DEEL 4 Les 1 Flashcards
1
Q
de aubergine
A
eggplant
2
Q
de baas
A
boss, employer
3
Q
de bank
A
bench, bank
4
Q
de bloem
A
flower
5
Q
de citroen
A
lemon
6
Q
de duif
A
pigeon
7
Q
de interesse
A
interest
8
Q
de Italiaan
A
Italian
9
Q
de keer
A
time
10
Q
de kleur
A
color
11
Q
de lucht
A
air sky
12
Q
de roos
A
rose
13
Q
de sinaasappel
A
orange
14
Q
de wolk
A
cloud
15
Q
het blad (bladeren)
A
leaf
16
Q
het blad (bladen)
A
sheet of paper
17
Q
het bloed
A
blood
18
Q
het boeket
A
bouquet, bunch of flowers
19
Q
het gras
A
grass
20
Q
het pad
A
path
21
Q
het probleem
A
problem
22
Q
het stuk
A
piece
23
Q
het tapijt
A
carpet
24
Q
blauw
A
blue
25
Q
blond
A
blond
26
Q
bruin
A
brown