Demografie Flashcards

1
Q

Geef de definitie van demografie

A

demografie omvat de studie van omvang, structuur en spreiding van de bevolking en hoe de bevolking in tijd verandert dit door geboorten, sterfgevallen, migratie en veroudering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn cijfergegevens

A

Via cijfergegevens leren we kenmerken van bepaalde bevolkingen kennen L

Het laat ons toe bepaalde evoluties doorheen de tijd in kaart te brengen

laat ons toe geografische vergelijkingen te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit: geboortecijfers

A

= nataliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

leg uit: bruto geboortecijfer

A

aantal levend geboren kinderen in een bevolkingsgroep per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke indicatoren hebben een invloed op het bruto geboortecijfer?

A

algeem geboortecijfer
leeftijdsspecifiek geboortecijfer
totale vruchtbaarheidscijfer (TVC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is geboortegolf/ babyboom

A

net na de 2e wereldoorlog een grote stijging in geboortecijfers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg uit: denataliteit

A

daling in geboortecijfers

dit door vergrijzing en ontgroening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

leg uit: vergrijzing

A

toenemen van het aantal ouderen in de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

leg uit: ontgroening

A

afnemen van het aantal jongeren in de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

leg uit: de bevolking van een land is dynamisch

A

nataliteit geeft een beeld van de toekomstige aangroei van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leguit: mortaliteit

A

= sterftecijfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leg uit: bruto sterftecijfer

A

het aantal stergevallen in een bevolkingsgroep per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sterftecijfer

Leg uit: Vanaf 40 jaar is er een verschil tussen mannen
en vrouwen:

A

mannen sterven het vaakst door zelfdoding (tot 49 jaar), longkanker (50-79) en hartaandoeningen (80)

vrouwen sterven het vaakst door borstkanker (40-54 en 60-74)
door longkanker (50-59) en beroertes (75)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe dringen we vermijdbare sterfte terug

A

Longkanker,hart en vaatziekten door gezond te leven

met bevolkingsonderzoeken
naar borst en baarmoederhalskanker beogen we kanker vroegtijdig op te sporen en zo de kans op overleving te vergroten

zelfdoding blijft teveel jonge levens kosten.

sterfte door infectieziekten kwam tot kort niet meer in de tabel door het vaccinatiebeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is natuurlijke aangroei

A

=geboortecijfer-sterftecijfer

positief: geboorte overschot

negatief: sterfte overschot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leg uit: morbiditeit

A

verhouding van aantal mensen dat aan een bepaalde ziekte lijdt tot de gehele bevolking

17
Q

leg uit: comorbiditeit

A

het tegelijkertijd aanwezig zijn van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij 1 persoon

18
Q

Leg uit:prevalentie

A

percentage van de bevolking dat op een bepaald moment een bepaalde aandoening of ziekte heeft

19
Q

leg uit:incidentie

A

het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per duizend mensen op een specifiek tijdstip

20
Q

wat is absolute vergrijzing

A

groep ouderen groeit in absolute getallen

21
Q

wat is relatieve vergrijzing

A

group ouderen groeit procuntueel

22
Q

wat zijn oorzaken van vergrijzing

A

daling in nataliteit
stijgende levensverwachting
ouder worden van de babyboomgeneratie

23
Q

wat is dubbele vergrijzing

A

is datgene wat er gebeurt wanneer niet alleen de group ouderen steeds ouder groter wordt maar daarnaast ook de gemiddelde leeftijd steeds hoger wordt.

24
Q

leg uit: ziek maakt arm

A

gezondheid bepaalt SES

beperkte sociale mobiliteit

sociale selectie

25
Q

leg uit: sociale causatietheorie en arm maakt ziek

A

SES bepaalt gezondheid

Gedragsfactoren en leefgewoonten (voeding, roken beweging)

Structurele factoren (woon en werkomstandigheden)

Psychosociale factoren (stressoren, copingstijl)

26
Q

wat kunnen we doen om Health Inequalities aan te pakken

A
  1. Verbeteren leef-en werkomstandigheden
  2. Gezond macrobeleid
  3. Versterken van individu
  4. Versterken maatschappij
27
Q

Hoe verbeteren we leef-en werkomstandigheden

A

Betere toegang tot
essentiële goederen en
diensten (voedsel, onderwijs, gezondheidszorg)

veiligheid op het werk verbeteren

28
Q

Hoe verbeteren we een gezond macro beleid

A

macro-economische culturele en omgevingsfactoren met invloed op inkomensgelijkheid en werkgelegenheid.

samen met toegankelijkheid van zorg

29
Q

Hoe verbeteren we toegankelijkheid van zorg

A

Economisch: betaalbaar maken
Geografisch: beschikbaarheid van voorzieningen
Cultureel: aanvaarding en respect en stigmatisatie

30
Q

Hoe versterken we het individu

A

Informatiecampagnes, individuele psychologische ondersteuning, cursussen rond voeding

31
Q

Hoe versterken we de maatschappij

A

focus op sociale cohesie