Deel 9 Flashcards

1
Q

Doodsoorzaken in
kindertijd

A

Grote variatie in mortaliteit tussen landen, West-Europa 4 op 1000. Meeste ervaren dit als meest ingrijpend, mede doordat natuurlijke orde lijkt verstoord (ouders horen eerder dood te gaan dan kind) en verantwoordelijkheidsgevoel.
o Miskraam: moeilijk door psychologische band, vaak intense droefheid, niet te begrijpen door omgeving.
o Wiegendood: wegens onverwacht karakter intense stress, onbekende reden. Vaak tussen 2 en 4 maanden. Kunnen schuld voelen. Preventie: rugligging, niet roken, niet te warme temperatuur (hierdoor flinke afname).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Begrip dood in
levensloop

A

o Rond 5 jaar ontwikkelen kinderen zelf een concept van de dood: zien het als tijdelijke toestand, als een slaap, vinden het eerder spannend dan angstaanjagend, kunnen zich hierdoor wel verantwoordelijk voelen (zien het als te voorkomen). Rond 9 jaar zien ze het als iets universeels en definitiefs.
o Adolescentie: begrijpen onomkeerbaar karakter van de dood maar neigen te denken dat zij zelf onsterfelijk zijn wat leidt tot risicovol gedrag (persoonlijk fabel).
o Jongvolwassenheid: druk bezig met leven beginnen, reageren boos en ongeduldig bij ziekte, soms ook naar eigen kring. Tot 30 zijn ongevallen en daarna suïcide grootste oorzaak. Bij aanstaande dood zorgen over: verlangen voor intieme relaties opbouwen en seksualiteit uit te drukken, plannen maken voor toekomst
o Middelbare leeftijd: terminale ziekte meest voorkomende oorzaak (kanker, hartaanval of hersenbloeding), minder shock want meer bewust dat ze gaan sterven. Angstiger voor de dood dan andere fasen.
o Ouderdom: worden herinnerd aan eigen sterfelijkheid door sterfgevallen in omgeving, waardoor minder angst voor sterven en meer voorbereid. In 2018 is longkanker en dementie grootste oorzaak. In 2030 verwachting dementie grootste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

terminal decline

A

Aanstaande dood gepaard met aftakeling cognitie welke al jaren voorafgaand aan de dood te zien is, deze achteruitgang verschilt per cohort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillende visies
op sterven

A
  • Vertrouwende type: geringe angst voor de laatste levensfase. Geloof en dierbaren bieden steun. De dood is zelden een gespreksonderwerp, deze hoort bij het leven.
  • Sociale type: gesteld op gezelschap van vrienden en familie. De dood wordt ontkend
  • Rationele type: erkennen dat de dood voor hen taboe is. Ze hebben moeite met het tonen van kwetsbaarheid en hechten aan een rationele benadering.
  • Proactieve type: de dood is geen taboe. Zij willen zelf beslissen over het levenseinde en hun waardigheid, zelfstandigheid en regie behouden. Hebben het meest geregeld in de zin van testament, medische verklaringen en verzekeringen.
  • Onbevangen type: houdt van genieten en grenzen verkennen. De dood en mogelijke ongemakken worden uit de belevingswereld geweerd. Bij bewustzijn laatste levensfase, geven onbevangenen daar graag een eigen draai aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Religie en de dood

A

Op een positieve wijze aanwenden van religieuze overtuigingen houden positief verband met kwaliteit van leven. Negatieve religieuze coping gaat gepaard met verminderde kwaliteit van leven. Dit suggereert dat niet religie op zichzelf, maar manier waarop religie gebruikt wordt is van belang voor het omgaan met dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kübler-Ross fasen

A
  1. Ontkenning: verzetten tegen het idee dat ze gaan sterven.
  2. Woede: boos zijn op iedereen, afvragen waarom zij moeten sterven.
  3. Onderhandeling: beloven een beter mens te zijn met als beloning ‘leven’, proberen de dood te ontlopen, blijven komen met verzoeken. Bij besef onmogelijkheid volgende fase.
  4. Depressie: gevoel van verlies en besef dat er een einde komt.
    a. Reactieve depressie: verdriet op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden.
    b. Voorbereidende depressie: verdrietig over toekomstige verliezen.
  5. Acceptatie: bewust van sterven, geen emoties en vrede gesloten met zichzelf.
    Kritiek: veel invloed op manier waarop we tegen de dood aankijken en voor mensen die ernstige verlieservaringen meemaken. Wel alleen van toepassing op mensen die weten dat ze doodgaan en niet iedereen doorloopt deze fasen of in deze volgorde (sommigen accepteerden direct). Leken meer te verlangen in plaats van boos en depressief. Daarnaast veel andere factoren van invloed: oorzaak, duur proces, leeftijd, sekse en persoonlijkheid betrokkene.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wordens rouwtaken

A
  1. Aanvaarden realiteit van verlies: besef onomkeerbaarheid
  2. Doorleven pijn en verdriet: niet ontkennen of verstoppen (soms weinig verdriet)
  3. Verder leven met het gemis: ontstaan nieuwe gewoonten ondanks gemis
  4. Overledene emotioneel een plaats geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Niet reanimeren

A

Geen behandeling aangrijpen om patiënt in leven te houden. Richtlijn reanimatie in Nederland over overweging voor starten, niet-starten en stoppen reanimatie. Hierbij rekening houdend met kwaliteit van leven. Medici vinden het moeilijk geen behandeling te starten rekening houdend met patiënt en familie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zes mogelijke
beslissingen rond
het levenseinde

A
  • Stoppen van zinloos geworden behandeling
  • Niet opstarten van zinloos geworden behandeling
  • Aanpassing pijnstilling tijdens stervensfase zonder dat deze induceert (palliatieve sedatie): bewustzijnsverlaging door sederende medicijnen om ondraaglijk lijden ten gevolge van onbehandelbare symptomen te verlichten. Enkel bij terminale patiënten, zonder verplicht advies van een tweede arts.
  • Levensbeëindiging zonder verzoek (barmhartige stervenshulp)
  • Hulp bij zelfdoding: opzettelijk verlenen van hulp bij levensbeëindigend handelen van de betrokkene op verzoek. Valt onder de euthanasiewet. In NL strafbaar
  • Euthanasie op verzoek: hulp bij sterven op bezoek op een bepaald tijdstip onder verantwoorde medische omstandigheden. Artsen moeten onderzoeken: vrijwillig en weloverwogen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, informatie over vooruitzichten, geen redelijke andere oplossing, een onafhankelijke arts raadplegen en medisch zorgvuldig uitvoeren levensbeëindiging. Dit kan door euthanasieverklaring.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Twee vormen
euthanasie

A

o Euthanasie bij voltooid leven: veelal op leeftijd, geen levensperspectief meer en daardoor een actieve doodswens hebben. Gaat om niet-levensbedreigende aandoeningen waardoor onder andere verlies activiteiten en persoonlijke waardigheid, afhankelijkheid van anderen, verlies regie en zingeving.
o Euthanasie bij psychiatrische ziekten: Nederland en België het enige land ter wereld waar euthanasie op basis van ondraaglijk en uitzichtloos psychisch lijden kan. Is volgens sommige artsen niet medisch uitzichtloos (geen consensus), anderen vinden na jarenlang tevergeefs therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Palliatieve zorg

A

De zorg voor mensen in de laatste fase van hun leven: een benadering die de kwaliteit van leven verbetert van patiënten en omgeving die te maken hebben met een levensbedreigende aandoening. De hulpverlener is hierbij een voorlichter en niet de beslisser. Mensen willen graag thuis sterven, desalniettemin sterven veel mensen in het ziekenhuis. Alternatieven
- Mensen kunnen naar huis gaan met thuiszorg, wel belastend
- Hospice: instelling waar terminaal zieke patiënten tot het einde worden verzorgd. Een warme en steunende omgeving. Zijn tevredener met de zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Palliatieve sedatie

A

Opzettelijk verlagen van bewustzijn v.e. patiënt in de laatste levenfase. Doel: lijden verlichten. Het verkort het leven niet, patiënt komt te overlijden aan ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

existentiële crisis

A

De patiënt of zijn omgeving kunnen in woord of gedrag signalen geven die kunnen wijzen op een (dreigende) existentiële crisis.
- De patiënt maakt er zelf melding van. ‘ik zie het niet meer zitten’
- Veranderingen in het vertrouwde gedrag van de patiënt. Dit is het geval als de patiënt een sombere, depressieve stemming heeft, moeilijk te motiveren is om iets te ondernemen of geen plannen meer maakt, ook niet op korte termijn.
- De patiënt somatiseert heel sterk. Existentiële problematiek komt vaak tot uiting in lichamelijke klachten of gedragingen. In het algemeen komt dit somatiseren vaker voor bij mannen dan bij vrouwen.
- De patiënt isoleert zich.
- De naaste omgeving van de patiënt maakt er melding van dat de patiënt moedeloos is of dat zij niet weten wat er met hem aan de hand is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het ars-moriendi-
model

A

onderscheidt vijf grote thema’s die aan de orde komen als het levenseinde nabij is, in de vorm van spanningsvelden. In ieder spanningsveld voelt de patiënt dat hij tussen twee uitersten heen en weer wordt getrokken. Het is steeds weer de kunst om de juiste verhouding tot beide uitersten te vinden. Dit is voor ieder mens een uniek proces. De thema’s zijn:
- Afscheid (vasthouden – loslaten)
- Schuld (vergeven – vergeten).
- Hoop (geloven – weten)
- Lijden (doen – laten)
- Autonomie (zelfbeschikking ik – de ander)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

risicofactoren voor
suïcide op oudere
leeftijd

A
  • zeer hoge leeftijd
  • mannelijk geslacht
  • alleenwonend (sociale isolatie)
  • verlies van een naaste
  • psychiatrische problematiek (depressie, verslaving, kwetsbare persoonlijkheid)
  • lichamelijke aandoeningen (pijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Strategieën suïcide
preventie

A
  • investeren in herkenning en behandeling van psychiatrische stoornissen, met name depressie, in primaire en secundaire zorginstellingen
  • ontwikkeling van ambulante zorgcentra
  • campagnes voor beperking van aanwezige suïcidemethoden
17
Q

Verschil
mannen/vrouwen
in suïcide op latere
leeftijd

A
  • denkstijl van vrouwen meer inclusief; zij investeren meer in alle mogelijke gevolgen van eventuele suïcidaliteit en plegen daardoor minder snel.
  • Vrouwen eerder geneigd hulp te zoeken, kan zelfmoord voorkomen.
  • Oudere vrouwen beschikken over meer flexibele en diverse coping strategieën en tonen meer bereidheid om verschillende strategieën te hanteren.