (zweet)
–> belangerijkst - gewenning aan temperatuur
- training van fysiologische reacties
- acclimeren = in kamer
- acclimatiseren = in natuurlijke omgeving
transport van lichaamswarmte
- geleiding = door vaste stof = direct moleculair contact
- stroming = door beweging van gas of vloeistof
- straling
- overdracht door elektromagnetische straling
- belangerijkste tijdens rust = 60% - verdamping
- voornamelijk zweet
–> NaCl, K+, ureum & lactaat
- afdruppend zweet ≠ verkoeling
- belangerijkst tijdens inspanning = 80%
- ook insensibel waterverlies = longen & slijmvliezen
S = warmte acculumulatie = som van alle facotoren
–> metabole productie, geleiding, stroming, straling & verdamping
luchtvochtigheid
- hoge luchtvochtigheid
- meer water moleculen
- vermindering mogelijkheid opname water door lucht
- lagere verdamping van zweet
- minder warmte-afgifte = zweet-bad
droge lucht & warm = meer verdamping dan vorming van zweet = droge huid
warmte-sensoren
- centrale sensoren
- hypothalamus
- controle bloed naar hersenen
- gevoelig tot 0,01°C
- start van reflexmatige reactie - perifere sensoren
- omgevings- & huid temperatuur
- bewuste waarneming - besluitvorming
- POAH preoptic-anterior hypothalamus
- afwijkingingen van setpoint
mechansimen voor hypertermie
- hypertermie
- kerntermperatuur > 40°C
- mogelijk tijdens intense inspanning
- in spieren tot 42°C
–> stijgigng efficiëntie van energie systemen in spieren - pathologie
- ontregeling zenuwstelsel
- energiemetabolsieme
- warmte ziekte = verdere pogingen voor warmte afgifte vermijden - effecten
- vasodilatatie huid & verhoogde permeabiliteit
–> zweet
effectoren hypertermie
- zweetklieren = warmte afgifte
- geprikkeld door hypothalamus
- warmer = meer zweet secreteren - huid arteriolen = warmte afgifte & warmte productie
- bepalen huiddoorbloeding
- afkoelen door geleiding, stroming & radiatie - skelet spieren = warmte productie
- spierrillingen - endokriene klieren
- throxine & verschillene catecholamines afscheiden
mechanismen voor hypothermie
- hypothermie
- makkelijk wennen aan koude
- moeilijk acclimatiseren
- weinig reacties - effecten
- verhoogde activatie van skelet spieren = schudden
- vasoconstictie aan huid
- verhoogde vrijgave schildklierhormoon & andere voor versnelde metabole snelheid
invloed van omgeving op thermoregulatie
- beïnvloeding van straling & stroming
- lager temperatuur verschil tussen huid & luchtstroom
- lucht > 36°C = omgekeerd gradiënt
–> winnen van warmte door omgeving - beïnvloeding van verdamping
- hoge luchtvochtigheid = moeilijker verdamping
- meer moeten zweten voor zelfde afkoeling
–> gelimiteerde inspanning & kans op hitte aandoeningen
dehydratatie
% lichaamsgewicht van vochtverlies
1. 1% = prestatie daling aerobe inspanningen
2. 2% = eerste dorstgevoel
- nood aan dwangschema voor optimale prestaties
- sporters beperken tot 1%
3. 5%
- veel grotere daling van prestaties
- niet in verhouding met daling LG
gevolgen lichaam
1. zweet = hypotoon
2. verlies van vocht = hypertonisering van lichaamsvocht
3. trigger van thermoregulatie systeem
4. effecten
- inhibitie vochbeschikbaarheid in zweetklieren
- shift in drempel/threshold van temperatuur = veranderingen van effecten signaal CZS
5. verhogen van kerntermperatuur
acute fysiologische aanpassingen aan inspanning in warmte
- cardiovasculaire drift = verlaging van SV & verhoging van HF
- daling van maximale inspanningscapaciteit = maximaal HD daling
- energieproductie
- temp boven 39°C = inhibitie van energieleverinssystemen
- hogere O2 opname = meer verbruik door door afkoeling
- sneller anaerobe energielevering = meer lactaat
–> ook meer spierglycogeen verbruik
- leidt tot snellere uitputting
cardiovasculaire drift
- langdurige aerobe inspanning aan zelfde intensiteit
- toename lichaamstemperatuur
- groot deel HMV naar huid voor verkoeling
- minder bloed door zweten = erger bij warmte
- lagere preload
- daling SV
- stijging HF om gelijke HD te houden
elektrolyten- & vochtbalans
- transpiratie
- lichte transpiratie = gefilterd zweet langzaam door buizen
–> tijd voor volledige reabsorptie Na & Cl
- zware transpiratie = sneller = hoog Na & Cl gehalte in zweet
- Ka, Ca & Mg wordt nooit gereabsorbeert
- stimulatie van zweetklieren gebeurd OA. door aldosterol
–> grotere absoptie van Na & Cl - maximale zweetproductie
- 1,6-2L per uur = 2,5-3,2% lichaamsgewicht
- compensatie = aldosteron & ADH voor maximale reabsorptie in nieren - training & zweet
- daling van Na & Cl in zweet
- altijd hoger bij vrouwen
- salty & niet-salty sweaters bestaan
gezondheidsrisico’s inspanning in hitte
- oorzaak
- grote warmte productie spieren
- warmteopname van omgeving
- belemmerde verdamping - rekening houden met
- luchttemp
- luchtvochtigheidsgraad
- windsnelheid
- thermische straling - gevolgen
- stijging tot belemmering van normale celfunctie
- groter risico op hitte slag
meting van warmte belasting
= wet-bulb globe temperatue index
- opstelling
- black globe = temperatuur van aarde & andere structuren
–> stralingswarmte
- dry bulb = lucht temperatuur
- wet-bulb = luchtvochtigheid bepalen - interpretatie
- geleiding, stroming, straling & verdamping weergeven
- afkoelende mogelijkheden in omgeving inschatten
beperkingen van WBGT-index
- onderschatten van risico op hitte-aandoening als luchtvochtigheidsgraad hoger is als 70%
- geen reking met
- kledij
- inspanningsintensiteit
- leeftijd & fitness
- acclimatisatie
- ziekte
kenmerken inspanning tijdens warme
- hittekrampen = spierkrampen
- overgang
- dorst & overmatig zweten
- vermoeidheid - warmtestuwing
- krachtverlies
- bleek & koude huid - overgang
- hoofdpijn, lichthoofdig & misselijkheid
- kouderillingen & kippenvel
- stoppen met zweten - hitteberoerte
- sterke & snelle polsslag
- warme & droge huid
- verwarring
therapie van hitte aandoeningen
- hittekrampen
- door verlies van vocht & mineralen
- verplaatsen naar koelere locatie
- toedienen van vloeistoffen met zoutoplossing - warmtestuwing
- cardiovasculaire systeem kan spieren & huid niet voldoende bevloeien door sterke daling in bloedvolume
- rust in koele omgeving met voeten omhoog = shock voorkomen
- toedienen van zoutwater als bewust
- intraveneus als niet bewust & medisch toezicht
- lauwe douche -> progressief kouder - hitteberoerte
- falen van thermoregulatie systemen
- medisch ingrijpen
preventie van gezondheidsrisico’s
- aflassen van trainingen & wedstrijden als WBGT > 28°C
- alert zijn voor hyperthermie signalen
- whole-body precooling
- hydratatie = voldoende drinken voor, tijdens & na
- dragen van geschikte kledij
- acclimatisatie aan hitte
acclimatisatie aan warmte
= verhogend vermogen voor afkoeling bij dezelfde omstandigheden
aanpassingen
1. acclimatisatie training
- 1,5 tot 2u = best
- mate afh van omstanigheden
- boven 50% VO2max
2. hoger plasma volume
3. hoger zweettempo & zweetproductie
4. lagere huidtemperatuur
5. groter gradient met kerntemperatuur
6. andere aanpassingen
- daling HF maximaal & submaximaal
- stijging SV
7. snelheid van aanpassingen
- 3-6d = cardiovasculair
- 5-10d = afname Na & Cl in zweet
- 7-14d = zweetmechanisme & vasodilatatie in houd
8. retentie van 8dagen