DEEL 2 Les 3 Flashcards
1
Q
de boom
A
tree
2
Q
de buur
A
neighbor
3
Q
de telefoon
A
telephone
4
Q
het adres
A
address
5
Q
het adreskaartje
A
business card
6
Q
het appartement
A
apartment
7
Q
het nummer
A
number
8
Q
het plein
A
square
9
Q
het stadhuis
A
town hall
10
Q
het telefoonnummer
A
telephone number
11
Q
juist
A
right
12
Q
rustig
A
quiet
13
Q
weten
ik weet, je weet, hij weet
A
to know
14
Q
geven
ik geef, je geeft, hij geeft
A
to give
15
Q
ik weet het (niet)
A
I (don’t) know