Deel 3 Flashcards

1
Q

3 basisprincipes van evenwichtige voeding:

A

Evenwicht
Variatie
Gematigdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel kcal bevat water?

A

<5kcal/ 100ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent van ons lichaam bestaat uit water?

A

65%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel water moet je gemiddeld per dag drinken?

A

1,5 liter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Criteria voor drinken:

A

Voorkeur: water
Middenweg: koffie, thee, light frisdrank
Restgroep: > 5 kcal/100ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Criteria voor graanproducten:

A

Voorkeur: <30 EN% vet + > 1,5g vezels/100kcal
Middenweg: <30 EN% vet + < 1,5g vezels/100kcal
Restgroep: >30 EN% vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel groente heeft men nodig?

A

300 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Criteria van groenten:

A

Voorkeur: <30 EN% vet (toegevoegd vet)
Middenweg: >30 EN% vet
Restgroep: Kant en klare groenteburgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bevat fruit?

A

Voedingsvezels, koolhydraten, vitaminen, mineralen, water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel stuks fruit moet men op een dag eten?

A

2-3 stuks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Criteria van fruit:

A

Voorkeur: >1,5g vezels/100 kcal
Middenweg: <1,5 g vezels/ 100kcal
restgroep: indien aanbreng vit en min te laag is om fruit te vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zit melk in?

A

Melk, yoghurt, karnemelk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel melk moet men op een dag drinken?

A

3-4 glazen halfvolle melk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekend 40+ op een kaas?

A

40% van de droge massa is vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Criteria voor melk:

A

voorkeur: >75 mg Ca/100g + <30 EN% vet
Middenweg: >75 mg Ca/100g + > 30 EN% vet zonder suiker
OF >75 mg Ca/100g + < 30 EN% vet MET suiker
Restgroep: <75mg Ca/100g Of 30EN% vet met suiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Criteria voor kaas:

A

Voorkeur: <40% vet op droge stof
Middenweg: >40% vet op droge stof

17
Q

Wat is de behoefte aan vlees,vis, eieren?

A

100g/dag

18
Q

Criteria vlees:

A

Voorkeur:
Middenweg: <30EN% vet en vleeswaren
Restgroep: >30EN% vet en vleeswaren

19
Q

Benoem enkele smeervetten:

A

Minarine
Margarine
Boter

20
Q

Benoem enkele bereidingsvetten:

A
Olie
Margarine
Boter
Frituurolie
Frituurvet
21
Q

Wat is de behoefte aan smeervet?

A

een mespunt smeervet per snede brood

22
Q

Wat is de behoefte aan bereidingsvet?

A

1 eetlepel bereidingsvet

23
Q

Criteria voor smeer en bereidingsvetten:

A

voorkeur: < 1/3 verzadigde vetzuren tov totaal vet
middenweg: >1/3 verzadigde vetzuren tov totaal vet
Restgroep: Koude en warme geemulgeerde sauzen

24
Q

Kenmerken van intensieve zoetstoffen:

A

HOgere zoetkracht
Calorie-arm
Niet-cariogeen

25
Q

Kenmerken van extensieve zoetstoffen:

A

Suikeralcoholen
Calorie-rijk
Niet-cariogeen
Laxeren, winderigheid, opgeblazen gevoel

26
Q

Wat is een gezond BMI?

A

tussen de 18-25

27
Q

Wanneer spreken we van obesitas?

A

> 30 BMI

28
Q

Wanneer spreken we van morbide obesitas?

A

> 40 BMI

29
Q

Wat zijn probiotica?

A

Levende organismen die hetzelfde soort effect hebben als de darmbacterieen

30
Q

Wat zijn prebiotica?

A

Niet verteerbare levensmiddeleningridienten.

Stimuleren selectief een of meerdere soorten bacterieen in de dikke darm

31
Q

Wat is de meest voorkomende prebiotica?

A

Koolhydraten.