Domein E Welvaart En Groei Begrippen Flashcards

1
Q

Afschrijvingen

A

Afschrijvingen verdelen de kosten van kapitaalgoederen over meerdere boekhoudkundige periodes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aftrekposten IB

A

Maken het belastbare inkomen lager, waardoor minder belasting betaald hoeft te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arbeidsproductiviteit

A

De gemiddelde productie per werknemer per tijdseenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bbp

A

De waarde van de totale productie binnen de landsgrenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beroepsbevolking

A

Alle personen in de leeftijd van 15 tot 75 die: betaald werk hebben, of die geen betaald werk hebben, maar recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kapitaalintensiteit

A

Maatstaf om te meten in welke verhouding een onderneming gebruik maakt van de productiefactoren arbeid en kapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Open economie

A

Een economie die veel handel met het buitenland heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Secundaire inkomen

A

Inkomen nadat de overheid door het heffen van loon- en inkomstenbelasting en het verstrekken van inkomensafhankelijke subsidies en uitkeringen het inkomen heeft herverdeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Innovatie

A

Het ontwikkelen en met succes introduceren van nieuwe producten of diensten of van nieuwe productie- of distributietechnieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nationaal spaarsaldo

A

Bedrag dat een land meer verdient dan het zelf uitgeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Protectionisme

A

Het beschermen/afschermen van de eigen economie ten opzichte van buitenlandse concurrentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heffingskorting IB

A

Korting op de belasting die betaald moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Productiecapaciteit

A

Maximale productie van een bedrijf/land in een periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wig

A

Het verschil tussen de loonkosten en het nettoloon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Concurrentiepositie

A

Het vermogen om beter en- of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Toegevoegde waarde

A

De productiewaarde van een bedrijf

17
Q

Investeren

A

Aanschaffen van kapitaalgoederen door bedrijven of de overheid

18
Q

Nivellering

A

Wanneer de relatieve inkomensverschillen tussen rijk en arm kleiner worden

19
Q

Reële bbp

A

Omvang van de productie in een land

20
Q

Inkomensoverdracht