Domein A Markt Begrippen Flashcards

1
Q

Variable kosten

A

Kosten waarvan het totale bedrag wel afhankelijk is van de productieomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afwenteling

A

Geeft aan hoeveel procent van een heffing wordt afgewenteld op de consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Elastische vraag

A

Wanneer de vraag procentueel meer reageert dan de prijsverandering van dat product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Marginale opbrengst

A

Stijging van de opbrengst als er één extra product geproduceerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Monopolistische concurrentie

A

Markt waarbij veel verschillende aanbieders een heterogeen product verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verkoopbereidheid

A

Het bedrag dat een producent minimaal wil verdienen voordat hij een product gaat aanbieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Consumentensurplus

A

Het bedrag dat consumenten bereid zijn om meer te betalen dan de geldende prijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inkomenselasticiteit

A

Een vermeningvuldigingsfactor die aangeeft in welke mate de vraag naar een bepaald product reageren op een procentuele inkomensverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Minimumprijs

A

Verhoging van de evenwichtsprijs om producenten te beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Substitutiegoederen

A

Goederen die in het gebruik elkaar kunnen vervangen, zoals koffie en thee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Constante kosten

A

Kosten waarvan het totale bedrag niet afhankelijk is van de productieomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heffing

A

Een door de overheid opgelegde betaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Maximale winst

A

Bij de productieomvang waar geldt: MO = MK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prijselasticiteit van de vraag

A

Een vermeningvuldigingsfactor die aangeeft in welke mate de vraag naar een bepaald product reageert op een procentuele prijsverandering van dat product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Consumentensubsidie

A

Subsidiebedrag dat rechtstreeks aan de consument wordt uitbetaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Monopolist

A

Markt waarbij één aanbieder de hele markt beheerst

17
Q

Marginale kosten

A

Stijging van de kosten als er één extra product geproduceerd wordt

18
Q

Drempelinkomen

A

Vanaf dit inkomen gaat/kan iemand een product kopen

19
Q

Volkomen concurrentie

A

Marktvorm waarbij geen enkele partij invloed heeft op de prijs

20
Q

Oligopolie

A

Markt waarbij een paar aanbieders een heterogeen product verkopen

21
Q

Marktmodel

A

Geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product

22
Q

Engelcurve

A

Beschrijft hoeveel mensen uitgeven aan een bepaald product als hun inkomen verandert

23
Q

Break-even-punt

A

Productieomvang waarbij opbrengsten en kosten aan elkaar gelijk zijn

24
Q

Maximumprijs

A

Verlaging van de evenwichtsprijs om consumenten te beschermen

25
Q

Inferieure goederen

A

Minderwaardige goederen: goederen waarvan we minder gaan kopen als ons inkomen stijgt

26
Q

Externe effecten

A

Onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die de welvaart van een anderen dat de veroorzaker beïnvloedt

27
Q

Omzet

A

De totale waarde van de verkopen in een bepaalde periode

28
Q

Maximale omzet

A

Productieomvang waar TO maximaal is

29
Q

Prijsdiscriminatie

A

Eenzelfde product aan verschillende klanten voor verschillende prijzen verkopen

30
Q

Complementaire goederen

A

Goederen die in het gebruik elkaar kunnen aanvullen, zoals koffie en koffiemelk

31
Q

Betalingsbereidheid

A

Het bedrag dat iemand maximaal bereid is om uit te geven aan een bepaald product

32
Q

Evenwichtspunt

A

Situatie waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

33
Q

Marktvormen

A

Het geheel van omstandigheden waaronder de concurrentie plaats vindt

34
Q

Producentensurplus

A

Ontstaan wanneer producenten bereid zijn het product te leveren voor minder dan de geldende marktprijs