deel 7 boek Flashcards

1
Q

hoe voorkom je vermoeidheid tijdens het autorijden?

A

2 uur rijden, kwartier rust. niet met een volle maag rijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat word er gezien als huftergedrag?

A

onvoldoende rechts houden, gevaarlijk inhalen, over vluchtstrook rijden, door rood rijden, bumperkleven, niet opvolgen aanwijzingen verkeersregelaar, telefoon vasthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk effect heeft handsfree bellen op je reactievermogen?

A

een negatief effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk effect heeft een vaste handelingsvolgorde?

A

geen paniek. alles loopt vlotter en veiliger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

als je een beslissing neemt met welke dingen houd je rekening

A
  1. veiligheid
  2. doorstromen
  3. milieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de volgorde in handelen

A
  1. zien / waarnemen
  2. selecteer welke info belangrijk is
  3. voorspellen
  4. evualeer de beslissing
  5. beslissing
  6. handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is je reactietijd

A

zien + handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe lang is de gemiddelde reactietijd

A

1 sec, beginnend iemand meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is waarnemen

A

het bewust selecteren en begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is anticiperen

A

reageren op signalen buitenaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is defensief autorijden

A

je houd door goed te anticiperen rekening met de veiligheid en welzijn van iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het kapstokartikel

A

iedereen is verboden zich zo te gedragen dat er gevaar op de weg kan worden veroorzaakt of dat je mensen hindert. hier kunnen gedragingen aan worden gehangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de stopafstand

A

reactieafstand + remweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

als je snelheid verdubbeld, hoe veel langer word dan je remweg?

A

4 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is in de reactietijd gunstig

A
  1. goede snelheid
  2. 2 sec afstand
  3. anticiperen
  4. uitgerust
  5. ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is in de reactietijd ongunstig?

A
  1. hoge snelheid
  2. weinig afstand
  3. moe
  4. alcohol
  5. stress
  6. telefoneren
  7. weinig ervaring
17
Q

wat is voor de remweg gunstig?

A
  1. juiste snelheid en goede afstand
  2. banden met goede profieldiepte
  3. zomerbanden / winterbanden
  4. droog / stroef wegdek
18
Q

wat is ongunstig voor de remweg

A
  1. hoge snelheid en te weinig afstand
  2. zomerbanden in de winter
  3. weersomstandigheden
  4. slecht wegdek
19
Q

wat is de centrifugaalkracht

A

een middelpunt zoekende kracht die de auto uit d bocht duwt. gaat de auto sneller, dan word deze kracht groter.

20
Q

wat is de invloed van een positieve wegverkanting

A

gunstige invloed op de wegligging. buitenkant ligt hoger waardoor de bocht makkelijker te volgen is.