Deel 2 Flashcards

1
Q

Ecological
Momentary
Intervention (EMI)

A

De Experience Sampling Methode voor het doen van onderzoek naar ervaringen in het dagelijkse leven is ook te gebruiken in de diagnostiek en interventie en wordt dan Ecological Momentary Intervention (EMI) genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 principes van
wetenschappelijke
integriteit

A

Eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 basisprincipes
gedragscode NIP
Latent Growth
Curve Modeling
(LGCM)

A

Verantwoordelijkheid, integriteit, respect, deskundigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cETO full track en
short track

A

Er zijn twee tracks voor het aanmelden van onderzoek bij de cETO. De hoofdonderdelen van deze tracks zijn:
Full track:
* informatie over WMO-plichtigheid van het onderzoek
* ethische toetsing
* informatie over het recruteren van deelnemers en hun privacy
* informatie over de deelnemers
* informatie over datamanagement
Short track:
* korte ethische toetsing
* informatie over datamanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Life cycle theory

A

Beslissingen met betrekking tot consumptie, wat binnen de economie gelijk staat aan welbevinden, zijn niet alleen afhankelijk van het huidige inkomen, maar worden ook gebaseerd op de te verwachten inkomsten over het gehele leven gezien. Het
verbeterde welbevinden door het consumeren van een nieuw product zou op alle momenten in het leven hetzelfde moeten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Easterlin paradox

A

Economische groei, toename in inkomen, leidt niet direct tot een toename van welbevinden omdat mensen zich vrij snel aanpassen aan betere levensomstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aspiration level
theory

A

Er bestaat een sterke positieve correlatie tussen inkomen en een toename in aspiraties. Individuen vergelijken hun huidige situatie met het verleden en met hun verwachtingen in de toekomst. Als de situatie verbetert, worden hogere aspiraties gesteld en dit leidt tot minder welbevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Setpoint theory

A

Een individu wordt geboren met een aanleg voor een bepaald niveau van welbevinden, gebaseerd op genen en persoonlijkheid. Ingrijpende levens-
gebeurtenissen leiden slechts tijdelijk tot een toename of afname van het welbevinden; naar verloop van tijd zal de mate van welbevinden weer terugkeren op het oorspronkelijke, biologisch bepaalde niveau van welbevinden. Dit wordt ook wel hedonische adaptatie of hedonische tredmolen genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Satisfaction
paradox

A

Ook wel stability despite loss paradox genoemd. Deze benadering probeert uit te leggen waarom ouderen die in betrekkelijk slechte omstandigheden leven toch een relatief hoog niveau van welbevinden rapporteren. Een mogelijke verklaring is dat deze oudere cohorten lagere verwachtingen hebben van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Socio-emotional
selectivity theory

A

Omdat ouderen zich meer bewust zijn of worden van hun sterfelijkheid, kiezen ze voor activiteiten die nu direct bijdragen aan hun welbevinden. Hierdoor hebben ouderen een selectieve aandacht voor het positieve waardoor ze mogelijk ook minder dagelijkste stress ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Selection,
optimalization en
compensation
model

A

Ouderen selecteren, optimaliseren en compenseren bepaalde activiteiten om hun verminderde functioneren te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Drie trends m.b.t.
leeftijd en
welbevinden

A
  • De U-vormige relatie (meest onderbouwd): Het welbevinden is hoog in de jongere jaren maar neemt geleidelijk af en bereikt een dieptepunt tussen ongeveer het 35e en 50e levensjaar waarna het welbevinden weer stijgt. Redenen die hiervoor genoemd worden zijn: Jongeren die hogere verwachtingen hebben die niet vervuld kunnen worden vergeleken met ouderen; Ouderen kennen hun sterke en zwakke punten en hebben hierdoor meer realistische aspiraties; Mensen met een hoger welbevinden leven langer dan mensen met een lager welbevinden.
  • De omgekeerde U-vormige relatie: Het welbevinden is laag in de jongere jaren, kent een piek tussen het 18e en 51e levensjaar en neemt dan weer af.
  • De lineaire relatie: Welbevinden blijft redelijk stabiel gedurende de hele levensloop.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lichamelijke
functies die tijdens
jongvolwassenheid
een hoogtepunt
bereiken

A
  • Fysiek: uiteindelijke lengte wordt bereikt. Ledematen in verhouding
  • Hersenen: piek in omvang als gewicht, waarna langzame afname. PFC is bij mannen gemiddeld op 25e volledig rijp (executief voor studeren/werk).
  • Zintuigen: zicht, gehoor, smaak en gevoeligheid voor aanraking en pijn gevoeliger dan ooit.
  • Psychomotore vermogens: korte reactietijd, grote spierkracht en oog-handcoördinatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Myeline

A

Vettige stof die op veel plaatsen in het zenuwstelsel het axon omhult. Myeline geeft de witte stof zijn witte kleur. Het zorgt ervoor dat zenuwimpulsen sneller worden doorgestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bewegingsadvies
NL
gezondheidsraad

A

Doe minstens 150 min. Per week aan matig intensieve inspanning, zoals wandelen en fietsen, verspreid over diverse dagen. Langer, vaker en/of intensiever bewegen geeft extra gezondheidsvoordeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Doodsoorzaaken
jongvolwassenen

A

De kans dat je tussen 20-40 sterft door een ongeluk is vele malen groter dan door andere oorzaken. Belangrijkste doodsoorzaken zijn kanker, hartziekten, verkeersongevallen en zelfmoord. Vanaf 35 jaar zijn ziekten en aandoeningen belangrijkere doodsoorzaken dan ongelukken.

16
Q

Secundaire veroudering

A

Lichamelijke aftakeling die veroorzaakt wordt door omgevingsfactoren of individueel gedrag. (alcohol, drugs, onveilige seks enz).

17
Q

Effect van beweging

A

Een op drie beweegt onvoldoende. Mogelijkheid tot sporten enkel voor gemiddeld tot hoger inkomen (tijd en/of geld). Sporten ook door sociale factoren: hoe hoger opleiding en inkomen ouders, groter de kans dat kinderen sporten. Voordelen: ziekten voorkomen (depressie, hart- en vaatziekten, darm- en borstkanker, suikerziekte), bloeddruk en gewicht op peil. Verbetert cardiovasculair en toename longcapaciteit, lichaam soepeler en wendbaarder, bescherming tegen osteoporose (botontkalking) op latere leeftijd, stress en angst verlichten.

18
Q

Handicap

A

Langdurig en evident participatieprobleem door functiestoornissen. 4% heeft zeer ernstig lichamelijke beperking, 10% heeft ernstig tot zeer ernstige beperking. Welke stijgt door vergrijzing.

19
Q

Risicogedragingen
en impact op
levensverwachting

A

Vijf risicogedragingen in volgorde van impact op levensverwachting: roken – slecht dieet – stress – alcohol – gebrek aan fysieke activiteit. Dit kan oplopen tot 20 jaar in leeftijdsverschil.

20
Q

Stress

A

De lichamelijke en emotionele respons op gebeurtenissen die ons bedreigen of uitdagen. Jongvolwassenheid kenmerkt zich door een piek in stressbeleving. Coping (omgang met stress) is afhankelijk van lichamelijke en psychologische factoren.

21
Q

Psychoneuro-
immunologie

A

Onderzoek naar de relatie tussen hersenen, immuunsysteem en psychologische factoren. Werd gevonden dat hormonen (uit bijnieren) een versnelde hartslag, bloeddruk en transpiratie veroorzaken welke prikkelen tot nood-situatiereactie. Bij langdurige blootstelling aan stressoren: steeds slechter stress hanteren en verslechteren conditie hart, bloedvaten en andere weefsels. Minder vermogen om ziekte te bestrijden.

22
Q

Oorzaken van
verschillen in
reactie op stress

A
  1. Primaire inschatting. Beoordelen gebeurtenis op positief, negatief of neutrale gevolgen. Bij negatief: inschatten hoe dreiging afgewend kan worden o.b.v. eerdere ervaringen.
  2. Secundaire inschatting. Kan ik dit aan? Beoordeling van coping en hulpbronnen om dreiging het hoofd te bieden. Zo niet: stress.
  3. Perceptie van stress. De inschatting van de betrokkene varieert met het temperament en omstandigheden betrokkene.
23
Q

Enkele algemene
principes om te
voorspellen of iets
stressvol is

A
  • Gebeurtenissen die negatieve emoties oproepen
  • Situaties die onbeheersbaar of onvoorspelbaar zijn
  • Gebeurtenissen die ambigu en verwarrend zijn
  • Veel taken moeten vervullen die veel van je capaciteiten vragen
24
Q

Gevolgen van stress

A

Fysiologische arousal om stress het hoofd te bieden kan risico op ziekte verhogen of veroorzaken (psychosomatische aandoeningen, auto-immuunziekten, vermoeidheid, hoofdpijn), herstel ziekte bemoeilijken of copingvermogen te verminderen. Daarnaast wordt je oordeelsvermogen aangetast.

25
Q

Stress hanteren
(soorten coping)

A

Goede strategieën
- Probleemgericht: situatie rechtstreeks veranderen waardoor situatie minder stress oproept
- Emotiegericht: emoties bewust reguleren, zoals positieve kanten inzien of mediteren. Als mensen beseffen dat zij in een situatie zitten die zij niet kunnen veranderen
Slechte strategieën
- Defensief: onbewuste strategieën die de ware aard van een situatie verdraaien of ontkennen

26
Q

Lichaamsbeweging
bij stress

A

Lichaamsbeweging zet het herstelproces zowel in je spieren als in je neuronen in gang. Het maakt lichaam en geest veerkrachtiger, sterker, beter in staat om toekomstige uitdagingen af te handelen, helder te denken, snel te reageren en je gemakkelijker aan te passen. In de hersenen verstevigt de milde stress van beweging de infrastructuur van je zenuwcellen door genen te activeren om bepaalde eiwitten te produceren die de cellen beschermen tegen beschadiging van ziekte. Het verhoogt dus de stressdrempel van je neuronen.

27
Q

Richtlijnen hoe met
stress om te gaan

A
  • Probeer situatie onder controle te krijgen.
  • Vervang ‘dreiging’ door ‘uitdaging’
  • Zoek sociale steun
  • Gebruik ontspanningstechnieken. Dit verminderd lichamelijke arousal.
  • Probeer een gezonde levensstijl aan te houden, beweeg voldoende, eet gezond.
  • Bedenk dat een leven zonder stress saai is.
28
Q

5 risicio
gedragingen op
volgorde van
impact op
levensverwachting

A

Roken – slecht dieet- stress- alcohol- gebrek aan fysieke activiteit.
De gem. levensverwachting met alle vijf gedragingen = +/- 70 jaar, i.t.t. 90 jaar zonder

29
Q

Redenen waarom
millenials vatbaar
zijn voor burn-out

A

Millenials: generatie van 1980-2000.
1. Hoogst individualistisch opgevoed: zelf verantwoordelijk succes en falen
2. Tijd tussen puberteit en volwassenheid is langer: huis en baan wordt vooruitgeschoven, deze tussenfase is ‘emerging adulthood’ maar wel denken dat je deze doelen moet behalen
3. Millenials baseren hun succes door te vergelijken met anderen: = vals door social m
4. Opgroeien in goede economische tijd wat nu niet meer zo is: slechtere banenkans
5. Ontzettend hoge eisen van jezelf: als je je best doet kan je alles worden wat je wil