Deel 3 Flashcards
the frying pan

de (braad)pan
de (braad)pannen
The casserole pot

de (stoof)pot
de (stoof)potten
the gourmand
de bourgondiër/s
the werker
de werker/s
the herb bouquet

het kruidentuiltje
de kruidentuiltjes
the vinegar

de azijn

de olie

de mosterd
the cloves

de kruidnagel

de stroop
de siroop
the noise
het lawaai
the stew

het stoofvlees
friendly/unfriendly
vriendelijk/onvriendelijk
open/closed
open/gesloten
polite/rude
beleefd/onbeleefd
serious/happy
ernstig/vrolijk
organised/chaotic
georganiseerd/chaotisch
stupid
intelligent/smart
dom
intelligent/slim
chauvanistic
chauvinistisch
punctual
stipt
stingy
gierig
klaarmaken in hete olie of boter in een pan (vlees, vis, aardappelen) of in de oven (brood, cake, koekjes)

bakken
ik bak
bakte(n)
(hebben) gebakken
een groot stuk vlees of vis, of een kip klaarmaken in de oven

braden
ik braad
braadde(n)
(hebben) gebraden
to pour

gieten
ik giet
goot (goten)
hebben gegoten









